De VN-conferentie over klimaatverandering Cop25 is uiteindelijk Flop25 geworden. Massa’s mensen (27000) uit 190 landen zijn er de halve en hele wereld voor overgevlogen, gevaren en getreind. In Madrid stapten een half miljoen mensen op om klimaatrechtvaardigheid te eisen. Bovendien heeft het een massa geld gekost, 100 miljoen dollar. Uiteindelijk heeft de berg een zeer kleine muis gebaard. Het doel is volledig gemist, alle moeilijke beslissingen die er moesten en zouden genomen worden zijn omzeild, uitgesteld en vooruitgeschoven naar 2020. Alle groene geloofsbrieven, belijdenissen, charters, declaraties, manifesten en uitspraken ten spijt is er uiteindelijk niets, of oh zo weinig, uit de bus gekomen. “We hebben een kans gemist”, zegt VN-secretaris-generaal Antonio Guterres daarover.
Niet dat er geen urgentie is: de huidige concentratie koolstofdioxide in de atmosfeer bedraagt 411 delen per miljoen – de hoogste in de menselijke geschiedenis – maar het heeft geen indruk gemaakt op de grootste vervuilers. De kloof met de kwetsbare landen is zodanig groot dat een consensus vinden onmogelijk was. Het resultaat is een vage overeenkomst waarin “de dringende noodzaak” tot vermindering van de klimaatveranderende emissies voor de zoveelste maal werd herhaald. Te weinig, te laat en te ver verwijderd van de kalender met precieze toezeggingen die van de onderhandelaars werd verwacht.
De grootste struikelstenen
De meest opvallende mislukking is die over de zogenaamde ‘Koolstofmarkt’. Koolstofdioxide of CO2 wordt onder andere geproduceerd bij de verbranding van fossiele brandstoffen. CO2 is het belangrijkste broeikasgas en heeft wereldwijde gevolgen voor de klimaatopwarming van de aarde. Tweeëntwintig jaar geleden, op de Cop3 van Kyoto werd de magische truc van de emissierechtenmarkt opgezet die onder meer bepaalt dat een land dat te veel CO2 produceert kredieten kan kopen van een ander land dat onder zijn toegestane limieten blijft. Door die hypocriete kunstgreep kunnen de landen die grotendeels verantwoordelijk zijn voor het vervuilen van de planeet dat gewoon blijven doen. Het volstaat wat koolstofkredieten te kopen van landen die onder hun emissierechten zitten. De boekhouding klopt, het lijkt alsof er iets gebeurt aan de overeengekomen limieten maar ondertussen wordt er evenveel CO2 uitgestoten. Op de Cop25 moest de berekeningsmethode van de kredieten opnieuw vastgesteld worden, maar het bleek onmogelijk om tot een akkoord te komen.
Er is ook geen of weinig vooruitgang geboekt met het Warsaw International Mechanism (WIM), een procedé dat landen die het meest worden blootgesteld aan de klimaatverandering moet helpen om het verlies en de schade die ze daardoor ondervinden af te wenden, aan te pakken en te minimaliseren.
In de “kleine lettertjes” van een addendum bij de de Overeenkomst van Parijs staat dat “artikel 8 van de Overeenkomst geen betrekking heeft op of een basis vormt voor enige aansprakelijkheid of schadevergoeding.” Met andere woorden, de ontwikkelde landen kunnen niet verantwoordelijk of aansprakelijk worden gesteld voor de verliezen en schade die de ontwikkelingslanden hebben, ondervinden of zullen ondervinden. Die regel willen de industriële landen graag opgenomen zien in de Overeenkomst zelf. Het zou het echter onmogelijk maken voor de landen om financiële steun te zoeken bij ontwikkelde landen. In Madrid geraken ze het niet eens hoe de 50 miljard dollar toe te wijzen die daarvoor nodig zijn.
De vijanden van het klimaat
Landen als Brazilië, Saoedi-Arabië, Australië, Rusland, India, China en Zuid-Afrika belemmeren om diverse redenen de voortgang van de onderhandelingen. Naast het verschil tussen “traditionele” en “opkomende” vervuilers, heb je ook nog het geval van de Verenigde Staten. Het besluit van president Donald Trump om uit het Akkoord van Parijs te stappen gaat pas in op 4 november 2020, de dag na de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Maar tot dan zal Washington regelmatig deelnemen aan internationale topontmoetingen over klimaatverandering en, waar mogelijk, zijn belangen verdedigen.
