De Europese Unie (EU) staat aan de vooravond van een aantal belangrijke beslissingen. Het al dan niet slagen daarvan, wordt door menig waarnemer zelfs gekoppeld aan op- of ondergang van het Europese project. De hervormingen zijn noodzakelijk in het licht van de komende uitbreiding, die er om allerlei duistere redenen snel moet komen. Behalve de politieke en economische toplaag en enkele bureaucraten heeft niemand nog zicht op wat er aan het gebeuren is.
De kloof tussen Europa en de burger zal er niet kleiner op worden nu blijkt dat het debat over een sociaal Europa dan maar ???even??? uitgesteld is. Nochtans is het hoog tijd. Binnen de EU, maar vooral bij de kandidaat-leden zijn er stapels problemen die moeten worden aangepakt. De politieke en economische elite lijkt maar een probleem voor ogen te hebben: de liberalisering van de economie. Premier Verhofstadt is trouwens zelden zo duidelijk geweest. Het uiteindelijke doel van de EU is een “mondiale macht worden”.
Sedert het midden van de jaren ???80 hebben de landen van de EU zich hoofdzakelijk geconcentreerd op een aantal financieel-economische dossiers: de liberalisering van de kapitaalmarkt (juli 1990), een eengemaakte markt (januari 1992), de eenheidsmunt… Telkens werden kleine stapjes genomen, geheel overeenkomstig de filosofie van Monnet, die daarin de beste strategie zag tot integratie. De gemakkelijkste dossiers werden over de streep getrokken of beter, vooral die thema???s zijn Europees geworden die in het belang zijn van het bedrijfsleven. In wezen is de EU daardoor vooral een Europese Economische Gemeenschap gebleven. Op sociaal vlak is er van een gemeenschappelijke politiek amper sprake. Geen minimumnormen bijvoorbeeld voor het aantal werklozen of voor het aantal armen in de EU.
De strategie van Monnet lijkt definitief te hebben afgedaan. De huidige structuur van de EU wordt alsmaar minder werkbaar, naarmate het aantal lidstaten toeneemt. Er staan momenteel 13 landen te trappelen om te mogen toetreden. Met twaalf landen zijn al toetredingsgesprekken begonnen, alleen Turkije moet nog even wachten. Stuk voor stuk zijn het landen die sociaal-economisch achterop hinken bij de huidige EU-lidstaten.
Met Cyprus, Hongarije, Polen, Estland, Tsjechië en Slovenië gaan de onderhandelingen al over alle gebieden waarmee de EU te maken heeft, met uitzondering van het onderwerp ???instellingen???. Het gaat dus vlug. En de klok tikt. Vandaar dat in februari een Intergouvernementele Conferentie (IGC) is gestart die tegen eind van dit jaar, onder Frans voorzitterschap, moet uitmonden in een reeks institutionele hervormingen. Tijdens de Top van Amsterdam in juni 1997 werd al afgesproken dat de herweging van het stemgewicht en de uitbreiding van de meerderheidsbeslissingen in de Raad en de hervorming van de Europese Commissie (werking en aantal commissarissen) tijdens een volgende IGC zouden worden besproken. Het gaat om de zogenaamde ???left overs???, heikele punten waarover in Amsterdam geen overeenstemming kon worden bereikt.
De Europese Commissie heeft al haar standpunten bekend gemaakt. Ze wil eerst en vooral het unanimiteitsprincipe – een feitelijk een vetorecht voor elk land – voor de meeste beslissingen afschaffen, want dat zorgt geregeld voor blokkeringen en zal helemaal verlammend werken als de EU straks 28 landen telt. Volgens de Europese Commissie moet ter compensatie het Europees Parlement medezeggenschap krijgen telkens de Raad met gekwalificeerde meerderheid stemt. Het zal nog bloed, zweet en tranen kosten, want landen als Groot-Brittannië en Zweden, zijn er helemaal niet happig op om hun soevereiniteit af te staan en meer macht over te dragen aan Europa. De zeggenschap van de individuele lidstaten zou ook aangetast worden bij een ander hervormingsvoorstel, de nieuwe samenstelling van de Europese Commissie. Momenteel tellen alle lidstaten minstens één commissielid. Om te vermijden dat we na uitbreiding met een Commissie van 34 leden zitten, stellen Prodi en co voor het aantal leden te beperken. Als het voorstel het haalt, zullen voortaan beslissingen kunnen genomen worden in afwezigheid van een aantal lidstaten. Tenslotte moeten er ook nog knopen worden doorgehakt over bevoegdheden en samenstelling van het Europees parlement. De EU-commissie wil alvast het aantal leden ervan beperken tot maximum 700 leden.
