Op 27 januari berichten de Vlaamse kranten over een onderzoek van ISPO (Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek van de KU Leuven) naar islamofobie in Vlaanderen. Socioloog Jan Hertogen las de tekst van het onderzoek grondig door en zag andere resultaten dan de pers (nvdr)
Slechts 9,2% van Vlaamse kiezers ‘helemaal eens’ met migranten als bedreigend.
33% is het daarmee ‘eens’ maar ‘niet-helemaal, anders hadden zij ‘helemaal’ geturfd.
14,3 % is het ‘helemaal eens’ met Islam-dreiging voor Europa, 34% ‘niet helemaal’.
Is, wie het ‘niet-helemaal’ eens is met de islam-dreiging voor Europa, islamofoob?
Aantal Vlaamse moslims is met 95% gestegen van 2,0% in 1990 tot 3,9% in 2005
Op drie van de vier items wordt, in vergelijking met 1991 de houding positiever.
Slechts 21,2%t ‘helemaal oneens’ met dragen van hoofddoek in publieke functies
Is dan de conclusie gerechtvaardigd dat “de helft van de Vlaamse kiezer
een uitermate negatieve opvatting heeft over islam en de moslims?” Neen.
Alles bijeen zou men zelfs van een ‘positief bilan’ kunnen spreken waar
enkel het element ‘bedreiging voor eigen cultuur iets negatiever scoort
Update
27/01/09, 17h: Als je islamofobe standpunten ‘wetenschappelijk’ wilt onderzoeken is het alsof je op zoek gaat naar de weg die Roodkapje volgde in het bos of zoals de wetenschappers onder het nationaalsocialisme die de criteria wilden vestleggen om te bepalen of iemand Ariër was of niet. Dat is zowat de analyse van professor Albert Martens (CESO, KUL) over de methodologie die z’n collega Jaak Billiet en IPSO (KUL)gevolgd heeft in hun onderzoek waaruit Vlaanderen voor de helft islamofoob zou zijn. Irrelevant, vooringenomen en ononderzoekbaar, zo luidt de conclusie van Albert Martens in z’n artikel Wetenschap en Beleid: betoog voor een LAT-relatie, AM, 2006 http://www.npdata.be/Dok/Martens/Ethiek-en-Maatschappij-artikel%20AM-200… (7 MB!) dat hij opstuurde als reactie op de hiernavolgend analyse van npdata die in dezelfde richting gaat.
Documentatie
Etnische minderheden en de Vlaamse kiezer – 2007 – ISPO, 2008
De houding van Vlamingen tegenover ‘oude’ en ‘nieuwe’ migranten – Bart Meulemans en Jaak Billiet, 2003
De houding tegenover etnische minderheden in Vlaanderen en Nederland, artikel Jaak billiet, Stator, 2005
BuG 100 Aantal moslims in België per gewest en gemeente
BuG 111 Moslims in Antwerpen en Vlaanderen
Is er eigenlijk iets aan de hand in Vlaanderen met ‘islamofobie’?
Heeft de commotie rond de al of niet vermeende ‘islamofobie’ in het Vlaamse gewest wel enige grond of gaat om een beperkende lezing van een onderzoek waarvan de vraagstelling enigszins gedateerd is en uit 1991 stamt?
Wat tonen de cijfers op de vier uitspraken wanneer de antwoordcategorie ‘eens’ onterecht bij de categorie ‘helemaal eens’ gevoegd wordt: slechts op één uitspraak van de vier is er versterking van de opinie in ‘negatieve’ zin, nl of Migranten een bedreiging zijn voor onze cultuur en gebruiken. Hier stijgt het aantal Vlaamse kiezers met een negatieve opinie met 6,8% in vergelijking met 1991 en met 10,8% in vergelijking met 2003. In plaats van 39,5% van de Vlaamse kiezers in 1991 zijn er nu 42,2% met een ‘bedreigingsgevoel, terwijl er in 2003 maar 38,1% waren. Bij de drie andere uitspraken is er evenwel een verzwakking van de negatieve houding in vergelijking met 2003 en op twee in vergelijking met 1991. Wat de verrijking van andere culturen betreft zakt het percentage in vergelijking met 1991 met 7,3% maar het stijgt in vergelijking met 2003 met 1,3%.
