De Europese Unie ontwikkelt zich doorheen crisissen. Zo is het steeds geweest: wanneer de tegenstellingen te groot worden ontstaat een crisis die achteraf de vroedvrouw blijkt te zijn van nieuwe ontwikkelingen. Zal de financiële crisis de Europese Unie ditmaal een nieuwe dynamiek geven en helpen zich over de impasse van het Verdrag van Lissabon heen te tillen?
Het begon slecht. De Europese leiders reageerden in verdeelde slagorde toen de paniek op de internationale financiële markten toesloeg na het faillissement van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers op 15 september.
In België maakten we het mee van op de eerste rij. In de crisis rond Fortis stonden België en Nederland met getrokken messen tegenover elkaar. Met Dexia leek het opeens oorlog tussen België en Frankrijk.
Elders in Europa bakten vooral de Ieren het bruin, momenteel toch al niet erg populair in Europese kringen. Op 4 oktober gaf de Ierse regering een onbeperkte blanco waarborg op alle deposito’s bij de zes Ierse banken. De Britse premier Gordon Brown ontplofte toen hij het nieuws hoorde op de radio: Britse spaartegoeden dreigden massaal over te steken naar Ierland. “Ierland moet aantrekkelijk blijven voor zaken“, antwoordde de Ierse minister van financiën laconiek.
Van gezamenlijk Europees optreden, laat staan solidariteit, was in die septemberdagen geen sprake.
De schuld van Amerika?
Europa wees met een beschuldigende vinger naar Amerika. Daar was het allemaal begonnen. Omdat de Amerikaanse zakenbanken aan minder regels onderworpen zijn dan depositobanken hebben ze over de plas onverantwoorde risico’s genomen.
Maar de waarheid is dat ook de Europese financiële instellingen boter op het hoofd hebben. Ook hun boeken zijn gevuld met waardeloze effecten. Het Zwitserse UBS kocht voor tientallen miljarden dollar Amerikaanse rommelhypotheken. Fortis had voor meer dan 10 miljard vergiftigde effecten in de boeken staan (de Belgische belastingbetaler blijft zitten met een vierde van deze waarloze portefeuille). Dexia zat via FSA eveneens met een pak waardeloze afgeleide producten. Idem dito voor de bank van de Duitse deelstaat Beieren. Enz.
Bovendien werkten de Europese ‘depositobanken’ veel met kapitaal verzameld via korte termijnleningen, in de plaats van met deposito’s van klanten, waardoor hun balansen erg kwetsbaar bleken toen nieuwe kredieten moeilijker te krijgen waren.
Het Duitse Hypo leende voor acht keer het bedrag van haar deposito’s. Ook Fortis en Royal Bank of Scotland bouwden een enorme schuld op om de aankoop van ABN Amro te financieren.
Volgens krantenberichten steunden Europese banken tweemaal zo veel op geleende kapitalen dan hun Amerikaanse partners. In het vierde kwartaal van 2008 moeten zij 375 miljard dollar herfinancieren, en in het eerste kwartaal van 2009 339 miljard dollar. Volgens berekeningen van Floyd Norris werkten de Duitse banken het meest van allemaal met geleend kapitaal uitgedrukt in verhouding tot hun kapitaalbasis: de ‘hefboomratio’ die hij berekende voor Duitse banken is 52, te vergelijken met 12 voor de VS. Het Duitse Handelsblatt schreef dat “de vreselijkste financiële massavernietigingswapens afkomstig waren van de City of London en Frankfurt”.
G4
Maar het was wel gemakkelijk met een beschuldigende vinger naar Amerika te wijzen om de problemen in Europa te ontkennen. De Europese machteloosheid en verdeeldheid werd spectaculair duidelijk met de mislukking van het initiatief van de Franse president Nicolas Sarkozy. Hij riep als voorzitter van de Europese Unie op 4 oktober in Parijs een “G4” samen: de vier lidstaten van de Europese Unie (EU) die deel uitmaken van de G8 (Frankrijk, Duitsland, Italië en Groot-Brittannië), plus vertegenwoordigers van de Europese instellingen. De vergadering werd een flop. De Duitse bondskanselier Angela Merkel wilde niet horen van een Europees fonds op het model van het 700 miljard dollarfonds van de Amerikaanse regering.