Versterkte samenwerking
Een mislukking van de IGC wordt bij de Europese elite ervaren als een ramp voor Europa. In een standpunt van Valéry Giscard d???Estaing en Helmut Schmidt – covoorzitters van het Comité voor de Europese Monetaire Unie – vrezen beide oudgedienden dat zonder hervormingen de Unie amper nog zal kunnen functioneren: "De klaarblijkelijke haast om de Unie uit te breiden, gecombineerd met de verwaarlozing van de institutionele hervormingen, kan tot gevolg hebben dat die Unie in het eerste decennium van de 21e eeuw in een aaneenschakeling van crisissen terechtkomt. Ze zou op termijn de Unie ook kunnen doen verwateren tot een loutere vrijhandelszone met niet meer dan wat marginale instellingen". De bekommernis is terecht en hun opmerking over de snelheid waarmee men wil uitbreiden raakt hout, hun remedie is evenwel een ander paar mouwen. Daarin verdedigen zij de stelling dat Europa hoe dan ook best op verschillende snelheden kan werken. Het belooft nog veel stof te doen opwaaien, want een dergelijk voorstel valt niet onder de ???left overs???. Een kerngroep van landen kan in die visie verder werken aan politieke integratie. Beide heren denken daarbij aan de elf die momenteel de Eurozone vormen. Oud-commissievoorzitter Jacques Delors, is zelfs daarover sceptisch en hij praat over zes kernlanden – Frankrijk, Duitsland, Italië en de Benelux, de oorspronkelijke basislanden van de Europese eenwording. De idee van deze zogenaamde ???versterkte samenwerking??? lijkt steeds meer veld te winnen. De Belgische oud-premier Jean-Luc Dehaene zette daar destijds in Amsterdam al zijn volle gewicht onder dit principe. In België heerst daarover alvast consensus. Dat blijkt uit de grote meerderheid voor de resolutie van Kamer en Senaat, waarin de ???versterkte samenwerking??? is opgenomen. En naast de andere Benelux-landen, zijn ook Portugal, Italië, Frankrijk en Duitsland in meer of mindere mate voor dit voorstel gewonnen. Weerstand is er vooral bij de Scandinavische landen en Groot-Brittannië.
De versterkte samenwerking kan evenwel in twee richtingen werken. Op fiscaal (CO2-taks) of sociaal vlak creëert de versterkte samenwerking positieve mogelijkheden. Maar wat met de versterkte samenwerking op vlak van defensie bijvoorbeeld (de opname van artikel V van het WEU-verdrag bijvoorbeeld, waardoor de EU over een heus eigen leger zou beschikken). Verhofstadt heeft alvast zijn proefballonnetje losgelaten en dat voorspelt weinig goeds. Hij ziet de versterkte samenwerking vooral op vlak van interne veiligheid en immigratie – de twee worden als vanzelfsprekend in één adem genoemd -, macro-economie – verder werken met de elf van de Euro – en defensie met het Eurocorps.
Gevaarlijker nog is dat we dan een Europa creëren van drie snelheden: een sterk centrum, een periferie van overwegend lidstaten die meer op hun soevereiniteit staan en de toekomstige lidstaten die op sociaal-economisch vlak zwak staan. We kunnen ons de vraag stellen in hoeverre een dergelijke constructie de Europese integratie – waar het uiteindelijk toch allemaal om te doen is – zal bevorderen.