Alles bijeen zou men hier van een ‘positief bilan’ kunnen spreken waar enkel het element ‘bedreiging voor de eigen cultuur en gebruiken’ iets negatiever scoort, binnen de logica van een vraagstelling en antwoordcategorieën die de toets van de ‘wetenschappelijkheid’ niet kunnen doorstaan.
% Vlaamse kiezers (zonder Brussel) die het’ helemaal eens’ en ‘eens’ (1) zijn met uitspraken over het zich bedreigd voelen door migranten (ISPO-1991-2007)(2) + Evolutie moslims in Vlaanderen (3) | |||||||
| 1991 | 1995 | 1999 | 2003 | 2007 | Evolutie 91-07 | Evolutie 03-07 |
Onderzoek ISPO |
|
|
|
|
|
|
|
Migranten zijn over het algemeen niet te vertrouwen | 26,8% | 27,8% | 28,7% | 29,2% | 21,6% | -19,4% | -26,0% |
Migranten komen hier profiteren van de sociale zekerheid | 57,7% | 57,0% | 51,6% | 55,6% | 51,8% | -10,2% | -6,8% |
Migranten zijn een bedreiging voor onze cultuur en gebruiken | 39,5% | 36,9% | 33,3% | 38,1% | 42,2% | 6,8% | 10,8% |
De aanwezigheid van verschillende culturen is een verrijking voor onze samenleving | 50,8% | 43,2% | 47,2% | 46,5% | 47,1% | -7,3% | 1,3% |
Gegevens npdata |
|
|
|
|
|
|
|
Evolutie aantal moslims in % op de bevolking in het Vlaams gewest | 2,0% |
|
|
| 3,9% | 95,0% |
|
(1) Opmerking npdata: De categorie ‘eens’ is in feite ‘niet helemaal eens’ als er ook een categorie | |||||||
‘helemaal eens’ voorzien is. Beide percentages mogen dus in feite niet samengeteld worden. | |||||||
(2) Overgenomen van het ISPO-rapport |
Als vergeleken wordt met het ‘corpus delictum’ n.l. het aantal moslims in het Vlaams gewest komt het wat gechargeerde resultaat nog in een ander licht te staan. Bij stijging van het aantal moslims in het Vlaamse gewest met 95% van 2% in 1990 tot 3,9% in 2005 (zie BuG 100) is er in dezelfde periode maar een stijging met 6,8% van de meest negatieve uispraak over het bedreigend karakter van migranten voor onze cultuur en gebruiken. Voor de islam-vraagstelling is geen historische vergelijking mogelijk, maar migranten wordt mede door moslims ingevuld zoals ook in het onderzoek wordt aangetoond, nl een analogie tussen houding tav migranten en tav moslims.
Bij een verdubbeling van de aanwezigheid van wat als bedreigend ervaren wordt blijft de houding en perceptie quasi ongewijzigd. Hiermee wordt aangetoond dat de houding, perceptie, opinie niet wezenlijk verbonden is aan de feitelijkheid en de ervaring van de respondenten. Het betekent ook dat de negatieve houding in de toekomst niet zal stijgen bij een verhoging van het aantal moslims, en dat is toch voor wie daar gelukkig mee is een geruststellende gedachte. Een derde element is dat waar veel moslims wonen, de kans op deelname aan enquêtes en opinieonderzoeken zal stijgen en de negatieve opinies ook materieel minder aanwezig gaan zijn in de steekproeven.
Het is verwonderlijk dat deze elementaire vaststellingen niet in de onderzoeksoverwegingen en conclusies terug te vinden zijn. Ook ontbreekt elk theoretisch kader om de bediscussieerbare vaststellingen te duiden.
‘Helemaal eens’ en ‘eens’, een wereld van verschil
De resultaten van het onderzoek dat op 26/01/09 door het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek ISPO aan de pers werd voorgesteld, Etnische minderheden en de Vlaamse kiezer – 2007 – ISPO, 2008 is veel genuanceerder dan de onderzoekers laten uitschijnen. Dat is ondermeer het gevolg van de vraagstelling die nog dateert van 1991 (twee jaar na de doorbraak van het Vlaams Blok) en die gedurende 16 jaar werd aangehouden omwille van de historische vergelijkbaarheid. Tevens is de interpretatie van de schaal: Helemaal eens, oneens, niet eens/niet oneens, oneens en helemaal eens gedateerd.