Oorspronkelijk lijkt het idee voor dit fonds gekomen te zijn van de Nederlanders: elke lidstaat zou een bedrag reserveren gelijk aan 3% van het Bruto Binnenlands Product, en dit geld aanwenden volgens regels afgesproken op Europees niveau.
De Franse minister van financiën Christine Lagarde liet enkele dagen voor de G4 al een ballonnetje op in de Duitse zakenkrant Handelsblatt: “Wat doen we als een kleinere lidstaat van de EU geconfronteerd wordt met een dreigende ineenstorting van een bank? Misschien heeft dat land niet de middelen om de bank te redden.”
Vóór de G4 ontmoetten Angela Merkel en Nicolas Sarkozy elkaar in Colombey-les-Deux-Eglises. Angela Merkel kreeg er enkele symbolische toegevingen: op de G4 zou niet gesproken worden over een “Europese doctrine”, maar over een “gereedschapskist” waaruit iedere lidstaat kan putten naargelang de kenmerken van de eigen situatie.
Het mocht allemaal niet baten: met een brutaal “nein” kelderde Merkel het idee van een Europees fonds.
Amerika en Europa
Om de discussie te begrijpen moeten we even het kader schetsen. De financiële crisis wordt dikwijls omschreven als een liquiditeitscrisis: het vertrouwen tussen de banken is zoek, en daarom willen ze elkaar geen geld meer lenen. De financiële aders van de economie verstoppen, en gans het economisch lichaam dreigt ziek te worden. Achter de liquiditeitscrisis zit echter een solvabiliteitscrisis. Er zijn immers redenen waarom de banken elkaar niet meer vertrouwen: veel banken zitten met rommeleffecten op hun balansen, en niemand weet precies hoe groot die zijn, en welke banken ermee zitten.
De centrale banken (in de Verenigde Staten de Federale Reserve van Ben Bernanke, in de EU de Europese Centrale Bank van Jean-Claude Trichet) kunnen echter niet investeren in de kapitaalstructuur van de financiële instellingen: zij kunnen wel geld pompen in het financiële systeem door het toestaan van leningen, maar zij kunnen geen kapitaalparticipaties nemen in financiële instellingen om de balansen aangetast door rommeleffecten te versterken.
Het mandaat van de Europese Centrale Bank is nog een stuk beperkter dan dat van de Fed: zij kan enkel liquiditeiten ter beschikking stellen van de financiële markten. Rechtstreeks geld ter beschikking stellen van andere bedrijven dan banken, zoals de Fed sinds kort doet, mag zij niet.
Het 700 miljard dollar fonds in de VS was dus geen initiatief van de Federale Reserve maar van het Ministerie van Financiën (de Treasury) van Henry Paulson. Maar de Europese Unie heeft geen “Ministerie van Financiën”. Het heffen van belastingen en de begrotingspolitiek is een taak van de lidstaten. De oprichting van een gemeenschappelijk Europees fonds gevoed door de nationale begrotingen zou daarom een kleine revolutie betekenen in de Europese constructie.
Angela Merkel wilde van geen Europees fonds horen. Geen Duits geld voor Europese armoezaaiers. De Duitse Minister van Financiën Peer Steinbrück verklaarde: “De kanselier en ikzelf verwerpen een Europees schild want wij Duitsers willen niet storten in een grote pot waarover wij geen controle hebben zodat we niet weten hoe het Duitse geld zal gebruikt worden“. Ook van een gemeenschappelijke Europese strategie wilde Merkel aanvankelijk niet weten: iedere lidstaat moest de problemen geval per geval aanpakken. Samen met de Britse premier Gordon Brown vormde Merkel op de G4 in Parijs front tegen een Europees optreden. De Franse president stelde nog de oprichting voor van een crisiscel samengesteld uit de toezichthouders op de banken, de centrale banken en de ministers van financiën, maar ook dat voorstel ving bot.
Zolang de grootste Europese economie (Duitsland) en het grootste financieel centrum (Londen) niet mee wilden kon de Nicolas Sarkozy enkel mist te spuiten (er zou van een Europees fonds nooit sprake zijn geweest).
De irritatie over het botte “nein” van Merkel was in Europese kringen groot.
