De municipalistische schaal
‘Een stad is geen land.’ Dat schrijft stadsonderzoeker Eric Corijn en hij licht dat statement nader toe in zijn recent boek ‘Vlaanderen ontwaakt, tegen de grondstroom’ waarin hij een tegenhegemonisch vertoog houdt om een nieuwe politiek ter linkerzijde te ontwikkelen. [i] Hij vertrekt daarvoor van de constatering dat de periode van de natiestaten die in de 19de eeuw ontstonden voorbij is. Het brede politieke plaatje dat hij in dat boek schetst gaat uit van een meerschalig denken én handelen. Niet in de eerste plaats nationaal dus, maar zowel op grotere (internationale) als kleinere (stedelijke) schaal. Om de huidige neoliberale hegemonie te betwisten, pleit hij voor een Europese stedenpartij met een ecosocialistisch programma. Zijn redenering loopt als volgt: hoewel de politieke organisatie van het samenleven nog steeds vooral gebeurt vanuit nationale en internationale instellingen, verloopt het reële leven van de mensen op veel kleinere schaal. Onderzoek wijst uit dat het dagelijks leven van de meeste mensen zich afspeelt binnen een straal van 30 kilometer, het functioneel stedelijke gebied genoemd. Het gaat dan om een centrumstad samen met de randgemeenten. In Europa telt men zo’n 70 gebieden met meer dan een miljoen inwoners, plus nog enkele tientallen steden van boven het half miljoen. De meerderheid van de Europeanen leeft vandaag in zo’n 500 steden van boven de 150.000 inwoners. Dat stedennetwerk komt nauwelijks in beeld op de mentale kaart van de EU. Het is precies op dat vlak nochtans dat de burgers in hun leefomgeving kunnen worden gemobiliseerd. Dat is de municipalistische schaal en op dat bestuursniveau gebeuren intussen mooie zaken. [ii]
De 99 van Amsterdam
Amsterdam is daarvan een mooi voorbeeld. Intussen vier jaar geleden kwam een progressieve ploeg aan het bestuur in de Nederlandse hoofdstad, die zich aansloot bij het Fearlesss City -netwerk van progressieve steden in Europa. Daarvoor werd de ‘99 van Amsterdam’ opgericht. Het is een doe- en denktank die zich inzet voor een rechtvaardige, duurzame en inclusieve stad door inspirerende mensen, ideeën en initiatieven uit Amsterdam en andere steden in binnen- en buitenland met elkaar te verbinden. De 99 van Amsterdam en Cities for Change worden mogelijk gemaakt door de Gemeente Amsterdam. De naam verwijst naar twee soorten 99. De 99 wijken van Amsterdam waar de Amsterdammers wonen en leven. En de 99 verwijst naar de 99 procent van de wereld, de overgrote meerderheid van de mensen die uitgesloten is van macht. In de naam ligt een rechtvaardig Amsterdam besloten dat de dromen weerspiegelt van de 99 procent in de 99 wijken van Amsterdam.
Verander de wereld, begin bij de stad
In maart 2022 gaven de 99vanAmsterdam een eenmalig municipalistisch magazine uit met de ambitieuze titel ‘Verander de wereld, begin bij de stad. Think global, act local’, citeerde wethouder duurzaamheid en ruimtelijke ordening Marieke van Doorninck deze bekende slogan tijdens het Cities for Change Forum. Dus: verander de wereld, begin bij de stad. Dat is het motto van de 99 van Amsterdam. Het magazine is een uitermate boeiend en fraai in woord en beeld gebracht verslag van de onderzoeken en projecten en andere producten die in de periode van 2019 tot 2021 gelopen hebben waaronder ook de opbrengsten van het internationale Cities for Change Forum in het voorjaar van 2021. Het geeft een inzicht in de mogelijkheden en beperkingen van een andere aanpak van een behoorlijk grote stad in een kapitalistische, geglobaliseerde wereld waar volgens hen toch ‘een sociale, duurzame en democratische economie’ binnen handbereik zou kunnen liggen. Rutger Groot Wassink, wethouder Sociale Zaken, Diversiteit en democratisering van de Gemeente Amsterdam schrijft in zijn hoopvolle inleiding ‘Wij willen dat mensen en toekomstige generaties de wedstrijd winnen’ en hij doelt daarmee op ‘Spelregels voor de economie van de 21ste eeuw’. In zeker zin is Amsterdam, zoals ook steden als Barcelona en Grenoble, een buitenbeentje omdat het over progressieve overheden gaan die die niet (partij)politieke bewegingen van onderuit van mondige burgers uitdrukkelijk in het stedelijk beleid willen betrekken. Michel Bauwens van de p2p-foundation spreekt in dat verband van ‘partneroverheden’ voor wie burgerparticipatie geen loze woorden zijn, maar juist de hoeksteen vormt van een nieuw stedelijk beleid op municipalistische basis. Zoals ook Eric Corijn betoogt is de stad de plek waar de crises in de wereld zich het duidelijkst manifesteren. De stad en de wijken zijn het niveau waarop mensen en hun organisaties zelf weer direct grip op hun leven, hun maatschappij en hun economie kunnen krijgen. En in steden biedt een progressief pragmatisme de politieke basis om concreet te werken aan oplossingen voor de mondiale problemen.