Als er een categorie ‘Helemaal eens‘ naast een categorie ‘eens’ staat en de geïnterviewde dus de keuze heeft tussen beide dan betekent de aanduiding van ‘eens’ in feite ‘niet helemaal eens’. En dat is een genuanceerd antwoord of een antwoord dat verder dient genuanceerd. Het mag evenwel niet onder de noemer gezet worden van ‘akkoord met de uitspraak’ want men is her ‘niet helemaal’ mee eens. Hetzelfde is uiteraard het geval bij de categorie oneens. Doordat de respondenten de eenduidige antwoorden ‘helemaal eens’, ‘helemaal oneens’ mogen aanduiden , is alles wat dar tussenligt genuanceerd, dus niet volledig het een en ook niet het andere.
Een opinie is geen glijdend voorwerp, het is ja, neen of genuanceerd en dan moet de nuance kunnen aangegeven worden. Het is ook de methodologische vraag of een opinie wel op een ‘schaal’ kan weergegeven worden. Ofwel is men akkoord ofwel niet. In sommige onderzoeken worden de tussencategorieën soms aangeduid met ‘eerder eens’, ‘eerder oneens’ om de nuancering explicieter aan te geven. In het ISPO onderzoek werd in 1991 deze aanduiding niet gebruikt, dus ook de volgende jaren niet. Een ‘echte’ opdeling van opinies krijgt men door een ‘dichotome’ vraag, akkoord of niet akkoord, een vraag met slechts twee antwoordmogelijkheden. Ook de categorie ‘noch eens noch oneens’, maskeert de dubbelzinningheid van de antwoordmogelijkheden. ‘Noch eens, noch oneens’ is in feite de categorie geen mening, maar nu is het dat niet, in de ‘pseudo’ schaal vormt het een ‘middenpositie’ alsof er een ‘middenovertuiging’ zou bestaan. Het aanzienlijk aantal antwoorden zonder mening (‘noch eens, noch oneens’), meestal 25 tot 30% illustreert bijkomend dat het meetinstrument niet valied is, en geen conclusies toelaat die de onderzoekers nu wel maken. In verdere tabelopmaak worden de ‘noch eens, noch oneens’ apart gezet in een categorie ‘geen mening.’
In een artikel van 2005 voelt Jaak Billiet zelf de nattigheid en reduceert hij in een vergelijkbaar onderzoek over houdingen tav. asiel, de vijf categorieën tot drie: (helemaal) eens, noch eens, noch oneens, (helemaal) oneens. Hier voegt hij, zonder het detail nog te laten zien, de ‘helemaal eens’ categorieën samen met de ‘genuanceerde categorieën’ en geeft hij hen het cachet van de expliciete, ongenuanceerde stellingnames. Dat kan natuurlijk niet, een uitgesproken mening dient afgelijnd te worden van de genuanceerde mening, waarbij de nuancering verder dient geëxpliciteerd en gedifferentieerd, hetgeen niet gebeurt. (Zie artikel in Stator)
Zaak is dat wie het ‘niet helemaal eens of oneens’ is een nuancering geeft, een voorwaardelijkheid, een element of factor waar verder nergens naar gevraagd wordt en die inhoudelijk niet geduid wordt. In feite vallen zij in de categorie ‘niet helemaal eens of oneens‘. Blijft nog de aanzienlijke groep van degenen die het niet weten en geen keuze maken,’ noch eens, noch oneens’. Zij worden best apart gezet. Deze lezing van het onderzoek geeft een beeld van de Vlaamse kiezer die genuanceerd in het midden balanceert met voor sommige uitspraken een meer expliciete bevestiging of ontkenning.
Aflijning ‘niet helemaal ‘ van ‘helemaal’ op de onderzoeksresultaten geeft volgend beeld.
Uitspraken over de etnische dreiging: meerderheid niet helemaal eens of oneens.
De uitspraken werden geordend naar de mate waarin de Vlaamse kiezer het helemaal eens was met de als negatief gekwalificeerde uitspraken over migraties. Vier uitspraken werden hierboven al in historisch perspectief gesteld, weliswaar met de samentelling ‘helemaal eens’ + (niet helemaal) eens. Bij een afsplitsing van de categorieën ‘helemaal’ akkoord is de geprofileerde negatieve stem veel minder sterk aanwezig. Samengevoegd met de genuanceerde ‘oneens-stem’ vertegenwoordigt de genuanceerde ‘eens-stem’ meer dan de helft van de populatie, terwijl een kwart geen mening heeft. Ongeveer 15% heeft een expliciete mening die voor de vraag over de sociale zekerheid een maximum van 12,2% negatieve perceptie bereikt. Dat is de genuanceerde werkelijkheid en de maximale conclusie die uit de onderzoeksresultaten kan getrokken worden.
