Er zijn staten en staten. Een aantal landen wordt nauwlettend in het oog gehouden en desgevallend gesanctioneerd als het de internationale rechtsorde tart. Daartegenover zijn er staten die vrijgesteld worden van de verplichtingen verbonden aan het internationaal recht. Daarvoor is wel een beschermheer nodig, een grote sterke natie liefst met vetorecht in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties.
Tot de eerste categorie behoort Iran. Dat land verrijkt uranium – naar eigen zeggen enkel voor civiel gebruik – en wordt ervan beschuldigd in het geheim te werken aan een nucleair wapenprogramma. De Veiligheidsraad reageert al sinds 2006 kordaat en stemde in totaal 4 resoluties waarin telkens sancties werden afgekondigd. De jongste resolutie dateert van begin juni 2010 en stelt onder meer een compleet wapenembargo in voor alle categorieën zware wapens.
Tot de tweede categorie behoort Israël. Dat land lijkt vrijgesteld van elk sanctiebeleid en kan rekenen op lucratieve economische en militaire relaties met de VS en de Europese Unie. Dat is vreemd. Volgens het internationaal recht is Israël een bezettingsmacht die daarnaast wederrechtelijk Oost-Jeruzalem heeft geannexeerd (in 1980) en de Conventies van Genève overtreedt door nederzettingen te bouwen in Palestijns gebied. Israël is ook de enige echte nucleaire staat in het Midden-Oosten die – in tegenstelling tot Iran – effectief over een arsenaal van naar schatting 200 tot 400 kernwapens beschikt en daar nog nooit is voor aangepakt. Na de bloedige winter-aanval op Gaza (2008 – 2009) oordeelde een VN-enquêtemissie onder leiding van Richard Goldstone dat er sprake was van oorlogsmisdaden. Veel gevolg wordt daar niet aan gegeven. Na de recente Israëlische aanval tegen de humanitaire Gazavloot kan Israël gewoon verklaren dat het wel een eigen onderzoek zal openen dat uiteraard nooit onpartijdig kan zijn. En zo kunnen we langdurig doorgaan. In de loop der jaren heeft de VN-Veiligheidsraad weliswaar tientallen resoluties gestemd die Israël rond verschillende dossiers ter verantwoording roepen, maar telkens blijven deze onuitgevoerd. De grote tenoren van de internationale gemeenschap laten daarbij niet alleen na om druk te zetten opdat dit wel zou gebeuren, maar geven voortdurend het signaal dat Israël gerust zijn gang kan blijven gaan. In het geval van de Europese Unie, de belangrijkste handelspartner van Israël, is dat signaal zelfs behoorlijk sterk.
Zo kan Israël zonder enig probleem op grote schaal wapens op de Europese markt kopen of verkopen. Nochtans geldt in de Europese Unie sinds eind 2008 een bindende Gemeenschappelijke Positie voor wapenhandel met daarin 8 criteria voor de export van wapens. Criterium 2 gaat over de eerbiediging van de mensenrechten en het internationaal humanitair recht. Criterium 3 stelt: “De lidstaten weigeren een uitvoervergunning voor militaire goederen of technologie waardoor gewapende conflicten worden uitgelokt of verlengd”. Volgens het vierde criterium moeten lidstaten een uitvoervergunning weigeren “indien er een duidelijk risico bestaat dat het beoogde ontvangende land de uit te voeren militaire goederen of technologie voor agressie jegens een ander land gebruikt of er kracht mee wil bijzetten aan territoriale aanspraken”. Criterium 6 gaat dan onder andere over de eerbiediging van het internationaal recht. Je moet al echt creatief interpreteren om Israël te zien als een land waarop deze voorwaarden niet van toepassing zijn. Hoe komt het dan dat nagenoeg alle Europese landen toestemming geven om wapens te verkopen aan Israël en dat voor een gezamenlijk bedrag van maar liefst 162 miljoen Euro (in 2008)?