In het magazine wordt geen hoerataal gehanteerd, want het municipalisme vertrekt van op een overheidsschaal die ingebed zit in een nationaal keurslijf. In klimaat, huisvesting, vluchtelingenbeleid en antiracisme voerden progressieve steden als Amsterdam waar mogelijk een gedurfd beleid, al zijn zij in grote mate afhankelijk van de nationale wetgeving. Maar ook op andere terreinen bleek verandering soms moeilijk, en een proces van lange adem. Dat is het huidige politieke speelveld: vol mogelijkheden maar ook vol moeilijkheden. Dat beeld wordt in het magazine geschetst in een zeer heldere mensentaal die focust op concrete en boeiende ervaringen van projecten in Amsterdamse wijken, maar dan telkens geplaatst binnen de ruimere municipalistische context. Dat is uitermate belangrijk omdat goedbedoelde, kleinschalige initiatieven wel eens tot ‘navelstaarderij in het alleen maar eigen straatje’ zou kunnen leiden. Dan wordt het al gauw ‘Verander de wereld, begin bij jezelf’ en dat is een veel smaller, niet-politiek adagio. Het politieke begint juist daar waar de grotere gehelen in beeld komen die als beklemmend worden ervaren en waartegen burgers door zich te verenigen willen ageren. Hier is de bekende uitspraak van Albert Camus. ‘Je me révolte, donc nous sommes’ zeker van toepassing. Van het ‘ik’ naar het ‘wij’ via netwerkvorming.
Rijke inhoud
Dat is ook het adagio ‘Verander de wereld, begin bij de stad’ en dat wordt zeer mooi geïllustreerd in het municipalistisch magazine van De99vanAmsterdam, dat, naast prachtig fotomateriaal, bestaat uit zeven hoofdstukken: na de inleiding ‘Verander de wereld, begin bij de stad’ volgt ‘De ontspoorde wereld’ (De oorzaken waarom de wereld ontspoord is, lijken zo ver van ons bed te liggen. Toch is een grote verandering denkbaar, zichtbaar, voelbaar. Sinds 2018 zijn de ideeën behoorlijk aan het schuiven. Problemen, analyses en oplossingsrichtingen die daarvoor nog in de marge verkeerden, zijn inmiddels breed omarmd. De verandering die gloort, overstijgt de oude tegenstellingen tussen links en rechts. Het gaat om een pragmatische overgang naar een nieuwe economie die past bij de 21e eeuw. Een economie die meervoudige waarden nastreeft voor alle bewoners, en voor toekomstige generaties. We naderen het moment waarin het politiek onmogelijke verandert in het politiek onvermijdbare.)
Het tweede hoofdstuk heet ‘Grensverleggend’ (Flourish. Thrive. In het Engels klinkt het preciezer, ambitieuzer zelfs. We zijn op weg naar een economie die bloeit, thrives – in plaats van de grenzeloze groei die ons uitput, een vernietigend spoor achterlaat op aarde en ons tot consument zonder echte macht maakt. En de ideeën, denkers en doeners zijn er al volop. Met optimistische perspectieven en visies vanuit andere waarden. Hier verenigd in zes fundamentele transities naar een sociale, duurzame en democratische economie.)