Hypo Real Estate
De schadenfreude in de andere lidstaten stond in verhouding tot deze irritatie toen Merkel hetzelfde weekend bij haar thuiskeer geconfronteerd werd met een grote crisis in de vorm van het dreigende faillissement van Hypo Real Estate, de vierde bank van Duitsland. Merkel kondigde in flagrante tegenspraak met haar pleidooi voor oplossingen geval per geval een onbeperkte staatswaarborg aan voor alle deposito’s in Duitse banken. Dat zette de andere lidstaten onder druk om soortgelijke waarborgen te geven om te beletten dat deposito’s zouden wegstromen naar Duitsland. Duitsland deed nu hetzelfde als Ierland, de slechtste leerling uit de Europese klas.
Een gemeenschappelijk Europees optreden drong zich op. Op 7 oktober namen de EU ministers van financiën het initiatief samen de waarborg voor banktegoeden te verhogen. Het vastleggen van een precies bedrag voor de waarborg lukte niet omdat kleinere lidstaten niet de nodige financiële slagkracht hadden. De geldende waarborg van 20.000 euro werd naar 50.000 euro opgetrokken, met dien verstande dat lidstaten hoger mochten gaan, waarop een aantal lidstaten hun waarborg prompt optrokken tot 100.000 euro.
Op 8 oktober verlaagden wereldwijd vijf grote centrale banken gelijktijdig hun rentevoet. Voor de Europese Centrale Bank (ECB) betekende dit een radicale ommezwaai. Maandenlang had de ECB haar rentevoet hoog gehouden om de lonen onder druk te zetten, hoewel al lang duidelijk was dat de economische conjunctuur aan het draaien was. Nu de financiële sector in de problemen kwam was een renteverlaging plots geen probleem meer. De brutale draai werd gecamoufleerd met de “bescherming van de kleine spaarder” en de dreiging van een “systeemcrisis”.
Het uur van Gordon Brown
Diezelfde 8 oktober lanceerde Gordon Brown zijn reddingsplan voor de Britse banken. De Britse regering zou overheidsparticipaties te nemen in bedreigde banken (de banken ‘nationaliseren’), en een staatswaarborg geven aan leningen tussen banken. Het plan veroorzaakte heel wat deining in de media: het Verenigd Koninkrijk, het vleesgeworden neoliberalisme, “nationaliseerde” banken!
Brown was tot het besef gekomen dat de benadering van de Amerikaanse Minister van Financiën Paulson niet volstond. Die wilde de kapitaalsbasis van de financiële instellingen versterken door rommelhypotheken en dergelijke over te kopen. Maar als je die waardeloze effecten koopt aan hun boekhoudkundige waarde help je de banken niet vooruit, en als je meer betaalt geef je de indruk de banken een cadeau te geven op kosten van de belastingbetaler. Het bepalen van de juiste waarde van de rommeleffecten dreigde bovendien een aanslepend verhaal te worden. Daarom meende Brown dat het efficiënter was kapitaalsparticipaties te nemen in de banken. De Britse overheid zou preferentiële aandelen krijgen die recht geven op een vaste interestvoet (geen dividend), maar zonder stemrecht (1). Brown zou wel toezicht willen uitoefenen op de verdiensten van het topmanagement, en een veto kunnen uitspreken tegen een te avontuurlijk schuldbeleid. Wanneer de financiële instellingen weer gezond zijn worden zij terug “geprivatiseerd”.
Brown stelde voor dat alle Europese landen soortgelijke maatregelen zouden nemen. Hij werd de volgende dagen door de Europese leiders gevolgd, en later ook door de Amerikaanse regering, tot meerdere eer en glorie van de Europese leiders. Stel je voor: Europa dat Amerika leert hoe je kapitaalmarkten moet redden!
De Eurogroep
De staatshoofden en regeringsleiders van de Eurozone vergaderden op zondag 12 oktober in Parijs, samen met Jean-Claude Trichet, de voorzitter van de Europese Centrale Bank, Jose Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, en Jean-Claude Juncker, de voorzitter van de Eurogroep. Nog nooit was in die samenstelling vergadert: Duitsland heeft zich steeds verzet tegen een “economische regering” in de Eurozone. Dankzij de financiële crisis haalde Sarkozy nu zijn slag thuis. Ook de Britse premier Brown was in Parijs uitgenodigd, hoewel het Verenigd Koninkrijk geen deel uitmaakt van de Eurozone, ironisch genoeg op aandringen van Brown zelf toen die nog Minister van Financiën was.
