Het was al langer duidelijk: al wat de Grieken van de Europese Raad konden verwachten was een extra aandraaien van de duimschroeven. Toch deed iedereen na de Raad of hij blij was, inbegrepen de Griekse socialistische premier George Papandreou.
De Belgische premier Yves Leterme bakte het achteraf wel bijzonder bruin: België zou aan de “solidariteit” met Griekenland verdienen, want het kan goedkoper lenen op de financiële markten, en dan duurder doorlenen aan Griekenland. Een brutale uitspraak, maar in lijn met de slotverklaring van de Eurogroep, de vergadering van de staatshoofden en regeringsleiders van de eurozone die de Europese Raad van maart voorafging (1).
Van solidariteit met Griekenland is op deze vergadering dan ook nooit sprake geweest. Er was bijvoorbeeld nooit sprake van de uitgifte van Europese obligaties, die de Grieken zouden toestaan dezelfde rentevoet voor hun leningen te betalen als de andere eurolanden.
IMF
Uiteindelijk werd het volgende besloten. Indien een situatie zou ontstaan dat Griekenland zijn schuld niet meer gefinancierd krijgt op de financiële markten wordt geld gemobiliseerd door een combinatie van leningen van het Internationaal Monetair Fonds en bilaterale leningen van eurolanden. Dit moet volstaan om de financiële markten gerust te stellen, zodat deze noodoplossing uiteindelijk niet uit de kast gehaald moet worden. Met deze rugdekking kunnen de Grieken terugvallen op de financiële markten, zij het dus nog steeds aan hogere rentevoeten dan andere eurolanden.
De meeste mediaandacht ging naar de rol van het IMF. De Duitse bondskanselier Angela Merkel heeft de deelname van het IMF doorgedrukt om duidelijk te maken dat geen enkel automatisme garandeert dat een euroland in begrotingsproblemen financiëel wordt vlot getrokken door de andere lidstaten van de eurozone. Het IMF kwam in samenwerking met de Europese Centrale Bank al tussen voor Hongarije, Roemenië en Letland, lidstaten van de Europese Unie die geen lid zijn van de euro. Eurolanden moeten niet rekenen op bijzondere solidariteit binnen de eurozone, aldus de Duitse boodschap.
De tussenkomst van het IMF is een doorn in het oog van de Fransen, omdat zij afbreuk doet aan het prestige en gewicht van de euro als internationale munt, wat op zijn beurt slecht is voor de Europese Unie als wereldspeler. Bovendien verzwakt de tusenkomst van het IMF de idee dat Europa zelf een economisch beleid ontwikkelt om economische problemen binnen de eurozone aan te pakken.
Maar uiteindelijk was de deal tussen Merkel en Sarkozy in minder dan twee uur beklonken. Naar verluidt werkten Duitse en Franse diplomaten al weken samen aan het plan. Enkel de voorzitter van de Europese Centrale Bank, de Fransman Jean-Claude Trichet, bleef sip kijken: hij verteert moeilijk dat zijn Amerikaanse collega’s via het IMF zich met zijn keuken bemoeien.
Duimschroeven
De discussie over de rol van het IMF is in feite maar een bijkomstigheid. Al de ideeën die de laatste tijd de ronde deden deelden eenzelfde doel: Griekenland en andere landen harder de duimschroeven aandraaien.
Neem het idee van een Europees Monetair Fonds, gelanceerd door de Duitse Minister van financiën Wolfgang Schäuble. Dit Fonds, gefinancierd door de lidstaten van de eurozone, bijvoorbeeld in verhouding tot hun aandeel in de Europese Centrale Bank, zou leningen toestaan aan eurolanden met begrotingsproblemen.
Vanuit Duitse hoek kwam er onmiddellijk verzet. Het fonds zou leningen in de hand werken, terwijl de filosofie van de eurozone net is dat elk land instaat voor de eigen begroting. Verzet kwam er bijvoorbeeld van Jürgen Stark, een Duitser in het bestuur van de Europese Centrale Bank, en van Axel A. Weber, de baas van de Bundesbank.
De voorstanders argumenteerden dan weer dat de leningen gekoppeld zouden worden aan strenge voorwaarden, en dus een extra drukkingsmiddel vormen op de lidstaten om de nationale begroting in orde te houden. De stemmenverdeling in het Fonds zou afhangen van het ingebrachte kapitaal, dus de Grieken moesten er niet aan denken via het Fonds zich te bemoeien met het begrotingsbeleid van Duitsland…
Voor- en tegenstanders van een Europees Monetair Fonds delen dezelfde bekommernis: beter toezicht houden op het begrotingsbeleid van individuele lidstaten, en de bestaande normen strenger toepassen. Dat geldt voor alle andere ballonnetjes die de laatste weken werden opgelaten: bilaterale hulp, een collectief plan, met het IMF, zonder het IMF,… Het geldt ook voor de “oplossing” die uiteindelijk uit de bus kwam: een gedeelde rol van het IMF en de eurolanden.