Volgens Harjeet Singh, specialist klimaatverandering bij ActionAid, een internationale ngo die zich inzet voor een wereld vrij van armoede en onrecht, willen de VS de ontwikkelingslanden de arm omwringen. Als die een besluit willen over een proces van verlies en schade dat mensen kan helpen, dienen ze ermee in te stemmen dat de VS een zetel aan tafel blijven houden, ook nadat ze het Akkoord van Parijs hebben verlaten. En, nog erger, ze moeten ervoor zorgen dat de ontheffing van aansprakelijkheid wordt uitgebreid tot de Verenigde Staten en hun vervuilende industrieën. “Dit is het ergste wat ik de afgelopen tien jaar bij de onderhandelingen heb gezien. Het kan niet erger worden dan dat. Het is pesten op het hoogste niveau, waarbij de Verenigde Staten, die niet voldoen aan hun emissiedoelstellingen, geen geld geven aan het Groene Klimaatfonds, en niet eens een systeem laten ontstaan dat mensen die nu geconfronteerd worden met een klimaatcrisis kan helpen”, besluit Harjeet Singh
De vertegenwoordiger van Tuvalu, een kleine eilandstaat in Oceanië, omschreef het zo: “Ontkennen dat er landen zijn die al lijden onder de klimaatnoodtoestand kan worden beschouwd als een misdaad tegen de menselijkheid.”
Een nieuwe ronde in 2020
Er is geen wereldwijde overeenkomst en de wereld zal zich moeten tevreden stellen met enkele compromissen. De Europese Unie is er samen met de kleine eilandstaten in geslaagd om een intentieverklaring te organiseren, waarbij 84 landen zich ertoe verbinden om binnen het komende jaar nieuwe bindende nationale plannen voor emissiereductie te presenteren. Dat mag dan wel een eerste stap lijken maar de Verenigde Staten, China, India en Rusland, die samen verantwoordelijk zijn voor ongeveer 55% van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen maken geen deel uit van de EU en zijn ook geen betrokken partij.
Een ander kort moment van optimisme op de Cop was er toen het Deense parlement een nieuwe klimaatwet stemde, waarin een wettelijk bindend doel werd gesteld om de emissies tegen 2030 tot 70 procent onder het niveau van 1990 terug te brengen.
De tweespalt was enorm. Wetenschappelijke studies die op de Top van Madrid zijn gepresenteerd, hebben aangetoond dat de uitstoot van broeikasgassen sinds 2015 met 4 procent is toegenomen en dat we deze de komende tien jaar met 7 procent per jaar zullen moeten verminderen om aan de doelstellingen te geraken. Maar uiteindelijk is het resultaat dat alles wordt verschoven naar de volgende Klimaatconferentie in 2020 in Glasgow.
Alle ogen zijn nu gericht op het Verenigd Koninkrijk, waar de nieuw verkozen conservatieve regering onder grote internationale druk zal staan om haar eigen klimaatplannen op orde te krijgen en een succesvolle Cop te organiseren. Tegelijkertijd zal de Britse regering vastzitten in de onderhandelingen met de EU over haar toekomstige betrekkingen na Brexit. Of er veel energie zal overblijven om de klimaatconferentie succesvol te maken kan betwijfeld worden. De sterren in Glasgow zullen in een bijzonder gunstige stand moeten staan.
In september 2020, twee maanden voor de klimaatconferentie van Glasgow, is er een EU-China Top gepland in het Duitse Leipzig. Hopelijk hebben de EU-27 tegen dan de ‘nul-koolstof in 2050’ doelstelling van de ‘Green Deal’ vastgelegd (maar voor Polen wordt dan wel weer een uitzondering gemaakt: dat mag zijn eigen tempo bepalen). Liefst moet de ratificatie ervan enkele maanden eerder gebeuren. Er moet immers voldoende diplomatieke tijd, en middelen worden ingezet om de grootste vervuiler ter wereld ervan te overtuigen zijn eigen klimaatbeloften te verbeteren. Als dat niet lukt is er veel kans dat de Cop26 van november 2020 even teleurstellend wordt als de Cop25.
En tenslotte, één dag voor de Cop26 worden de Amerikaanse presidentsverkiezingen gehouden. Als Donald Trump een tweede ambtstermijn krijgt is de uitstap van de VS uit het Klimaatakkoord een feit. Belangrijke vervuilers zoals de VS, Australië en Brazilië staan vijandig tegenover een internationale klimaatactie. Er hangt dan ook veel af van China en de EU om de dynamiek van het Akkoord van Parijs te kunnen aanhouden.