% Vlaamse kiezers (zonder Brussel) over uitspraken rond ethnische dreiging (ISPO-2007) (1) | ||||||
|
| Niet helemaal eens/oneens |
| Geen mening | ||
| Hele- | Niet | Niet hele- | Totaal niet helemaal eens/ oneens | Hele- | Noch eens, noch oneens |
Migranten komen hier profiteren van de sociale zekerheid | 2,5% | 16,2% | 39,9% | 56,1% | 12,2% | 28,8% |
Migranten zijn een bedreiging voor onze cultuur en gebruiken | 5,3% | 29,0% | 33,0% | 62,0% | 9,5% | 22,5% |
De leefwijze van migranten is onverenigbaar met de West-Europese leefwijze. | 2,9% | 26,7% | 34,3% | 61,0% | 7,0% | 27,8% |
De aanwezigheid van verschillende culturen is een verrijking voor onze samenleving | 4,0% | 21,9% | 41,8% | 63,7% | 6,2% | 25,1% |
De meeste migranten zijn lui, die zwaar en vermoeiend werk uit de weg proberen te gaan | 6,3% | 34,1% | 23,4% | 57,5% | 5,4% | 29,5% |
Migranten zijn een bedreiging voor de tewerkstelling van de Belgen | 5,7% | 44,3% | 22,7% | 67,0% | 4,3% | 22,3% |
Migranten zijn over het algemeen niet te vertrouwen | 6,9% | 40,3% | 18,8% | 59,1% | 3,8% | 29,6% |
De migranten dragen bij tot de welvaart van ons land | 5,6% | 34,4% | 25,6% | 60,0% | 1,8% | 31,5% |
(1) De percentages zijn berekend op 100%, een kleine restcatorie wordt noet in beeld gebracht |
Op de formulering en vraagstelling wordt hier niet verder ingegaan. Omwille van de historische vergelijkbaarheid wordt ze (terecht) constant gehouden, maar de formulering ‘onze’ cultuur en ‘onze’ samenleving stemt toch tot nadenken in een bevraging die toch ook tot de 10% inwoners van Vlaanderen van vreemde afkomst richt.
Islamofobie van ‘de Vlaming’, een te vlugge conclusie op basis van de ‘drop-off’ enquête
De antwoorden op de 8 uitspraken over de Islam werden door de respondenten gegeven in een Drop-off enquête, d.w.z. een vragenlijst die bij de 1.129 respondenten na het interview over de migratie werd achtergelaten en die zij zelf konden invullen en nasturen. 80% heeft dat gedaan. De vraag stelt zich evenwel of de respondenten in kennis waren van de inhoud van de Drop-off enquête nog voor zijn de algemene ‘historische’ vragen voorgelegd kregen? Interferentie zou dan zeker optreden, en zeker in negatieve zin. Ook de impact van andere personen uit de omgeving bij wie een schriftelijke vragenlijst werd achtergelaten kan betekenisvol zijn. De antwoorden op de islamvragen kunnen dan ook mee gekleurd zijn door de sociale omgeving, die nogal eens versterkend is wanneer (voor)oordelen aan de orde zijn.
In de islam-uitspraken zijn de ‘negatieve’ opinies meer uitgesproken dan over de migratie. Dit geeft aan dat de respondenten duidelijk het verschil weten tussen een duidelijk standpunt en een standpunt dat in die richting gaat maar genuanceerd is, ‘niet helemaal’ in die richting gaat en dus ook niet mag samengenomen worden met de uitdrukkelijke stellingname.
14,3% van de respondenten is het helemaal eens met de uitspraak “De islamitische waarden zijn een bedreiging voor Europa”, 34% heeft geoordeeld niet voor dit antwoord te kiezen om welke reden dan ook, in de context van de vraagstelling is men het niet helemaal eens met het dreigingskarakter van de islam. Dat de onderzoekers de percentages op deze beide vragen toch samentellen is een spijtige zaak omdat de nuance van wie het niet helemaal eens is verdwijnt en de 48,3% van de Vlaamse kiezers in het ongenuanceerde kamp van de Vlamingen geduwd wordt die de islamitische waarden als een bedreiging voor Europa zien. Mar daar blijft het niet bij. Op basis van deze uitspraak worden zij ook nog eens ‘islamofoob‘ genoemd, een ongegronde uitspraak die een feitelijke devaluatie inhoudt van dit begrip en de achtergrond ervan.
