De sociaaldemocratische partijen van Europa beleven erg moeilijke tijden. In veel landen waar ze regeren of meeregeren, zitten ze diep in de put. Maar ook in die landen waar ze in een gedwongen oppositiekuur zitten, raken ze er niet bovenop. Wat scheelt er toch aan de Europese sociaaldemocratie?
Als we de oud-voorzitter van de Duitse sociaaldemocratische SPD, Oskar Lafontaine, mogen geloven, ligt het antwoord voor de hand: ze hebben hun identiteit prijsgegeven. Het zijn geen echte sociaaldemocratische partijen meer. Ze hebben al te veel het economisch liberalisme omhelsd.
In drie grote lidstaten van de EU zitten partijen uit de “sociaaldemocratische familie” in de regering: in het Verenigd Koninkrijk regeert (‘New’) Labour alleen, in Spanje is de socialistische PSOE van José Luis Zapatero aan een tweede ambtstermijn bezig. In Duitsland zit de SPD noodgedwongen in een regering geleid door de christendemocratische Angela Merkel . In Italië weet niemand goed meer waar er socialisten zitten – alleszins ergens in de oppositie. En in Frankrijk zijn de “olifanten” van de PS hun partij stilaan in de verdoemenis aan het rijden.
Zondebok
In het Verenigd Koninkrijk gaan de leiders van ‘New’ Labour er hoopvol vanuit dat ze moeilijk lager kunnen vallen, electoraal dan. Dat parlementsverkiezingen nu op een ramp zouden uitdraaien, betwist daar niemand. Bij lokale en tussentijdse verkiezingen kreeg Labour bijzonder zware klappen. De ergste was wel het verlies van een district in een bolwerk als het Schotse Glasgow ten voordele van de Schotse nationalisten.
Premier Gordon Brown krijgt de schuld. Hij zou geen charisma hebben, niet kunnen communiceren, enzovoort. Maar het heeft allemaal veel meer te maken met de zware economische en sociale problemen, met de nog verder groeiende kloof tussen arm en rijk na meer dan tien jaar Labour-bestuur. Veel linkse Britten beschuldigen Blair en Brown ervan dat ze gewoon het ultraliberale beleid van Margaret Thatcher hebben voortgezet. En dat Londen jarenlang onder Labour slaafs achter de VS van Bush loopt en trouw aan alle Amerikaanse oorlogen deelneemt. Waarom zouden die dan voor Labour stemmen?
Maar Labour kan waarschijnlijk nog dieper vallen dan nu. Het zogenaamde economisch mirakel is voorbij, zoals in de Verenigde Staten is ook hier de zeepbel van bouw en vastgoed open gespat. De regering moest tegen haar liberale principes in al de bank Northern Rock nationaliseren. Het aantal werklozen stijgt, de Britten die aan de verkeerde kant van de klassenscheiding leven, hebben het steeds moeilijker de beruchte eindjes aan elkaar te knopen. Labour slaagt er steeds minder en minder in zijn traditionele achterban, de mensen die in loonarbeid zitten, nog te mobiliseren. Ze stemmen door op verkiezingsdagen thuis te blijven.
Zapatero
Tot voor kort was het Spanje van Zapatero voor veel Europese socialisten een lichtbaken. Het ging economisch goed, hij voerde grondige maatschappelijke hervormingen door die van Spanje een modern land maakten, helemaal tegen de katholieke hiërarchie in. Hij verzoende de meeste regionalisten met de Spaanse staat.
Maar net zoals in het Verenigd Koninkrijk is ook hier de speculatieve zeepbel opengebarsten. Het gaat erg slecht in de bouw en de vastgoedsector, zeer belangrijke motoren van de groei. De PSOE won eerder dit jaar nog de parlementsverkiezingen, maar regeert wel met de steun van regionale partijen. Met de groeiende economische en sociale onzekerheid wordt de meerderheid van Zapatero broos. Zijn regering doet inspanningen om de gemoederen te bedaren, maar ze kan het tij niet keren. Ze heeft een economisch liberaal beleid gevoerd, waardoor de overheid zelf nog weinig kan doen. Zoals ook in de VS herontdekken ze daar “de staat”, maar ze hebben die staat zelf uitgehold en staan daardoor redelijk machteloos.
Oskar
De Duitse SPD, tientallen jaren goed voor rond 40 procent van de stemmen, zou volgens de jongste peilingen met moeite 25 % halen. De SPD zit nu al drie jaar in een coalitie met de christendemocratische CDU-CSU die wordt geleid door Merkel. De SPD kreeg twee jaar geleden al zware klappen na acht jaar regering van SPD en Groenen. Een groot deel van de achterban verweet SPD-kanselier Schröder zijn politiek van sociale afbraak, ingepakt als ‘Agenda 2010’. De statistieken over de lonen bevestigen hoe antisociaal het beleid is geweest: in vergelijking met 1992 liggen de lonen inzake koopkracht nu lager, de voorbije drie jaar zijn de nettolonen met 5 % gedaald.
