Met enige aanmatiging herdacht het Europees Parlement zijn stichting in 1952. Of liever, het acht zich de opvolger van de algemene Assemblee van de EGKS die toen onder voorzitterschap van Paul-Henri Spaak in Straatsburg bijeenkwam. De naam zelf ontstond pas tien jaar later, en het orgaan kreeg zijn eerste (strikt adviserend) halfrond in 1973. In Luxemburg.
Het was dan ook terecht dat het plechtig moment werd ingevuld door de drie zetels van de Europese instellingen: Luxemburg, Brussel en Straatsburg. Door de eerste ministers van de drie medestichtende landen: België, Luxemburg, Frankrijk.
‘Onontbeerlijk’
Alexander Decroo mocht, na een wervelende videoclip, openen, met dank aan alle burgers van de Unie – die in toenemende mate gaan stemmen voor het Europees Parlement. Hij wees erop dat de pandemie en de oorlog in Oekraïne genoegzaam aantonen dat een gemeenschappelijk Europees beleid onontbeerlijk is. Hij achtte het parlement essentieel voor de rechtsstaat. “We kunnen dat gevecht voor de grondrechten niet overlaten aan de rechtbanken alleen. De politici moeten zelf hun verantwoordelijkheid nemen”.
De Luxemburgse premier Xavier Bettel oogstte daverend applaus met zijn ode aan de eerste parlementsvoorzitster, Simone Veil (1979-1982), toen voor het eerst rechtstreekse verkiezingen voor het EP werden georganiseerd. “Zij ondervond aan den lijve wat een autoritair bewind als dat van de nazi’s meebracht. Ze werd gedeporteerd naar Auschwitz. Had ikzelf in de oorlog al geleefd, dan hadden ze mij om drie redenen kunnen vermoorden: ik ben een liberaal van Joodse afkomst en homo bovendien”. Hij brak een lans voor de onaantastbaarheid van de journalistiek, de rechtspraak en de bescherming van minderheden. Alle minderheden.
De Franse regeringsleidster Elisabeth Borne zag de macht van het parlement gestadig groeien, al duurde het 27 jaar voor rechtstreekse verkiezingen de vrijblijvende bijeenkomsten verdrongen. “U bent nu vertegenwoordigers van de Europanen, niet langer van Europa an sich. Hoe meer bevoegdheden dit parlement verwerft, zeker sinds het Verdrag van Lissabon in 2007, hoe sterker de democratie wordt”. En natuurlijk stelde ze de onmisbare rol van Straatsburg als symbool van vrede en samenwerking in de schijnwerper.
Critici
Een en ander was niet naar de zin van uiterst links en van de conservatieve fractie ECR. Fractieleidster Manon Aubry van de GUE was striemend voor de schijnheiligheid van Frankrijk, dat met ronkende verklaringen het Europees Parlement verdedigt, maar in eigen land “met de bajonet de volksvertegenwoordiging monddood maakt”.
Boegeroep was er voor de Poolse fractieleider van ECR, Ryszard Legutko. Hij draaide niet om de hete brij. “Het Europees Parlement heeft niks dan schade aangericht. Er bestaan geen Europese burgers, dat is aanfluiting van de democratie. Het Parlement vertegenwoordigt niet zijn burgers, maar een links project van eenmaking. Het legt geen verantwoording af aan zijn kiezers”. Hij stond alleen met dat standpunt, want alle andere fractieleiders eisten meer bevoegdheden, en vooral de wetgevende macht die nu nog door de Commissie wordt uitgetekend en door de Raad van 27 lidstaten moet bekrachtigd worden.