Onevenwichtige ontwikkeling
De bestaande normen strenger toepassen betekent dat de onevenwichtige ontwikkeling in de eurozone wordt bevestigd. We beschreven deze onevenwichtige ontwikkeling reeds in ons artikel in Uitpers vorige maand.
Over deze scheefgroei binnen de eurozone verscheen een interessant rapport van de denktank Research on Money and Finance (2). Het rapport bevat een pak cijfers en grafieken. De auteurs zeggen dat het systematisch overschot op de Duitse handelsbalans en het corresponderende handelstekort van de perifere eurolanden sinds de invoering van de euro niet te danken is aan een sterkere groei van de productiviteit in Duitsland, maar aan het feit dat Duitsland er beter in slaagde de eigen werknemers uit te persen. Met dank aan de rood-groene regering van Gerhard Schröder. De Duitse exportmachine binnen de eurozone, goed voor twee derde van de Duitse handel, wordt aangedreven door sociale dumping!
Volgens neoliberale dogmatici zal de markt zelf zorgen voor een nieuw evenwicht, en vindt op den duur elk land wel een eigen plaatsje in de Europese binnenmarkt. Maar wie gelooft dat nog echt? Men kan er gif op nemen dat de antisociale maatregelen die nu worden genomen, vooral in Griekenland en Portugal, niet zullen volstaan om de concurrentiehandicap te overwinnen. Het enige resultaat zal zijn dat de eigen economie wat verder inzakt, wat dan weer inwerkt op het begrotingstekort.
Men begrijpt het verzet van Angela Merkel tegen een Europees economisch beleid dat de scheefgroei binnen de eurozone zou rechttrekken… De Franse regering is kritischer, en de Franse Minister van economie Christine Lagarde haalde zelfs scherp uit naar Duitsland. Zij vreest dat de Duitse exportmachine de samenhang van de Europese Unie onder druk zet.
Maar uiteindelijk draaide iedereen bij, enkel maar lachende gezichten!
Er wordt zelfs een herziening van de Europese Verdragen in het vooruitzicht gesteld om landen die zich niet aan de regels van het Europese marktfundamentalisme houden harder aan te pakken! Om de Fransen blij te maken mag dit dan “economic governance” worden genoemd.
De vraag is maar of dit houdbaar is. Iedere goede architect weet dat een gebouw flexibel moet zijn om spanningen op te vangen. De Europese Raad haalt echter iedere flexibiliteit uit het beheer van de eurozone, wat op den duur enkel tot hardere schokken moet leiden.
Ommekeer
Het is moeilijk de draagwijdte van de diverse begrotingsplannen in Ierland, Griekenland, Portugal of Spanje nauwkeurig in te schatten. Maar het ziet er naar uit dat het gaat om meer dan simpele besparingen. De opgesomde maatregelen vormen massieve ingrepen in het sociale weefsel. In Griekenland komen de gecumuleerde maatregelen voor kleine ambtenaren neer op het verlies van een volledig maandloon. In Portugal gaan de antisociale besparingen in de openbare dienst gepaard met massieve privatisering.
Een goede vergelijking is misschien die met de ingrepen in België in de jaren 1980, waarvan we tot vandaag de gevolgen voelen: de loonnorm, de sociale zekerheid herleid tot sociale minima, een vloedgolf aan privatiseringen, de verkrotting van de openbare ruimte. De toen genomen maatregelen werken tot vandaag voelbaar door.
In Spanje loopt men voorlopig minder hard van stapel, omdat regering en oppositie er al uitkijken naar de volgende verkiezingen. Hetzelfde geldt trouwens voor Groot-Brittannië, geen lid van de euro, met een eigen centrale bank en dus meer manoeuvreerruimte, maar toch een mogelijke klant voor speculatieve aanvallen, want na Japan het meest met schulden beladen land ter wereld. Daar wordt gekozen in mei.
Neerwaartse spiraal
Het is onwaarschijnlijk dat de genomen maatregelen landen als Griekenland en Portugal weer competitief maken binnen de eurozone, integendeel. Zo wordt binnen de Europese Unie, en met name binnen de eurozone, een neerwaartse spiraal van sociale dumping verder doorgetrokken, tegen de achtergrond van weinig rooskleurige groeiperspectieven.