Nu de SPD in een regering met rechts zit, kan ze (als ze dat zou willen) nog minder ingaan op wat haar achterban zou willen. Het heeft tot gevolg dat nog meer leden en kiezers de partij de rug toekeren.
In een interview in het weekblad ‘Der Spiegel’ geeft Oskar Lafontaine zijn kijk op de crisis van de SPD. Lafontaine is goedgeplaatst, hij was voorzitter van de SPD, maar hij is uit de partij gestapt als protest tegen “Agenda 2010”. Hij is nu voorzitter van ‘Die Linke’, een partij ontstaan uit de fusie van de PDS (de vroegere communistische partij van de DDR) en de groep die uit de SPD is gestapt. Die Linke boekte het voorbije jaar opmerkelijke successen in de deelstaatverkiezingen in West-Duitsland.
Lafontaine: “Mijn diagnose is zeer eenvoudig. De SPD heeft haar identiteit verloren, en een partij zonder identiteit, kan geen goed werk leveren. De SPD was een partij die stond voor vrede en sociale rechtvaardigheid. Nu is het een partij van oorlog en sociale afbouw. Zolang dat duurt, zal de partij verder zakken”. Voor Lafontaine was ‘Agenda 2010’ de verwezenlijking van het patronaal programma. Leg maar uit waarom een sociaaldemocratische partij het programma van de werkgevers uitvoert, aldus Lafontaine. Agenda 2010 betekent dat een vierde van de arbeidende bevolking nu zeer lage lonen heeft en dat het aantal precaire arbeidsplaatsen blijft toenemen.
Lafontaine stelt met leedvermaak vast dat gewezen SPD-kanselier Helmut Schmidt veel van zijn standpunten deelt. “Schmidt is tegen de Duitse deelname aan de oorlog in Afghanistan; hij levert kritiek op het roofkapitalisme. Stel u voor, Schmidt staat vandaag links binnen de SPD. Wie had dat ooit voor mogelijk gehouden”. Schmidt was vroeger inderdaad iemand van de rechtervleugel, het geeft weer hoe de SPD globaal naar rechts is opgeschoven.
Famiglia Cristiana
In Italië is het zoeken naar wat of wie men daar ‘socialist’ zou kunnen noemen. De vroegere socialistische PSI is in 1994 in een zee van corruptie ten onder gegaan. Er zijn allerlei groepen die de erfenis willen overnemen, maar zonder enig succes. Een van die erfgenamen, Ottaviano Del Turco, heeft deze zomer een tijd in de gevangenis gezeten op verdenking van corruptie.
De vroegere communisten van de PCI voelden zich ook geroepen een sociaaldemocratische partij te worden. Ze stichtten de PDS, later DS (Democraten van Links), die vorig jaar samensmolt met erfgenamen van de christendemocratie in de PD (Democratische Partij). Maar die laatste willen niets te maken hebben met de socialistische fractie in het EU-parlement, de PD is slechts een stukje “socialistisch”. Die partij raakt niet van de grond, vooral omdat ze er niet in slaagt oppositie te voeren tegen Silvio Berlusconi, een coalitie van rechts en uiterst-rechts.
Het merkwaardige is nu wel dat het grootste verzet tegen de xenofobe politiek van de regering van het grote katholieke weekblad ‘Famiglia Cristiana’ komt. Dat blad krijgt van regeringszijde zowaar het verwijt “crypto-communistisch” te zijn! Gewoon omdat het blad protesteert tegen de manier waarop zigeuners en asielzoekers worden behandeld. De PD laat zich nauwelijks horen. ‘Links’ valt vooral op door de stilte. De PD laat Berlusconi betijen. En het is Berlusconi’s minister van Economie en Financiën, Tremonti, die de scherpste kritiek levert op de kapitalistische globalisering!
Olifanten
De toestand in Italië is vergelijkbaar met die in Frankrijk. Berlusconi’s vriend Nicolas Sarkozy kan al evenzeer profiteren van de verlamming van de grootste oppositiepartij, de PS. Die PS is nog niet hersteld van twee opeenvolgende nederlagen bij de presidentsverkiezingen en van het referendum van 2005 waarin de Fransen, ook tegen de PS in, de zogenaamde Europese grondwet grandioos verwierpen.
Ook op de “zomeruniversiteit” van de PS eind augustus waren de militanten getuige van de strijd onder “olifanten”, de vele kopstukken die zich allemaal geroepen voelen om de partij te leiden. “Ik heb nog nooit zo een debiele samenkomst bijgewoond”, zei Vincent Peillon, een van de kopstukken, na afloop.