De Eurogroep besliste in navolging van het Britse voorbeeld tot kapitaalinjecties in noodlijdende banken, in ruil voor een zeker toezicht op het beheer en op de vergoedingen voor het topmanagement, al werd dit niet precies omschreven. Om de liquiditeit op de kapitaalmarkten te herstellen garanderen de Europese leiders zoals Brown eerder deed leningen tussen banken. De banken betalen voor deze staatswaarborg een vergoeding aan de marktprijs.
Na het weekend kondigden de verschillende lidstaten maandag hun concrete plannen aan binnen deze gemeenschappelijke Europese aanpak. Van een gemeenschappelijk Europees fonds was nog steeds geen sprake, maar de gemeenschappelijke strategie moest beletten dat de lidstaten elkaar via hun nationale plannen vliegen zouden afvangen.
Op de Europese Raad van 15 en 16 oktober enkele dagen later in Brussel werd deze benadering door alle 27 lidstaten overgenomen.
De Britse premier Gordon Brown glunderde: hij was de eerste om een doortastend plan te lanceren, en nam met zijn voorstellen de rest van Europa op sleeptouw. Maar een Franse woordvoerder reageerde: “We staan verbaasd hoe Brown zichzelf in het zonnetje zet. Wat hij voorgesteld heeft zat al een hele tijd in de pijplijn“. Nicolas Sarkozy laat niet graag afdingen op de resultaten die hij als voorzitter van de EU uit de brand sleepte, nadat hij ook al scoorde in de Kaukasus. Merkel van haar kant heeft enkele steken laten vallen. Opvallend is de zwakke rol van de Europese Commissie in de crisis (Barroso, Mc.Creevy, Kroes). De Europese Centrale Bank is meer op de voorgrond getreden.
Missie vervuld?
“Missie vervuld” voor de Europese Unie? “Europa, het verenigde Europa, heeft in bedragen uitgedrukt meer gedaan dan de Verenigde Staten“, verklaarde een trotse Sarkozy op 13 oktober. Een week later verheugde hij zich dat Europa eindelijk de economische regering heeft waar het al zo lang op wacht. Maar wat is de balans als we de feiten op een rijtje zetten?
De Europese Unie is er na enkele aarzelingen in geslaagd met één stem te spreken, en het kader te scheppen om de banken en andere financiële instellingen (voorlopig) te redden. De lidstaten lieten zich na enig aarzelen door de crisis niet uit elkaar spelen. Europese heilige koeien zoals het concurrentiebeleid, beperkingen op overheidshulp en strikte begrotingsnormen gingen vlot de koelkast in nu hogere financiële belangen op het spel stonden. De belangrijkste rol van de Europese Commissie in gans de crisis bestond erin te verzekeren dat zij geen stokken in de wielen zou steken met Europese regels waar in normale tijden niet aan te tornen valt. De Europese Commissaris voor concurrentie Neelie Kroes verklaarde: “de lopende financiële crisis vormt een bedreiging voor het systeem zelf van de Europese banksector… en in deze context waar het systeem zelf op het spel staat kan het beschermen van deposito’s van gewone klanten en van, bankschulden aan gewone klanten een legitiem onderdeel vormen van het openbaar beleid“. Wanneer bepaalde belangen op het spel staan, verstopt achter de “kleine spaarders”, wordt het concurrentiebeleid soepel aangepast. Neelie Kroes beslist daarover soeverein, zonder enige democratische controle. Jose Manuel Barroso, de voorzitter van de Europese Commissie, deed er nog een schepje boven op: “Onze regels voor concurrentie en overheidshulp zijn reeds een steun. Zij bleken snel, soepel en flexibel genoeg te zijn om dezer dagen hun rol te spelen in de actie.” Barroso bedoelt dat deze regels in de ijskast werden gestoken. Wanneer tienduizenden gezinnen bedreigd worden door werkloosheid wordt echter nooit over een “systeemcrisis” gesproken, noch door Kroes, noch door Barroso, noch bijvoorbeeld door de voorzitter van de Europese Centrale Bank Jean-Claude Trichet. De regels van de interne markt en het rentebeleid zijn dan heilig.
Geen structurele maatregelen
De Europese Unie is er dus in geslaagd met één stem te spreken, maar veel verder gaat het voorlopig niet. Volgens sommigen leidt de versoepeling van de Europese begrotingsnormen zelfs tot een ‘nationalisering’ van het economisch beleid, want de concrete invulling van de reddingsplannen voor de financiële sector gebeurt volledig op het niveau van de lidstaten. Van een antwoord dat op het niveau van het kapitalistisch systeem zelf ingrijpt is in de verre verte, ondanks alle woordkramerij, geen sprake.