De Europese vakbonden staan er bij en kijken ernaar. Voor elke Europese Raad wordt een lijstje opgemaakt met best wel interessante eisen, maar daar blijft het bij. Van Raad naar Raad lijken de verlanglijstjes wel erg op elkaar, zonder dat er iets verandert. Voor de laatste Europese Raad verwees het Europese Vakverbond in zijn persbericht om zijn eisen kracht bij te zetten naar zijn Europese mobilisatiedag op 24 maart: heeft u daar iets van gemerkt?
De Europese syndicale leiding lijkt verlamd door de omvang van de crisis en het neoliberale geweld. Zelfs een sprekende informatiecampagne over wat er echt gebeurt in Griekenland lijkt te veel gevraagd.
Binnen enkele decennia zullen misschien studies verschijnen hoe deze crisis de nekslag betekende voor de capaciteit van de Europese vakbonden het Europese sociale model te verdedigen. Historici zullen dan nagaan hoe de verknochtheid van de Europese vakbonden aan het project van de Europese Unie hen verlamde op het ogenblik dat zij prioriteit hadden moeten geven aan een Europees gevecht voor de sociale noden van hun leden. Men zal dan een parallel kunnen maken met de manier waarop de Amerikaanse vakbonden hun ziel verkochten door zich te gaan identificeren met de rol van het Amerikaans imperialisme in de wereld.
In Portugal werd het soberheidsplan door de minderheidsregering ter stemming gelegd in het Parlement. De rechtse oppositiepartij PSD onthield zich welwillend, opdat het plan een meerderheid zou halen, daartoe aangezet door Europees Commissievoorzitter José Manuel Barroso die lid is van de PSD. De regering die het plan voorlegde wordt gevormd door de socialisten. Maria Helena André is er Minister van Arbeid en Sociale Bescherming. Om deze ministerpost op te nemen nam zij ontslag als adjunct algemeen secretaris van het Europees Vakverbond. Jose Manuel Barroso en Maria Helena André. Hand in hand, kameraden…
Europa 2020
Tegen de achtergrond van de economische en sociale crisis in Europa is het document “Europa 2020” van de Europese Commissie lichtjes hilarisch (3). Dit document schetst voor de komende tien jaar de opvolger van de Lissabonstrategie. Het werd op de Europese Raad in maart een eerste keer voorgelegd. In juni doet de Raad een definitieve uitspraak over de strategie.
De voorzitter van de Europese Commissie José Manuel Barroso verklaarde bij de voorstelling van het document dat de Lissabonstrategie wel gewerkt had, zij het onvoldoende, maar dat de positieve resultaten waren weggeveegd door de crisis. Het is als een dijkenbouwer die volhoudt dat de dijken goed hun werk deden… tot het helaas hard begon te regenen. Voor Barroso heeft de financiële en economische crisis niets te maken met de economische strategie die de afgelopen jaren werd gevolgd: het is een natuurverschijnsel dat de goede resultaten van het beleid helaas heeft doorkruist.
De conclusie ligt voor de hand: meer van hetzelfde! Zoals in de Lissabonstrategie staat ook in Europa 2020 het verhogen van de tewerkstellingsgraad centraal. Daarbij ontbreekt iedere verwijzing naar de kwaliteit van deze arbeid. De vakbonden en hun campagne voor waardig werk staan met de billen bloot.
Het document van de Commissie noteert de grote onderlinge vervlechting van de Europese economieën, maar trekt daar enkel het besluit uit dat er meer maatregelen moeten komen om elk land in het neoliberale gareel te houden.
(Uitpers nr. 119, 11de jg., april 2010)
In die verklaring staat ondermeer het volgende: “Met dit mechanisme wordt niet beoogd financiering te verlenen tegen gemiddelde rentevoeten van het eurogebied, maar aan te zetten tot een zo spoedig mogelijke terugkeer naar financiering door de kapitaalmarkt door middel van op het risico toegesneden prijsstelling. De rentevoeten zullen niet-concessioneel zijn, d.w.z. geen subsidiecomponent bevatten.”
Het is geschreven in het Engels, 59 blz. lang, en absoluut de moeite waard. De auteurs beschrijven ook hoe een uittrede uit de Euro voor perifere landen als Griekenland de enige sociaal aanvaardbare optie is, en kan lukken mits begeleidende sociale en politieke maatregelen.