In Frankrijk pakken de niet-winnaars van de parlementsverkiezingen uit met een alternatieve kaart van het parlement: daarop zien we de zetelverdeling zoals ze zou zijn met een evenredig kiesstelsel. Links – la France insoumise et communistische PCF – hebben samen 27 zetels; met een evenredig stelsel zouden er dat 85 zijn. République en Marche van president Emmanel Macron heeft er 308; met evenredigheid zou dat 190 zijn. Uiterst-rechts Front National (FN): 8 in plaats van ca 80. Maar, waarschuwen de verdedigers van het huidig stelsel, evenredigheid zou ook politieke instabiliteit betekenen. Maar die redenering klopt niet.
Mitterrand
Het huidig stelsel werd in Frankrijk ingevoerd na de coup van generaal Charles de Gaulle in 1958. In de Vierde Republiek was er een evenredig stelsel en de politieke onzekerheid werd daar aan toegeschreven. Er was na 1958 wel een korte onderbreking ten tijde van president François Mitterrand. Die voerde in 1986 de evenredige vertegenwoordiging in, wat het FN toen 35 zetels opleverde.
Mitterrand deed dat niet alleen om ene verkiezingsbelofte na te leven maar ook om rechts een pad in de korf te zetten. Want daardoor werd het voor rechts moeilijker een volstrekte meerderheid te behalen. Rechts – de gaullistische RPR en de UDF van Giscard d’Estaing -haalde toen toch een nipte meerderheid. Premier Jacques Chirac, later president, maakte snel een einde aan die evenredige vertegenwoordiging. Hij gebruikte daarvoor het beruchte artikel 49.3 om het parlement te omzeilen, hetzelfde dat ex-premier Manuel Valls gebruikte om er vorig jaar de hervorming van de arbeidswet door te jagen.
Sindsdien hebben nog Franse presidenten een dosis evenredige vertegenwoordiging beloofd. De rechtse Nicolas Sarkozy beloofde “een beetje evenredigheid” om plezier te doen aan zijn centrumbondgenoten. Socialist François Hollande beloofde dat in zijn verkiezingscampagne in 2012; het was een van de zeer vele beloften die hij niet nakwam. “Dat zou het FN honderd gekozenen opleveren”, zei hij als excuus voor het opgeven van die belofte. En Emmanuel Macron beloofde eveneens een dosis evenredigheid om de centrumpartij Modem van François Bayrou aan boord te krijgen. Maar Bayrou en diens Modem zijn nu met hun affaires veeleer een blok aan het been. Ze hebben dankzij hun alliantie met Macron 42 zetels – op eigen kracht halen ze er in het huidig stelsel één of twee.
Brits stelsel
Het Franse stelsel bestaat tenminste nog uit twee ronden, zodat kiezers die in de eerste ronde uit overtuiging een keuze maakten, in de tweede ronde kunnen elimineren. De zetelverdeling beantwoordt dan wel niet aan de uitgebrachte stemmen. Maar er zit nog iets meer correctie op dan bij het Britse stelsel: één ronde, één gekozene per kiesdistrict. In theorie kan een partij die in iets meer dan de helft van de districten met bij voorbeeld 30 % overal op de eerste plaats komt, een stevige meerderheid hebben.
De zetelverdeling weerspiegelt dan ook zelden de stemverhoudingen. De grote partijen, de Conservatieven en Labour, hebben bolwerken waar ze twee derde of meer van de stemmen halen, veel overschot dus die ze niet elders kunnen gebruiken. Het betekent dat niet-Conservatieve kiezers in Conservatieve burchten hoe dan ook een verloren stem uitbrengen, en omgekeerd. Het belet ook dat nieuwe initiatieven aan de bak komen, het is in zo een stelsel zeer moeilijk om door te breken. Zelfs Ukip haalde vorige keer met 12 % slechts één zetel. Het is wel een goede zaak voor regionalistische partijen. Vorige keer haalde de Schotse SNP met 4% van het totaal aantal stemmen, bijna 10 % van de zetels.
Italië
Maar een dergelijk stelsel waarborgt politieke stabiliteit, aldus de pleitbezorgers van dit districtenstelsel. Evenredigheid staat gelijk aan politieke versnippering. En dan wordt het voorbeeld aangehaald van Italië tussen 1948 en 1994.