Zo komt er geen Europees toezicht op de financiële sector. Ondermeer de Belgen eisten een Europese toezichthouder op de banken, maar dit werd afgewezen. Gordon Brown denkt er niet aan Europees toezicht te aanvaarden op zijn City of London. Om de aandacht af te leiden spreekt Brown daarom over de noodzaak van een wereld handelsakkoord en een mondiaal systeem van toezicht, wel wetende dat er mondiaal geen enkele autoriteit is die dwingende regels kan opleggen. Van een gemeenschappelijke Europese toezichthouder die wel tanden zou hebben wil hij niet weten, terwijl de City floreert precies dank zij het gebrek aan toezicht door de Britse overheid.
De uitspraken over beperkingen op de vergoedingen voor het topmanagement mogen met een stevige korrel zout genomen worden. Duitsland wilde het loon voor topmanagers van instellingen die beroep doen op overheidshulp beperken tot 500.000 euro per jaar, maar trok dit weer in toen bleek dat deze topmanagers liever het risico namen geen overheidshulp te vragen dan hun eigen loonzakje in te perken.
Ook met nieuwe regels die zouden worden opgelegd aan de financiële sector loopt het zo’n vaart niet. De Europese Commissie stelt nieuwe boekhoudkundige regels voor, zodat waarden niet onmiddellijk moeten afgeboekt worden wanneer de beurs kortstondig zakt. Prutsen aan de thermometer lijkt het. Verder wil de Commissie aan de verhoogde waarborgen voor bankdeposito’s een wettelijke basis geven door de richtlijn ter zake aan te passen. De Commissie wil ten slotte instellingen verplichten 5% van kapitalen die zij verpakt in waardepapieren plaatsen bij andere instellingen in de eigen boeken te houden, zodat het verpakte risico in de eigen boeken zichtbaar blijft. De Britten verzetten zich echter tegen dit voorstel, dus er zal wel niets van komen.
Het mandaat van de Europese Centrale Bank blijft onaangeroerd. Spreken over democratisch toezicht op het monetair beleid blijft vloeken in de kerk.
Een nieuwe dynamiek voor de EU
Of de financiële crisis de EU na de crisis rond het grondwettelijk verdrag een nieuwe dynamiek zal geven valt af te wachten. De verhoudingen tussen Duitsland, Frankrijk en Groot-Brittannië zijn verschoven, maar blijven onder grote druk staan. Er komen moeilijke onderhandelingen aan over het klimaatbeleid, en vanaf januari is Tsjechië de nieuwe EU-voorzitter.
Hoe dan ook, een sterke Europese Unie is niet automatisch goed nieuws voor de werkende mensen.
Na de financiële crisis komt nu de recessie. De voorzitter van de Eurogroep Jean-Claude Juncker heeft er al op gehamerd dat er geen sprake van kan zijn via een relancepolitiek overheidstekorten op te stapelen. Nu de banken de buit binnen hebben worden de begrotingsnormen plots weer in ere hersteld! Angela Merkel wees op de Europese top iedere verwijzing naar een programma ter ondersteuning van de economische conjunctuur af. Brown zet alles op een wereldhandelsakkoord, terwijl Sarkozy de economische recessie aangrijpt om zijn institutionele agenda naar voor te schuiven (2). Met andere woorden: van een Europees antwoord om de komende recessie te vermijden is geen sprake. Wel kan men er gif op nemen dat de recessie zal aangegrepen worden voor een nieuw soberheidsoffensief tegen de werkende mensen.
(Uitpers, nr 103, 10de jg., november 2008)
Noten:
(1) Het is dus wat overdreven te spreken van “nationalisaties”. De kapitaalsparticipaties die Frankrijk en Duitsland nemen in hun financiële instellingen hebben ook meer weg van obligaties, zonder reële zeggingschap in de “overgenomen” banken, dan van aandelen.
(2) Hij pleit onder meer voor een stabiel voorzitterschap van de Europese Unie zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon; een ‘economische regering’ in de eurozone die hij tot eind 2009 zou voorzitten; maatregelen om Europese bedrijven te beschermen tegen sovereign wealthfunds, wat een versoepeling vereist van de Europese regels over overheidsingrijpen.