Het enige waar die leiders zich mee bezig houden, is de macht binnen de partij. Hun ogen zijn alleen gericht op het partijcongres van november in Reims. Ségolène Royal, vorig jaar presidentskandidate, hoopt daar bekroond te worden als partijleidster. Maar Bertrand Delanoë, burgemeester van Parijs, maakt ook veel kans. Daarnaast zijn er een reeks anderen die hopen de derde hond in dat spel te zijn. Op een blog van een militante kunnen we lezen dat ze er min of meer in slaagt de ingewikkelde politieke verhoudingen van Libanon te begrijpen, maar die van de PS niet…
Terwijl de PS-leiding met interne machtsstrijd bezig is, groeit de onrust en ontevredenheid onder die bevolkingslagen die de traditionele achterban van de PS zijn. De PS luistert daar echter niet naar. Wie dat wel doet is Olivier Besancenot, vorig jaar presidentskandidaat van de trotskistische LCR (Ligue Communiste Révolutionaire). Volgens recente peilingen heeft 62 % van de Fransen een positief oordeel over deze facteur. Een steeds groter percentage vindt dat hij een belangrijker politieke rol mag spelen. Vooral bij de linkse kiezers laat Besancenot sterk aan. Hij en die LCR zijn dan ook overal waar er sociale problemen zijn, terwijl de PS afwezig is. Besancenot klaagt bij de bedrijven en op tv het feit aan dat steeds meer jonge mensen in precaire, onbeschermde, arbeidssituaties terechtkomen. De PS heeft daar mee schuld aan en zwijgt.
Die PS slaagt er niet in, evenmin als de Duitse SPD en andere, nog een eigen identiteit te bewaren. Delanoë verklaart zich “sociaal-liberaal”, Royal slaagt er zelfs niet in te zeggen wat ze wil. Idem voor de anderen. In juni werd in alle stilte een nieuwe basisverklaring aangenomen waarin de PS veel oude principes overboord gooit, maar in de plaats komt vooral veel woordenkramerij.
De PS is dan ook niet gerust in de aangekondigde oprichting van de “Nouveau Parti Anticapitaliste” waarvan Besancenot wellicht het boegbeeld zou zijn. De PS vreest nu een sterke concurrentie ter linkerzijde, zoals de communistische PCF er vroeger een was. Terwijl ze in het ‘centrum’ de concurrentie heeft van de MoDem (Democratische Beweging) van François Bayrou (die bij de presidentsverkiezingen 18 % haalde).
Algemeen
Ook in de meeste andere lidstaten van de Europese Unie worstelen de sociaaldemocratische partijen met een gelijkaardige crisis. Bij verkiezingen in Denemarken, Griekenland, Polen, Finland, Ierland, Estland, België leden ze verliezen. Dus ook na oppositiekuren zoals in Griekenland en Denemarken, twee landen waar ze na jaren oppositie sterk achteruit gingen.
De situatie in Denemarken is tekenend. Daar klitte de sociaaldemocratische partij wel erg aan de liberaal-conservatieve regering die regeert met de steun van uiterst-rechts. De sociaaldemocraten moesten vaststellen dat de rechtse regering haar beleid in grote lijnen voortzette, het verschil tussen rechts en sociaaldemocratie is gewoon zodanig vervaagd dat veel kiezers geen reden zien nog voor die sociaaldemocraten te stemmen. Veel gewezen kiezers stemden voor de linksere Socialistische Volkspartij.
In eigen land hebben de twee partijen, PS en sp.a met dezelfde identiteitscrisis te maken. Veel meer dan “een beleid voor de mensen voeren” en “de koopkracht verdedigen” komt er niet uit. De “ideeënfoor”, of hoe moeten we het noemen, is een armzalige poging om met gadgets toch nog de aandacht te trekken en “het verschil te maken”.
Acuut
Waar we in Europa ook kijken, het gaat niet goed met de socialistische of sociaaldemocratische partijen. Het probleem is zowat overal hetzelfde: waar staan die partijen voor? Wat is hun eigen identiteit? Wat is bij voorbeeld het verschil tussen New Labour en de Conservatieven?Wat zijn nog de banden tussen de sociaaldemocratie en de wereld van de arbeid? “De linkse partijen zijn elitepartijen geworden. Hun band met de wereld van de arbeid is herleid tot de stedelijke intellectuelen, syndicalisten en ambtenaren”, zegt Denis MacShane, Europarlementslid van Labour.
Het probleem bestaat al lang, maar het wordt met de dag acuter. Vooral nu zelfs Washington en rechtse politici als Sarkozy en Tremonti de crisis van de kapitalistische globalisering aanklagen, laten de socialistische partijen weinig van zich horen.
Met de verkiezingen voor het Europees Parlement voor de deur, kunnen we ons verwachten aan een verdere verzwakking van de socialistische fractie in dat parlement. Het is geen verheugende vaststelling, want het valt te vrezen dat conservatieve en rechts-populistische groepen daar het meest zullen van profiteren.
(Uitpers, nr 102, 10de jg., oktober 2008)