Het was een periode van zeer frequente regeringscrisissen, wat toen vaak werd toegeschreven aan het evenredig stelsel. Maar die crisissen lagen niet aan conflicten tussen coalitiepartijen, want de politiek werd onafgebroken gedomineerd door één enkele partij, de christendemocratische DC. In feite was er een grote stabiliteit van machtspartijen. Maar die werd tenietgedaan door de interne verscheurdheid van de DC waar de diverse ‘correnti’, stromingen, elkaar naar het leven stonden.
En toen stapte Italië in 1994 over op het Britse stelsel, met afspraken tussen de diverse partijen vooraf. De kersverse partij Forza Italia van zakenman Silvio Berlusconi won overtuigend, samen met haar bondgenoten van de uiterst-rechtse Nationale Alliantie en van de toen nog regionalistische Lega Nord. Zeven maanden later was er weer een regeringscrisis, de Lega trok eruit.
Op zijn Duits
Sindsdien heeft Italië al drie diverse kiessystemen gehad. Bij de verkiezingen van vier jaar geleden gold nog het systeem dat de coalitie of partij achter één kandidaat-premier met de meeste stemmen, automatisch een meerderheid had in de Kamer. Niet in de Senaat, dat is een ander stelsel, met gekozenen per regio. Een voorstel van ex-premier Matteo Renzi (Democratische Partij, centrum centrum-links) om de senaat te “hervormen” (feitelijk op te doeken) is in november vorig jaar in een referendum verworpen.
Sindsdien wordt er druk gepraat over een nieuw stelsel, en ze waren er bijna: een Duits systeem. De helft per district, de helft evenredig, met een kiesdrempel van drie of vijf percent. Edoch, de M5S (Cinquestelle, Vijfsterrenbeweging) heeft dat intussen gesaboteerd. Misschien hopend dat het oude stelsel blijft, dat zij nummer één wordt en zo een meerderheid behaalt.
Instabiel
Het Duitse stelsel waarnaar de Italianen even grepen, garandeert een grote mate van evenredigheid, met een kiesdrempel van vijf percent om te mogen meedelen (of minstens drie rechtstreekse districtgekozenen). Duitsland lijdt niet onder politieke instabiliteit.
Het Europese land dat het verst gaat in evenredigheid is Nederland. Daar geldt gewoon nationale evenredige vertegenwoordiging zonder drempel. De lijst die 1/150 ste van de stemmen haalt, heeft een zeg in de Tweede Kamer. Nederland staat niet bekend als een erg onstabiel politiek land.
Evenredigheid geldt in talrijke Europese landen, al gebeurt dat zelden per landelijke lijsten zoals in Nederland. In België is die verdeling per provincie, wat die evenredigheid inperkt. In al die landen met evenredige stelsels zien we echter dat nieuwe politieke stromingen gemakkelijker kunnen doorbreken en hun stem kunnen laten horen in de nationale parlementen. Waar dat niet zo is, zoals in het Verenigd Koninkrijk, is dat veel moeilijker. Zo hebben de Britse Greens het lastiger dan elders om hun stem te laten horen. Ook al zijn ze talrijker dan bij voorbeeld de Welshe nationalisten (4 zetels) of de Noord-Ierse Unionisten (10 zetels), toch mogen ze van geluk spreken dat ze één zetel hebben.
Maar kleine partijen kunnen in een evenredig stelsel dan chantage plegen om de groten aan een meerderheid te helpen? Dat kan ook elders: dat is toch wat nu dreigt te gebeuren in het Verenigd Koninkrijk waar de Noord-Ierse DUP dat spel speelt. En hoe vaak komt politieke chantage niet uit de eigen rangen van een grote regerende partij. De Duitse CDU staat regelmatig onder druk van zijn Beierse vleugel CSU. Bij de CVP vroeger en de CD&V nu, zitten de diverse stromingen elkaar ook te beloeren.
Mijn conclusie: er is niks mis met evenredigheid, wel met kiessystemen die een groot deel van de kiezers elke vertegenwoordiging in de nationale ‘volksvertegenwoordigingen’ ontzeggen. Terloops: evenredigheid moet ook gelden bij presidentsverkiezingen, met evenredigheid zou Donald Trump nu geen president zijn.
.