De aanslagen van Pasen op Sri Lanka zijn het werk van lokale islamistische groepen, aldus de regering. Het is een betrekkelijk nieuw fenomeen op een eiland waar al zo veel slachtoffers van religieus-etnisch geweld vielen. Dat geweld is vooral het werk van nationalistische – overwegend boeddhistische – Singalezen die het gemunt hebben op religieuze en etnische minderheden. Dat islamisten het toch vooral op christenen hadden gemunt, wijst inderdaad in de richting van internationaal jihadisme. Want de moslims van Sri Lanka waren de voorbije jaren vooral mikpunt van boeddhistische terreurgroepen.
Singalezen
Al lang van voor de onafhankelijkheid in 1948 zijn er spanningen tussen de Singalese, overwegend boeddhistische, meerderheid en minderheden, voorop de Tamils. Voor sommige Singalezen zijn de Tamils immigranten uit India die niet echt volwaardige Srilankaanse staatsburgers kunnen zijn. De Tamils zijn overwegend hindoes, deels moslims. Solomon Bandaranaike die in 1956 premier werd, wou met zijn ‘Sinhala Only Act’ de niet-Singalezen officieel tot tweederangsburgers degraderen. Na felle reactie moest hij inbinden, waarop een boeddhistische extremist hem vermoordde.
Daarop werd zijn weduwe Sirimavo Bandaranaike (driemaal) premier. Het was onder haar bewind dat de marxistische Janatha Vimukthi Peramuna (VJP) in 1972 het zuiden een gewapende “guevaristische” opstand. In de zeer harde repressie daartegen vielen volgens mensenrechtenorganisaties tussen 5000 en 15000 doden. De JVP is nu een legale linkse partij. Volgens sommige linkse opposanten lijdt die partij al v an bij het begin aan ‘Singalees chauvinisme’.
Tamils
In 1983 vielen Tamilopstandelingen die in het noorden een onafhankelijke staat willen, een legerkonvooi aan, waarop Singalese groepen duizenden Tamils ombrachten. Het was het begin van een lange oorlog tussen het leger en de Tamil Tijgers die lang een deel van het noorden controleerden. Zelfmoordcommando’s van de Tamil Tijgers voerden spectaculaire terreuraanslagen uit, die met legerterreur tegen, burgers werden beantwoord. Het leger kreeg in 1987 steun uit India tegen de Tamil separatisten. Als vergelding bracht een Tamil zelfmoordcommando de Indiase premier Rajiv Gandhi in 1991 om het leven.
Het duurde tot mei 2009 eer het leger de Tamil Tijgers op de knieën kreeg, tenminste degenen die het overleefden. Want in de “vuile oorlog” waren tienduizenden Tamils, zowel Tijgers als burgers, om het leven gekomen. Sindsdien zijn er volgens Amnesty nog zeer veel mensen “verdwenen”, gefolterd, vermoord. In een VN-rapport van vorig jaar over mensenrechten werd de regering van Sri Lanka beschuldigd van willekeurige aanhoudingen en folteringen en van het niet vervolgen van misdaden.
Moslims
De meeste van de Srilankaanse moslims, 7 tot 10 % van de bevolking, zijn ook Tamils. Het Singalese nationalisme, vermengd met boeddhistisch extremisme, is in de lange periode van de oorlog met de Tamils, radicaler geworden. Het richt zich de voorbije jaren ook meer en meer tegen moslims. Fanatieke boeddhisten vielen ook al ten tijde van het Britse kolonialisme, dat de tegenstellingen tussen de groepen aanwakkerde, moslims lastig. Meer recent vallen boeddhistische extremisten moslims en moskeeën aan.
In 2014 kwam het tot zeer zware spanningen in de gebieden met een grote moslimbevolking, vooral aan de oostkust. Toen werd zelfs tien dagen de noodtoestand uitgeroepen. In februari vorig jaar vielen boeddhistische groepen in Ampara, het oosten, moslims, moskeeën, winkels en woningen aan, waarop moslims boeddhistische tempels bestookten. Op diverse plaatsen namen Singalese jongeren en monniken echter de bescherming van de moslims en de moskeeën op zich. Ook toen werd de noodtoestand uitgeroepen en het leger ingezet. Nadien bleek dat sommige politieke Singalese leiders de incidenten hadden aangemoedigd. Onder de Singalese leiders is er vaak een opbod om als de beste verdediger van de Singalese identiteit over te komen.
Jihad
De jongste jaren verstoren boeddhistische monniken ook regelmatig christelijke kerkdiensten. De christenen van Sri Lanka hebben met andere woorden meestal meer te vrezen van die boeddhistische commando’s dan van moslims. De Paasaanslagen liggen niet in het verlengde van spanningen tussen christenen en moslims, want beide zijn veeleer slachtoffer van boeddhistische ultra’s. Dat staaft de stelling dat deze aan slagen inderdaad meer te maken hebben met het jihadisme à la Daesh (IS).
Dat een van de groepen die genoemd worden in verband met de aanslagen, de Jamaat ul-Mujahideen India, banden heeft met India en Bangladesh, is verontrustend. In India worden de ca 200 miljoen moslims de jongste jaren meer en meer in de hoek geduwd. De regerende BJP is ook al van oordeel dat India een hindoestaat is en dat niet-hindoes tweederangsburgers zijn.
Totnogtoe is het moslimterrorisme in India vooral een Pakistaans product. Maar de aanslag van februari in Kasjmir, waarbij meer dan 40 Indiase militairen omkwamen, was het werk van een lokale groep. Het risico is groot dat India meer en meer zal te maken krijgen met autochtone terreurgroepen die al snel door groepen als IS kunnen ingeschakeld worden.