Fischer en een federaal Europa
Het is in dat stadium van de discussie dat de Groene Minister van Buitenlandse Zaken, Joschka Fischer, zich mengt en zijn ophefmakende rede over een federaal Europa houdt aan de Hümboldt-universiteit. De toespraak kwam er enigszins als een verrassing, omdat het begrip ???federatie??? al een tijdje van de agenda was verdwenen. De Britse premier Thatcher had er destijds zelfs een virulente haat tegen ontwikkeld. En sinds de mislukte poging van de Nederlandse premier Lubbers en zijn minister van Buitenlandse Zaken Van de Broek, om eind 1991 een nieuw Europees Verdrag tot stand te brengen dat uitging van een politieke Unie of federatie van staten, was die ambitie in de onderste schuif beland. Fischer bepleitte in zijn ???persoonlijke??? denkoefening – en enkel te verwezenlijken op ???lange termijn??? – voor een evenwichtige constellatie tussen de soevereiniteit van staten en een federaal Europa. Er moet een heuse grondwet komen met een duidelijke afbakening van bevoegdheden tussen de verschillende niveaus, een parlement met twee kamers: de eerste bestaande uit rechtstreeks verkozenen en een tweede met afgevaardigden van de nationale parlementen. Commissie en Ministerraden moeten plaats ruimen voor een heuse regering. Zijn voorstel komt er niet alleen omwille van efficiënte besluitvorming, zo beweert hij, maar ook omdat hij vindt dat de natiestaten onontbeerlijk zijn en de mondialisering en Europeanisering superstructuren en anonieme acteurs creëert ver verwijderd van de burger. Vandaar dat zijn voorstel uitgaat van een gezond evenwicht. Uit de meeste reacties moet alvast blijken dat Fischer nogal hoog heeft gegrepen. Vraag is inderdaad of zo???n structuur wel realistisch is in een Europa waar in praktisch elk land een andere taal wordt gesproken, andere tradities gelden, etc. Inmiddels pleit Fischer in een overgang eveneens voor een kern-Europa (???Gravitationszentrum???).
Snelle uitbreiding zorgt voor patstelling
Het lijkt erop dat Europa zichzelf aan het vastrijden is. Door persé de uitbreiding met een aantal nieuwe landen op korte termijn in het vooruitzicht te stellen, wringt de Europese elite zich in een patstelling omdat men op voorhand wist dat de standpunten voor een hervorming van de instellingen mijlenver uit mekaar liggen. Een aantal landen wil niet riskeren dat de unanimiteitsregel voor het nemen van beslissingen wordt doorbroken, omdat een natie dan in een situatie kan belanden waar beslissingen niet gedragen worden door de eigen bevolking. Dat kan de afkeer voor de EU in sommige landen alleen maar vergroten.
Waarom moet de EU persé zo vlug uitgebreid worden? Om de vrede te bevorderen, zoals Fischer zelf stelt? Of om vlug meer greep te krijgen op de Oost-Europese economieën vooraleer andere kapers komen opdagen?
???Small is beautiful??? tittelde de groene denker Ernst Friedrich Schumacher zijn bekend boekje en dat geldt ook voor de democratie. De EU is in al die jaren veel te vlug vooruitgehold, waarbij nagenoeg alle belangrijke beslissingen genomen werden door een kleine elite van politici en bureaucraten en de inspraak van de basis niet geduld werd. Een beperkte kring zorgde ervoor dat tal van bevoegdheden werden overgeheveld naar een hoger niveau, terwijl de parlementaire controle daarop niet was georganiseerd. De Intergouvernementele Conferentie tijdens dewelke het Verdrag van Amsterdam werd onderhandeld (maart 1996 – juni 1997), was het schoolvoorbeeld van een gebrek aan transparantie en duisters besluitvorming. De onderhandelingen werden gevoerd achter gesloten deuren door diplomaten van de EU-lidstaten.
De bevolking kan het EU-gebeuren zo langzamerhand geen moer meer schelen. Tijdens de Europese verkiezingen van juni 1999 ging minder dan de helft van de Europeanen stemmen. In Groot-Brittannië daagde minder dan een kwart van het electoraat op. In Finland en Nederland was dat 30 procent. Waarom gaan stemmen als het Europees parlement op veel terreinen niets in de pap te brokken heeft, wanneer niemand nog ziet wat waar bedisseld wordt.