Het derde hoofdstuk gaat over ‘De essentiële stad’ (Voedsel, zorg, water, energie, huisvesting, onderwijs, publieke ruimte, openbaar vervoer en infrastructuur: ze zijn zo belangrijk om een volwaardig leven te leiden dat ze niet kunnen worden overgelaten aan de markt. De stadseconomie is het systeem dat in ieder geval voorziet in die essentiële diensten voor alle bewoners. Daarin zijn deze basisvoorwaarden dan ook geen kostenposten, maar volwaardige economische sectoren. De overheid zal een andere rol moeten spelen in de sturing hiervan). Het vierde hoofdstuk gaat over ‘Aan rijkdom geen gebrek’ (Je kunt nog zoveel mooie plannen in stenen en straten hebben, maar mensen geven daar betekenis aan.’ Hoe komt de stad weer meer onder de regie van de mensen die er wonen? Die boodschappen doen en de loodgieter inhuren op de plek waar zij wonen, in hun stad of hun wijk? Tijd voor een excursie naar de democratische wijkeconomie en community wealth building.)
Het vijfde hoofdstuk gaat onder de noemer ‘De macht aan de burger (We leven in een representatieve democratie, maar burgers zitten weinig aan de beslissingstafel. Bedrijven en zakelijke belangen hebben soms eenvoudiger toegang tot politiek en beleidsmakers dan burgers. Ook hebben burgers weinig invloed op wat dagelijks hard nodig is: energie om te koken, online te vergaderen, onze huizen te verwarmen. Evenals over zorg, huisvesting, publieke ruimte, groen in de buurt, onderwijs. Dat kan democratischer en meer met het oog op welzijn. Er zijn effectieve manieren om de economie te democratiseren en macht met burgers te delen. In publiek-civiele samenwerkingen en in meer democratisch beheer van de lokale economie).
Hoofdstuk zes ‘Een dashboard om te bloeien’ gaat over sociale economie (De huidige definitie van succes en groei is gebaseerd op geld dat van a naar b gaat. Die definitie is niet in steen gehouwen, en wordt al snel te beperkt. Het gaat om hóe de economie groeit, niet dát-ie groeit. Lees hier over de economische groei versus het welzijn van mens en planeet. En over modellen, cijfers, sturing, meten, dimensies, indicatoren, matrixen en indexen.) Het laatste hoofdstuk heet ‘Durfkapitaal’ en gaat over de strategie om kapitaal in de stadsgemeenschaap te houden. ( De inkoopmacht van de gemeente. Een lokale publieke bank, gemeentelijke obligaties. Circulair geld en buurtmunten. Lokale en democratisch beheerde kredietverstrekkers. Financieringsinstrumenten voor gemeenschapsontwikkeling (en dat klinkt ingewikkelder dan het is). Allemaal instrumenten om geld en waarde in de stadsgemeenschap te houden en te laten circuleren. Want de economie van groei naar bloei brengen is ook een kwestie van geld.)
Meer analytische en meer informatieve aspecten worden in aparte delen van het magazine behandeld. In een analytisch deel werden grote artikelen opgenomen die de aanleiding en context beschrijven, de grote transities belichten en een aantal strategieën uitwerken en dat levert volgende titels op: Cities for Change Forum, Van de wijk naar de wereld, De toekomst is publiek, Wijkwelvaartswerk, Wooncrisis, Gladde stad, The Future is Public & De Stad van Morgen, De manifesten, Droomhuis & Luxe Winkelstraat , De wereld die we voor ogen hebben en Digitale Moed. Zeer belangrijk ook zijn de instructieve kaders tussendoor in de tekst met uitleg over begrippen en producten waar De99 aan heeft bijgedragen. Dat zijn achtereenvolgens: municipalisme, economische stromingen, de prijs van privatisering, extractie, energiedemocratie, migratie, translokale samenwerking, financialisering en digitale democratie. Interessant zijn ook de vele De QR-codes die verwijzen naar bronnen, video’s, artikelen en achtergronden (klikbaar in het online magazine, in de papieren versie via telefoon of tablet, in de papieren versie via telefoon of tablet).
Mooie internationale voorbeelden
Het magazine beperkt zich niet tot Amsterdamse voorbeelden, maar verwijst ook in vrijwel elk hoofdstuk naar internationale voorbeelden, zoals bijvoorbeeld in ‘De macht aan de burger’ waar een lans wordt gebroken voor publiek-civiele samenwerkingen (PCS) in de plaats van publiek-private samenwerkingen (PPS) die in de huidige neoliberale context meestal gehanteerd worden. Als voorbeeld geven zij het Duitse Wolfhagen en het Engelse Plymouth dat al begon met een publieke onderneming waarin bewoners aandeelhouders en medebeslissers zijn. ‘In 2005 nam Wolfhagen (14.000 inwoners) het energienetwerk in publieke handen door het nieuwe gemeentelijke energiebedrijf, Stadtwerke Wolfhagen. Dat bedrijf ondersteunde de oprichting van burgercoöperatie BEG Wolfhagen die weer 25 procent van het kapitaal van Stadtwerke bezit. Daarnaast hebben vertegenwoordigers van de coöperatie twee van de negen zetels in de raad van commissarissen. Lokale burgers zijn dus mede-eigenaar, medeverdiener en medebeslisser. Toen het concessiecontract met E.ON na 20 jaar afliep, nam de gemeente ook het beheer van het distributienet over. De stad besloot samen met BEG Wolfhagen een zonne-energiepark en een windmolenpark te ontwikkelen, daarmee hebben lokale burgers een actieve rol in de energietransitie. Ten slotte hebben BEG Wolfhagen en de gemeente samen een energiebesparingsfonds opgericht, met een elfkoppige raad waarin negen coöperatieleden, één lid van Stadtwerke en één lid van de gemeente.’