% Vlaamse kiezers (zonder Brussel) over uitspraken rond islamofobie (ISPO-2007) (1) | ||||||
|
| Niet helemaal eens/oneens |
| Geen mening | ||
| Hele- | Niet | Niet hele- | Totaal niet helemaal eens/ oneens | Hele- | Noch eens, noch oneens |
Moslimmannen overheersen hun vrouwen te veel | 1,1% | 2,4% | 54,3% | 56,7% | 27,1% | 15,1% |
Als het erop aankomt, keren islamitische landen zich tegen Europa | 0,9% | 7,6% | 42,9% | 50,5% | 19,6% | 29,0% |
De islamitische waarden zijn een bedreiging voor Europa | 2,0% | 15,5% | 34,0% | 49,5% | 14,3% | 34,2% |
De islamitische geschiedenis en cultuur zijn meer gewelddadig dan andere | 3,3% | 18,1% | 30,3% | 48,4% | 11,4% | 36,9% |
Moslimouders hechten weinig belang aan de schoolresultaten van hun kinderen | 1,5% | 14,9% | 27,0% | 41,9% | 9,8% | 46,9% |
Moslims in België voeden hun kinderen op een autoritaire manier op | 2,9% | 16,1% | 22,6% | 38,7% | 4,6% | 53,7% |
De meeste moslims in België hebben respect voor de Europese cultuur en levenswijze | 8,9% | 28,3% | 20,2% | 48,5% | 1,4% | 41,2% |
De islam kan iets bijdragen aan de Europese cultuur | 19,1% | 26,9% | 17,1% | 44,0% | 1,4% | 35,4% |
(1) De percentages zijn berekend op 100%, een kleine restcategorie wordt niet in beeld gebracht |
Noot: wat met de impliciete overtuiging die in de eerste vraag wordt meegegeven: moslimmannen (of mannen) mogen vrouwen overheersen, maar niet te veel? ‘Ons’ land en ‘onze’ samenleving is hier vervangen door het algemenere en verder afstaande Europa, Europese cultuur en levenswijze. Mar hoe concreet zijn die Europese waarden en cultuur in de hoofden van de mensen?
Waarom werd de uitspraak over de hoofddoeken niet in samenvatting opgenomen.
Omdat we het moeilijk konden geloven hebben we de samenvatting in het begin van het rapport nog eens nagelezen, en ja, van alle gestelde vragen aan de respondenten, is er maar één niet in de samenvatting geraakt, Mogen islamitische vrouwen in publieke functies een hoofddoek dragen. 21,2% van de respondenten is het daar helemaal mee oneens, 32,2% zijn het daar niet helemaal mee eens, anders hadden ze dat wel gezegd. De onderzoekers zouden zeggen dat 53,4%, dus meer dan de helft van de Vlaamse kiezer tegen het dragen van de hoofddoek is in publieke functies, in feite zijn er 21,2% helemaal mee eens en 32,2% gewoon mee eens, maar niet helemaal. Wat doe je daarmee als vaststelling. Dat enkel 21,2% uitgesproken tegen het dragen van een hoofddoek in publieke functies is, en voor de rest laat je onderzoek niet toe dar iets meer over te zeggen.
% Vlaamse kiezers (zonder Brussel) over hoofddoek (ISPO-2007) (1) | ||||||
|
| Niet helemaal eens/oneens |
| Geen mening | ||
| Hele- | Niet hele- | Niet hele- | Totaal niet helemaal eens/ oneens | Hele- | Noch eens, noch oneens |
Islamitische vrouwen mogen in publieke functies een hoofddoek dragen | 21,2% | 32,2% | 29,9% | 62,1% | 5,4% | 10,3% |
(1) De percentages zijn berekend op 100%, een kleine restcategorie wordt niet in beeld gebracht |
Slechts 13,5% is het helemaal oneens om nieuwe migranten op de arbeidsmarkt toe te laten
De vraagstelling m.b.t. het toestaan van nieuwe migratie omwille van het tekort op de arbeidsmarkt geeft onterecht de indruk dat er nu geen immigratie is, terwijl ze nog nooit zo hoog geweest is, en maar gedeeltelijk met arbeidsmigratie te maken heeft. Ook hier zou een vraagstelling over (ervaren) werkelijkheden een aanvulling kunnen zijn op ‘perceptie’. Ook de vraagstelling zelf waarbij het gaat om ‘nieuwe’ en ‘geschikte’ migranten is te specifiek om relevantie te hebben.