Ook op dat vlak zitten we met een Europa van verschillende snelheden, maar dan van een andere orde: de kloof tussen besluitvorming en de democratische controle daarop. Vandaag zorgt dat voor oprispingen. Ministerraden beslissen erop los, in de nationale parlementen kan men niet goed meer volgen en holt men achter de feiten aan en het Europees parlement heeft is elk contact met de basis kwijt. Het is op die manier dat momenteel de militaire arm van Europa wordt uitgebouwd. Hier geven parlementairen openlijk toe dat ze eigenlijk niet goed meer weten wat er aan de hand is. Alle voorwaarden zijn geschapen voor een ondoorzichtige besluitvorming ver van alle controle met veel plaats voor verborgen agenda???s en lobbyisten allerhande. Op welke basis moet de kiezer de volgende keer zijn oordeel vellen? Europa is een log, ingewikkeld monster en daar is niemand nog in geïnteresseerd.
Sociaal Europa?
De snelheid waarmee de politieke en economische elite de EU wil doen uitbreiden stuit gelukkig op toenemende kritiek. Zelfs oud-onderhandelaar voor België (in Amsterdam), Franklin Dehousse, uit zijn ongenoegen: "De beslissing van Helsinki is duidelijk: de uitbreiding komt voor de verdieping. We krijgen een groot Europa met een kleine motor, een zeer kleine motor. (…) Hoe kun je een sociaal akkoord bereiken in een Europa van 20 of 25 lidstaten. Dat zal niet functioneren. De kandidaat-lidstaten willen zelfs uitzonderingen voor de uitvoering van bestaande wetteksten. Zodra de Unie uitbreidt, krijgen we een vermindering van het sociale Europa te zien". Vraag is natuurlijk of er wel zoiets als een sociaal Europa bestaat. Totnogtoe kwam men niet verder dan de formulering van richtsnoeren, een begrip dat moet verhullen dat men er niet toe komt om afdwingbare normen (zoals dat op financieel-economisch vlak doorgaans gebeurt) af te spreken. Nu bijt men zich optimistisch vast in de economische successen die worden geboekt en de daarmee gepaard gaande stijging van de werkgelegenheid. Maar de werkloosheid blijft onaanvaardbaar hoog en ondanks (of moeten we zeggen ???dankzij???) de groei blijft de armoede welig tieren. Het land dat zich het felst heeft verzet tegen duidelijke sociale normen, Groot-Brittannië, kan dienen als schoolvoorbeeld van de weg die Europa is ingeslagen. De economische groei en de consequente keuze voor en sterk liberaal getinte vrijemarkteconomie deed het reële inkomen van de Britten tussen 1979 en 1994 gemiddeld stijgen met veertig procent. Maar… terwijl dat van de tien procent rijksten toenam met 65 procent, daalde daarentegen dat van de tien procent armsten met 13 procent. De cijfers komen uit onverdachte bron en zijn afkomstig van een studie van de befaamde London School of Economics. Tien procent van de rijkste Britten bezit bijna de helft van ???s lands rijkdom. Wie er de verslagen van het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP)
erop naleest begrijpt dat ook de meeste andere Europese landen niet te hoog van de toren moeten blazen. In rijke landen zoals België en Frankrijk leeft 12 procent van de mensen onder de armoedegrens. Het rapport over de kinderarmoede dat Unicef onlangs verspreidde is onthutsend. In Groot-Brittannië leeft 19,8 procent van de kinderen onder 15 jaar in armoede. In Ierland 16,8 procent, Griekenland 12,3 procent, Spanje 12,3 procent, Duitsland 10,7 procent. In de kandidaat-lidstaten is het nog erger gesteld. Toch blijft men deze landen dwingen om hun economie zo snel mogelijk aan te passen aan de EU-regels, zoals privatisering en open gooien van de markt voor Europese investeringen. In Hongarije bedraagt het gemiddeld BBP slechts 45 procent van dat van de EU. In 1999 bedroeg de inflatie negen procent. De prijzen zijn in vergelijking met 1990 met 576 procent gestegen. In dergelijke situatie is de versnelde invoering van een economische en monetaire unie ronduit rampzalig.
