We zien het rondom ons of maken het zelf mee: De huidige generatie van twintigers en dertigers heeft het volgens diverse gegevens materieel minder goed dan die van haar ouders. Vele werknemers van die generatie zitten in precaire situaties, tijdelijke en deeltijdse contracten, interims… ze werken tegen lagere lonen en moeten optornen tegen een steeds hogere werkdruk.
Deze “flexibiliteit” van de arbeid leidt er ook toe dat ze zich minder dan vroeger in groep organiseren, dat de syndicale druk zwakker wordt en de druk op de lonen daarmee nog groter.
Een socioloog van de National Foundation for Political Science in Londen, Louis Chauvel, heeft er een mediatieke naam voor bedacht: de babylosers, in tegenstelling tot de na de Tweede Wereldoorlog geboren babyboomers die in de loop van hun actief leven hun welvaart zagen toenemen. Tenminste als ze niet tot een categorie behoorden die uit de boot van de welvaart viel.
Duizend euro
Omdat het verschijnsel zo sterk toeneemt, zijn er in diverse landen al benamingen voor deze generatie bedacht. De “iPod” in het Verenigd Koninkrijk: ‘Insecure, Pressured, Overtaxed and Debt” (Onzeker, onder druk, zware belastingen, beladen met schulden). In Spanje heeft men ongeveer dezelfde benaming als in Italië, de ‘Mileuristas’ of degenen die hoogstens 1.000 euro per maand inkomen hebben – een steeds groter percentage van twintigers en dertigers. In Italië gebruiken ze ook de term ‘bamboccioni’, twintigers en dertigers die nog bij de ouders hun intrek hebben omdat ze het zich niet kunnen veroorloven alleen te gaan wonen. De Fransen hebben het gewoon over de ‘Génération P”, de generatie P van precair. Het succes in de peilingen van de trotskist Olivier Besancenot heeft voor een groot deel te maken met het feit dat hij en zijn partij, de LCR, zeer zwaar het accent leggen op die “précarité”.
Klassenstrijd
Achter al deze “leuke” benamingen schuilt éénzelfde realiteit: dit gaat niet om een generatieconflict of –kloof, dit gaat om klassenstrijd. In naam van de verdediging van het concurrentievermogen in een gemondialiseerde economie, zetten de patroons jongere werknemers steeds zwaarder onder druk om slechtere arbeidsvoorwaarden te aanvaarden. De kapitalistische uitbuiting neemt daarmee toe. De daarmee gepaard gaande individualisering van de arbeid maakt actieve solidariteit moeilijker.
De keerzijde is natuurlijk dat de koopkracht van die precaire categorieën lager ligt en dat dit een weerslag heeft op de vraag in eigen land. Het ligt niet alleen aan het weer dat er in de lente minder is gekocht en dat de solden overvol zitten.
Freddy De Pauw
(Uitpers, nr 100, 9de jg., juli-augustus 2008)