Jacques Chirac heeft zijn herverkiezing als president van Frankrijk zonder enige twijfel te danken aan de linkse kiezers. Hun grondige afkeer van ‘le facho’ Jean-Marie Le Pen was grondig genoeg om massaal naar de stembus te gaan en er met dichtgeknepen neus voor ‘l’escroc’ Chirac te stemmen. Chirac die alle samenwerking met uiterst-rechts afwijst. Maar is dat wel zo? Want in de aanloop naar de parlementsverkiezingen bleken veel kandidaten van zijn rechts blok de mening toegedaan dat een ‘facho’ beter is dan een linkse.
Een belangrijk deel van de Franse rechterzijde heeft altijd al iets dubbelzinnig gehad tegenover uiterst-rechts. In confrontaties met links deed rechts soms een beroep op uiterst-rechtse compagnons. Charles Pasqua, jarenlang een boegbeeld van het gaullisme en nu leider van het RPF (Rassemblement pour la France), haalde in 1968 uiterst-rechts binnen om zijn stoottroepen te vormen: de beruchte SAC (Service d’Action Civique) die linkse betogingen en stakingen moest breken. Alain Madelin, leider en presidentskandidaat van ‘Démocratie Libérale’, wiens partij talrijke ministerposten bekleedt, komt uit het uiterst-rechtse ‘Occident’ dat ook verscheidene andere kaderleden van ‘respectabel rechts’ leverde. Na de regionale verkiezingen van 1998 kwam er in vijf regionale raden een feitelijke alliantie tussen rechts en uiterst-rechts: het FN van Le Pen hielp vijf rechtse kandidaten aan het voorzitterschap, ook al hadden de nationale leidingen dat afgewezen.
De dubbelzinnigheid bestaat er ook in dat rechts thema’s van uiterst-rechts overneemt, zoals in de voorbije campagne voor de presidentsverkiezingen waarin alles om ‘veiligheid’ draaide – maar ook de sociaal-democratie en de ex-linkse Jean-Pierre Chevènement deden daaraan mee. Daarin gesteund door enkele grote tv-zenders, TF1 voorop, die in de maanden vóór de presidentsverkiezingen ineens ontzettend veel aandacht besteedden aan allerlei incidenten die moesten aantonen dat het dagelijks leven in Frankrijk levensgevaarlijk is. Dat een gevoel van onveiligheid kan ingegeven zijn door werkloosheid en zeer onzekere werksituaties werd aan uiterst-links overgelaten.
Rechts wil nog een stuk verder gaan met de ‘flexibilisering’ van het werk, wat betekent nog grotere werkonzekerheid. De patronale organisatie Medef wil een ‘sociale herstichting’, rechts wil die realiseren. Daarom wil Chirac een solide parlementaire meerderheid. Niet alleen solide in aantal, maar ook in cohesie. In de campagne voor de presidentsverkiezingen is in allerijl een nieuwe politieke formatie opgericht, de ‘Union pour la majorité présidentielle’ (UMP). Het gaat in feite om de RPR van Chirac zelf die de rest van rechts zoveel mogelijk opslorpt. Alleen een deel van de centrumrechtse UDF rond presidentskandidaat François Bayrou biedt enige weerstand.
Die UMP moet een dam opwerpen tegen uiterst-rechts. Zou moeten, want Serge Lepeltier, als "président délégué" de nummer één van de RPR en lid van de leiding van de UMP, zei wat veel rechtse leiders denken: rechts moet in de eerste plaats links verslaan. In kiesdistricten waar in de tweede ronde een uiterst-rechtse kandidaat kans maakt tegen een linkse kandidaat, moet de kandidaat van rechts zich toch handhaven, ook al zou hij/zij daarmee de zege van uiterst-rechts mogelijk maken. (De verkiezingen gebeuren in twee rondes. Er is één zetel per kiesomschrijving. De kandidaten die boven een kiesdrempel uitkomen mogen zich handhaven voor de tweede ronde, ze kunnen zich ook terugtrekken al dan niet ten voordele van een andere overgebleven kandidaat).
Zo was Georges Ginesta, voorzitter van de RPR voor de regio Provence-Côte d’Azur, er als de kippen bij om Lepeltier bij te treden. Ginesta is een van de vele rechtse leiders die een pathologische haat koesteren tegen al wat of wie links is en die uiterst-rechts ver boven links verkiezen. Hun houding is niet ondubbelzinnig door de andere nationale leiders van rechts tegengesproken, de dubbelzinnigheid blijft bestaan.
Links
De partijen die deel uitmaakten van de regering Jospin, trokken de parlementsverkiezingen in als ‘la gauche unie’ (verenigd links), in plaats van ‘la gauche plurielle’, (meervoudig links), de formule van de regeringscoalitie.
Echt verenigd is links niet. In de meeste districten droegen de socialistische PS, de communistische PCF, de Verts (groenen) en soms ook nog de "Radicalen" (links-liberalen) een eigen kandidaat voor. Tot een ernstige analyse van de nederlaag in de presidentsverkiezingen zijn die partijen nog niet toegekomen, ze beperken zich in grote lijnen tot de vaststelling dat ze iets meer de eigen linkse identiteit moeten onderstrepen zodat het verschil met rechts toch wat duidelijker wordt. Niet iedereen trekt die conclusie. Bij de PS vinden Laurent Fabius en vooral Dominique Strauss-Kahn dat de PS haar sociaal-democratische ‘verankering’ moet beklemtonen.
Verscheidene communistische gekozenen hebben intussen een oproep gelanceerd voor een buitengewoon congres van hun partij. In hun oproep maken ze een negatieve balans op van de regeringsdeelname. Ze verwijten de partij onder meer te hebben meegewerkt aan de ontmanteling van de openbare diensten en aan de ‘lepennisering’ van de geesten.
Buiten ‘la gauche unie’ is er ook nog uiterst-links dat in de meeste districten kandidaten voordroeg en onderling ook niet verenigd is. Lutte Ouvrière (LO) van Arlette Laguiller wees de voorstellen af van de Ligue Communiste Révolutionaire (LCR) om gezamenlijk naar de verkiezingen te gaan en zo het elan van de presidentsverkiezingen te bevestigen. Laguiller en Besancenot, kandidaat van de LCR, haalden samen tien procent van de stemmen. LO en LCR waren in 1999 wel samen naar de Europarlementsverkiezingen getrokken en haalden er toen vijf gekozenen.
Tenslotte trok ook de Pôle Républicain van Chevènement afzonderlijk naar de verkiezingen. Die wou best samenwerken met la gauche unie, maar de PS stuurde Chevènement wandelen. Diens poging om boven links-rechts een jacobijnse pool op te richten, lijkt volledig mislukt. De meeste rechtse deelnemers aan die poging hebben afgehaakt omdat de chef bij links aanklopte. Verscheidene kopstukken van zijn eigen partij, de MDC (Mouvement des Citoyens) zien het ook niet meer zitten, zodat dit hoofdstuk wel lijkt afgesloten.
(Uitpers, juni 2002)