% Vlaamse kiezers (zonder Brussel) over arbeidsmarkt (ISPO-2007) (1) | ||||||
|
| Niet helemaal eens/oneens |
| Geen mening | ||
| Hele- | Niet hele- | Niet hele- | Totaal niet helemaal eens/ oneens | Hele- | Noch eens, noch oneens |
Om specifieke tekorten op de arbeidsmarkt op te vangen, moet België nieuwe geschikte migranten toestaan | 13,5% | 33,7% | 34,1% | 82,2% | 3,6% | 14,4% |
(1) De percentages zijn berekend op 100%, een kleine restcategorie wordt niet in beeld gebracht |
Een vraag over ‘racistische’ toespraken met twee antwoordmogelijkheden.
Welk van de volgende uitspraken vertolkt het best uw mening: “Een spreker die op een publieke bijeenkomst of op de televisie een racistische toespraak houdt 1. moet gestopt worden te spreken 2. moet kunnen zeggen wat hij wil?”
Als ‘ondubbelzinnige’ vraag kan dit tellen want aan de respondent wordt gevraagd zich een situatie voor te stellen waarin iemand een publieke ‘racistische’ toespraak houdt of waarbij de ‘racistische’ toespraak op de televisie uitgezonden wordt, live dan, want hij moet al of niet kunnen onderbroken worden. Op wat wordt nu geantwoord en op welke ‘racistische’ inhoudt?. 50,3% kiest voor de 2de mogelijkheid (en volgen dus de wetgever aldus het commentaar) 44,9% voor de tweede en 5% heeft geen mening. Deze vraagstelling, hoe onduidelijk en dubbelzinnig ook, heeft alleszins het voordeel dat er twee uitgesproken meningen naast elkaar geplaatst worden en het aantal zonder mening drastisch daalt In alle voorgaande vragen lag het aantal geen mening meestal tussen de 25 en de 30%
Verstedelijkingsgraad ontbreekt bij sociale achtergrondkenmerken
Juist omdat het gaat om ‘perceptie’, houding of mening over migranten en moslims, is het van belang de antwoorden in de mate van het mogelijke te toetsen aan de ‘materiële’ context van de respondenten en de mate waarin hun ‘perceptie’ beantwoordt of samengaat met een ‘ervaring’ met migranten en moslims. De verstedelijkingsgraad is hiervoor een eenvoudig en relevante variabele. Ook al woont elke respondenten in een gemeente die kan geklasseerd worden naar verstedelijkingsgraad toch wordt dit criterium niet aangewend om na te gaan welk verschil dit maakt in de antwoorden. Dit is des de onbegrijpelijker omdat het oude Sociologisch Onderzoeks Instituut (KUL) met name Prof. Urbain Claeys de verstedelijkingsgraad tot op het gemeentelijke niveau geoperationaliseerd had voor toepassingen in onderzoek en enquêtes, ondermeer in gans het gebied van het vrije-tijds, vakantie en sportonderzoek. Of zijn met het afvoeren van het S.O.I en van Urbain Claeys ook de studiedomeinen en de wetenschappelijke know how verdwenen?
Verstedelijkingsgraad naar woonplaats van de respondenten had (en kan nog) afgemeten worden aan de ‘moslimgraad’, dwz de mate van aanwezigheid van moslims in de lokaliteit, zoals door npdate ontwikkeld (zie BuG 100). Misschien zou dan blijken dat hoe meer moslims aanwezig in de woonplaats, hoe groter de acceptatie, en hoe groter de afstand met het effectief samenleven met migranten en moslims, hoe sterker de negatieve perceptie. Een verdere vraagstelling naar de mate waarin men contact gehad heeft met migranten en moslims, de mate men al negatieve of positieve ervaringen gehad heeft met cultuur en waarde ervaren heeft zou ook op z’n plaats geweest zijn, zeker in het toegevoegde de deel dat de respondenten schriftelijk konden invullen en opsturen.