De weinig rooskleurige situatie waarin tal van Oost-Europese landen vertoeven is dikwijls een gevolg van de roofbouw die de EU-landen hebben gepleegd. In Wit-Rusland, overigens geen kandidaat-lid van de EU, worden bomen in nationale parken in snel tempo geveld. Ze worden voor een derde van de prijs aan de man gebracht in de EU. De bureaucraten (en niet de werknemers) steken het geld op zak. In Estland opende de regering haar markt, maar daar staat nog steeds geen vrije toegang tot de EU-markt tegenover. Een jaar nadat het douane-unie-akkoord tussen de EU en Turkije van kracht werd (1 januari 1996), bleek de export vanuit de EU naar Turkije met 36 procent (of 18 miljard Euro) gestegen. De import uit Turkije daarentegen moest het stellen met een groei van 10 procent (of 10 miljard Euro). Het handelsdeficit met de EU was dus in een klap met 8 miljard Euro gestegen. Zo moest het staatsmonopolie in een aantal sectoren volledig worden afgebouwd. De concurrentie kreeg er vrij spel. In het algemeen moest Turkije zijn hele economische en financiële wetgeving aanpassen aan die van de EU (en niet omgekeerd).
Politieke elite tafelt met economische elite
De EU was al die tijd maar op één vlak efficiënt, namelijk op het vlak van het opleggen van een neoliberale economische politiek. De nadruk die bij de kandidaat-leden van de EU wordt gelegd op vrije markt, vrije concurrentie, eigendomsrechten, privatisering en buitenlandse investeringen, is de logische voortzetting van wat Europa voortdurend heeft gekenmerkt, namelijk de maatregelen die zijn genomen in het kader van de economische eenwording: vrij verkeer van kapitaal en goederen, de oprichting van een Europese Centrale Bank, ver van elke politieke controle, liberalisering en privatisering van overheidsinstellingen en de introductie van de eenheidsmunt. Toevallig die onderdelen, waar de grote bedrijven hun graantje meepikken. Wie heeft er immers baat bij de privatisering van de post, transport, elektriciteit en gas? Wie profiteert er van het feit dat tegen eind 2001 de telecommunicatiemarkten volledig moeten geliberaliseerd zijn? Het komt de dienstverlening ten goede, zo wordt ons verteld, maar daarna zwijgt men in alle talen als opgemerkt wordt dat daar telkens een prijskaartje aan vasthangt. Niet iedereen kan die diensten zomaar betalen.
De politieke elite beslist daarin niet alleen. Ze tafelt geregeld met de economische elite. Een maand voor de start van de milleniumronde van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) in Seattle, werd een onderonsje georganiseerd tussen de top van de bedrijfswereld en EU- en VS-functionarissen onder leiding van de Europese Handelscommissaris, Pascal Lamy, de Amerikaanse Handelsminister William Dary en WTO-directeur-generaal Michel Moore. Ze kwamen bijeen in het Intercontinental Hotel in Berlijn. De bedrijven verenigden zich in 1995 in TABD (Transatlantic Business Dialogue) op initiatief van de Europese Commissie en de regering van de VS als een nieuw middel om de transatlantische economische deregulering te laten vlotten. Volgens het formele verslag van de ontmoeting hebben zowel de Europese Commissie en de Amerikaanse regering beloofd om "zoveel als mogelijk van de TABD-aanbevelingen om te zetten in beleid". Lamy zei verder: "Wij voelen ons verbonden daartoe, maar u moet begijpen dat we de publieke opinie moeten overtuigen (???) Laat ons niet vergeten dat dit deel van het debat zich buiten deze deuren afspeelt." Ook op de recente bijeenkomst van UNICE, de Europees ondernemersorganisatie, in Brussel hebben we kunnen zien hoe de EU-commissieleden een voor een hun opwachting maakten bij de groten uit de economische wereld.