Ook Plymouth, dat andere voorbeeld, koos een vergelijkbare koers. ‘Ooit een florerende havenstad, raakte Plymouth armer en armer door tientallen jaren van strenge bezuinigingen en economische achteruitgang. Om dat aan te pakken besloot de gemeenteraad. samen te werken met de lokale gemeenschap. Het erkende een geëngageerd burgerinitiatief als gelijkwaardige partner en hielp bij de oprichting van wat nu bekend staat als de Plymouth Energy Community (PEC). De steun nam verschillende vormen aan, waaronder deskundig personeel, een startlening en een subsidie. Om een infrastructuur voor hernieuwbare energie te ontwikkelen die eigendom is van de gemeenschap, heeft de PEC in 2014 de zusterorganisatie PEC Renewables opgericht. Met een innovatieve financiering: deels met leningen van het stadsbestuur, deels met gemeenschapsaandelen die bewoners kunnen kopen voor 50 tot 100.000 pond. Op dit moment heeft de gemeenschap 33 zonne-installaties op de daken van 21 scholen en gemeenschapsorganisaties onder haar hoede. In 2016 veranderde de PEC samen met lokale ontwikkelaar Four Greens Community Trust van een braakliggend stuk grond in een zonnepark in gemeenschapshanden. De zonnepanelen daar kunnen 1.000 huizen 82 Strategie 83 van stroom voorzien en een deel van de winst wordt gebruikt voor andere gemeenschapsprojecten, zoals een volkstuin.
Even terug naar de strategieën: beide steden gebruiken publiek-collectief eigenaarschap, gedeeld beheer of bestuur en innovatieve financiering. Om samenwerkingen tussen burgers en overheid te versterken en naar een hoger niveau te tillen, zijn creatieve overheidsopdrachten ook strategieën. Net als veel grote steden over de hele wereld heeft Amsterdam een enorme inkoopmacht: de stad koopt jaarlijks voor 2,5 miljard euro bij lokale, regionale, nationale en internationale leveranciers. Nu stelt de gemeente al duurzame en sociale voorwaarden aan leveranciers. De Bretonse stad Rennes gaat verder – met gunstige gevolgen voor kinderen, consumenten, boeren, water en milieu. Allereerst heeft de stad zijn watervoorziening weer in publieke handen genomen. De regio stond bekend om zijn vervuilende industriële landbouw, en het stadsbestuur had grote zorgen over de waterbronnen op lange termijn. Vervolgens lanceerde de gemeente in 2015 het programma Terre de Sources (Land van Bronnen). Dat ondersteunt 2.000 boerderijen op meer dan 1.500 vierkante kilometer in waterwingebieden – een gebied zo groot als Parijs – om over te schakelen op ecologische landbouw. Met direct effect: minder vervuiling door pesticiden, meststoffen en antibiotica en minder kosten en minder chemicaliën voor waterzuivering. Daarnaast koopt de lokale overheid ook de ecologisch verbouwde producten op grote schaal aan voor schoolmaaltijden, en stimuleert daarmee boeren hun landbouwmethoden te veranderen. Een groot deel van de appels, het brood, de melk en de ham in de schoolkantines van het stedelijke gebied van Rennes – zo’n 11.000 maaltijden per dag – is van plaatselijke oogst. Daarnaast is Terres des Sources ook een label waarmee plaatselijke winkels en supermarkten de producten uit het programma kunnen verkopen. Zo worden plaatselijke consumenten aangemoedigd om lokaal en duurzaam geproduceerd voedsel te gebruiken.