Zij er 10% Vlamingen van vreemde afkomst in de enquête?
In de enquête wordt de vraag gesteld naar de ‘religiositeit’ van de respondenten: uit het rapport is niet op te maken langs welke vraagstelling en hoe gedetailleerd, maar er is alleszins geen categorie islam aanwezig ook al kan men er van uitgaan dat 4% van de kiezers moslim en 10% van vreemde afkomst.
Als categorieën worden onderscheiden: Kerks, Kerkelijk, Marginaal Katholiek, Vrijzinnig en Anders. Is er een groter detail aanwezig in de onderzoeksgegevens, zodat ‘Ander’ verder kan gedifferentieerd worden en er ook een inschatting kan gemaakt worden van het aandeel van elke categorie in de bevolking? Dus graag de absolute cijfers en een groter detail voor deze vraag.
Waardegeladen, suggestieve formulering en vraagstelling?.
We de aandacht niet ten gronde gericht op de eventuele waardegeladen, suggestieve formulering van de vraagstelling. Ze weerspiegelt de tijdsgeest van 1991, alhoewel de islam-vragen van recenter datum zijn. Maar dat is werk voor Blommaert en Verschueren die in het verleden de onderzoeksaanpak m.b.t. en het beleid m.b.t. tot migranten vanuit de sociologie en Jaak Billiet al grondig onder de loupe genomen hebben in hun boek Het Belgische Migratiedebat, de pragmatiek van de abnormalisering, deel 2, Homogeneïsme in onderzoek en beleid, 1992, een nog altijd relevante en ter zake zijnde analyse.
En waar blijven de vertegenwoordigers van de ‘minderheden’
Volgens hun standpunt in De Morgen van 27 januari 2009 geven verenigingen als VOEM en het Minderhedenforum toe dat ze een beetje moe zijn van politiek, beleid en journalistiek dat er niet in slaagt de islam en de moslims met enige redelijkheid te benaderen.
Waarom de ‘minderhedenorganisaties’ evenwel nalaten de vinger te leggen op de wonde van de ongelijke behandeling van de islam als erkende godsdienst sinds 1974 blijft een vraag. Er zou kunnen nagegaan worden in welke mate de exclusie van de islam en de niet toepassing van de grondwettelijk gewaarborgde gelijke behandeling van de islam sinds haar erkenning in 1974, een cruciaal element is in de negatieve perceptie. Zeker omdat de toetsteen van de gelijke behandeling de gelijke materiële ondersteuning is. Zie analyse hiervan in BuG 111. Wie voor de grondwet ongelijk is zal het ook wel verdienen, is de gemakkelijke conclusie van de burger, terwijl het de Overheid zelf is die de scheiding tussen Staat en Godsdienst al decennia schendt wat de islam betreft.
Ontbreken moslimnet en uitsluiting islamonderwijs uit Katholieke onderwijsnet is nefast
Een groot aantal moslim-kinderen en – jongeren kunnen, vooral sinds 1990 geen Islam-onderwijs (meer) volgen in het katholieke onderwijsnet. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hele generaties zijn opgegroeid met het idee dat in het door de overheid gesubsidieerde katholieke onderwijs de islam als godsdienstvak kon uitgesloten worden. Deze uitsluiting is ongrondwettelijk omdat de erkenning van de islam ook de gelijke behandeling, dwz de aanwezigheid van godsdienstlessen door de imans ook in het katholieke onderwijs, meebrengt als onderdeel van de gelijke materiële ondersteuning.
Het groeiende links-progressieve hiaat
Met de reportages en het boek van Jan Leyers, De Weg naar Mekka werd een brug opgeblazen tussen de moslims en de Vlaamse goegemeente. Meer en meer wordt het links-progressieve meegetrokken in een ongenuanceerd en ideologisch discours met alsmaar verdere stigmatisering en ‘ontmenselijking’ van de ‘moslims’. Het ’terrorisme is daarbij het grote kwaad dat verbonden wordt met een godsdienst en haar gelovigen. Het terrorisme wordt voor de islam wat het communisme was voor de joden in het door het nationaalsocialisme gecreëerde beeld.
(Uitpers, nr 106, 10de jg., februari 2009)
Jan Hertogenis socioloog
ISPO staat voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek van de KU Leuven
Bron: BuG 112 – Bericht uit het Gewisse 27-01-2009