België vormt hierop geen uitzondering. Ons land verstrekte in 2008 11 vergunningen ter waarde van 1,4 miljoen Euro voor wapenexport naar Israël. Een jaar eerder bedroeg de waarde van de exportvergunningen het viervoudige: 5,4 miljoen Euro. Alleen Frankrijk, Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en Roemenië deden beter. Onthutsend nieuws is er ook vanuit Vlaanderen. Uit het net gepubliceerde jaarverslag over de Vlaamse wapenhandel in 2009 blijkt dat Vlaanderen zo maar eventjes voor 23,8 miljoen Euro aan vergunningen heeft verstrekt, ditmaal voor de invoer van wapens uit Israël. Met dit ontstellend hoog bedrag ondersteunen we de Israëlische defensie-industrie die de internationale wapenmarkt nodig heeft om het eigen leger voldoende uit te rusten voor zijn oorlogs- en bezettingspolitiek in de Palestijnse gebieden.
Wapenhandel is een oud zeer. Verontrustend is dat de militaire relaties tussen de Europese Unie en Israël nu meer diepgang krijgen via Europese onderzoeksprogramma’s zoals Galileo, een wereldwijd satellietnavigatie programma en het Zevende Kaderprogramma voor wetenschappelijk onderzoek (2007 – 2013), met tal van projecten waarbinnen Israël de belangrijkste niet-Europese partner is. Tijdens het vorige (zesde) Kaderprogramma ging het om deelname aan meer dan 500 onderzoeksprojecten. Onder het voorwendsel van de strijd tegen het terrorisme heeft de EU beslist dat voortaan ook wapenbedrijven in aanmerking komen voor de categorie ‘veiligheidsonderzoek’. Het valt op dat Israëlische defensiebedrijven daarin sterk vertegenwoordigd zijn. Motorola Israël bijvoorbeeld neemt deel aan ‘iDetect 4all’, een waarschuwingssysteem voor verdachte praktijken op “plaatsen van hoge economische waarde”. Motorola maakt onderdelen (smeltzekeringen) voor vliegtuigbommen die gebruikt werden door de Israëlische luchtmacht bij de aanval op Gaza. Het perverse is dat ‘iDetect 4all’ wellicht gebruik kan maken van de ervaringen met waarschuwingssystemen in de Palestijnse gebieden. In de laatste 5 jaar is een Motorola radarsyteem ter waarde van 158 miljoen dollar in gebruik in 47 illegale Israëlische nederzettingen op de Palestijnse Westelijke Jordaanoever. Israel Aircraft Industries (IAI) is een wapenbedrijf dat deelneemt aan 21 projecten van het huidige Zevende Kaderprogramma ’s waaronder 13 die vallen onder ‘veiligheidsonderzoek’. Het bedrijf heeft de leiding over het SPEED-project, een geïntegreerd mobiel systeem voor communicatie voor o.m. ‘veiligheidsoperaties’. Andere projecten waar IAI aan deelneemt, zoals SANDERA, G-MOSAIC en de ontwikkeling van een ‘Europees Veiligheids- en Defensieforum’ houden rechtstreeks verband met het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU. IAI produceert oorlogstuig dat zowel in Libanon als Gaza is ingezet. Ook andere Israëlische wapen- of defensiegerelateerde bedrijven zoals Elbit Systems en Orbit Communications zitten in Europese onderzoeksprojecten.
Hoe vallen deze praktijken te rijmen met de Europese politieke principes en verklaringen die het internationaal recht als uitgangspunt nemen? Het kan toch niet de bedoeling zijn dat de Europese Unie en haar lidstaten het gezamenlijk buitenlands beleid herleiden tot een hypocriete twee-maten-twee-gewichten (belangen)politiek? Wat voor signaal geven we zo dan niet aan de rest van de (niet-westerse) wereld? Misschien kan het komende Belgische voorzitterschap zich daar eens over bezinnen.
(Uitpers nr. 122, 11de jg., juli-augustus 2010)
Ludo De Brabander is stafmedewerker van Vrede vzw en co-auteur van het boek ‘Als de NAVO de passie preekt’ (EPO, 2009)