Internationale stedelijke netwerken
Inderdaad, Amsterdam is goed bezig en daarvoor heeft de stad ook onder meer Kate Raworth en haar theorie van donuteconomie omarmd. De eerste stappen worden nu gezet, met behulp van Raworth herself om deze algemene principes een concrete aarding te geven. Theorie aan praktijk koppelen: dat is de uitdaging waarvoor de99vanAmsterdam gaan. En dat doen ze niet alleen. In zijn nawoord schrijft wethouder Rutger Groot Wassink: ‘Het gaat ook verder dan de stadsgrenzen, het stedelijke eiland. Zonder veranderingen in de grotere context, in de Nederlandse, Europese en mondiale politiek, komen we er niet. Daar worden de regels gemaakt, daar worden het geld en de macht verdeeld, daar worden de grote lijnen uitgezet. En zeker is het goed om bijvoorbeeld te investeren in stadslandbouw, maar het is een illusie om te denken dat we zonder het platteland kunnen. Kortere voedselketens kunnen en moeten bij uitstek in regionaal verband worden gerealiseerd, iedereen heeft veel meer groen nodig dan de parken in een verdichte stad.’ En hij voegt eraan toe: ‘Net zo hard hebben we de internationale – of ‘translokale’ – solidariteit nodig: om die overgang naar een andere maatschappij en economie te versnellen, en om ons nauw verbonden te weten met al die mensen elders die een volwaardig en vrij leven nastreven. We voelen ons onderdeel van die grote, steeds verder groeiende internationale gemeenschap die vol passie, overgave en soms wanhoop zoekt naar manieren om de noodzakelijke veranderingen door te voeren.’
Met deze uitspraak benadrukt de wethouder, zoals ook Eric Corijn, dat er behoefte is aan meerschalig denken en handelen. Think global, act local. De stad kan als ‘verwerker van systeemverandering’ bekeken worden en daarvoor is er netwerkvorming nodig. Dat gebeurde van 26 maart tot 29 juni 2021 via een on-line forum waar gedurende 12 weken lang, 59 live-evenementen, 2.785 deelnemers, 136 organisaties, initiatieven en netwerken, 9 nieuwsbrieven, 53 artikelen, video’s, longreads en manifesten tot stand kwamen tussen 38 steden (Amsterdam, Barcelona, Barreiro, Belgrado, Berlijn, Boedapest, Brixton, Cagliari, De Banne, Genua, Glasgow, Göteborg, Grenoble, Kisumu, La Coruña, Leuven, Lissabon, Liverpool, Livorno, Londen, Marseille, Messina, Milaan, Montemor-o-Novo, Nantes, Napels, Norwich, Padua, Pisa, Poitiers, Potsdam, Rio de Janeiro, Tampere, Tavira, Triëst, Venserpolder, Wexford, Warschau, Wenen, Wigan, Wildemanbuurt en Zagreb.
Eerder al, in 2017, vond in het rebelse Barcelona een municipalistische bijeenkomst plaats waaraan werd deelgenomen door 180 stedenvertegenwoordigers, goed voor 600 deelnemers van over de gehele wereld. Naast Ada Colau waren onder meer aanwezig en voerden het woord: Manuela Carmena (burgemeester van Madrid), Éric Piolle (burgemeester van Grenoble), Luigi De Magistris (burgemeester van Napels), Renou Dourou (gouverneur van Attica, Griekenland), Jesse Arreguin (Berkeley, VS), Ritchie Torres (gemeenteraad New York), Helen Gym (Councilor, Philadelphia, VS), Vandana Shiva (filosoof en activist), Xulio Ferreiro (burgemeester van La Coruña), Dolors Sabater (burgemeester van Badalona), Debbie Bookchin (journaliste), Caren Tepp (wethouder Rosario-Argentinië), Aurea Carolina de Freitas (wethouder Belo Horizonte), Gala Pin (wethouder participatie Barcelona), Fatima Daleb (wethouder participatie Badalona), Gerardo Pisarello (loco-burgemeester Barcelona) en Chloe Eudaly (commissaris, Portland, VS)
Een Europees en wereldwijs stedennetwerk begint stilaan vorm te krijgen. Internationale en stedelijke samenwerking, dat zijn de twee niveaus waarop ook Eric Corijn in zijn analyse voornamelijk focust. Misschien kan daaruit een Europese stedenpartij groeien met een ecocialistisch programma, hoopt hij. Dat doe ik ook.
[i] Eric Corijn, Vlaanderen ontwaak! Tegen de grondstroom, www. Ertsberg.be, 2022
[ii] Zie o.m. Walter Lotens, Rebelse plekken, over municipalisme en commons, Gompel&Svacina, 2019)