Ryszard Kapuscinski, ‘Reizen met Herodotos’, De Arbeiderspers, Amsterdam, Antwerpen, 2005, 263 blz., 18,95 euro, ISBN 90 295 6323 0.
Fan zijn is een bezigheid waar ik me het liefst ver vanaf hou. Een mens moet bewondering goed doseren. Dweperij is een lelijke eigenschap. Slechts voor een paar mensen maak ik daar met plezier een uitzondering op.
Toevallig zijn dat vaak grote reporters: de Brit Robert Fisk (nog steeds zeer actief), de Amerikaan John Reed (van het onvergetelijk ‘Ten Days That Shook the World’ over de Oktoberrevolutie in Rusland), de Duitstalige Tsjech Egon Erwin Kisch (totaal in de vergeethoek gedrumd en nochtans de auteur van duizenden fenomenale bladzijden en eigenlijk de grondlegger van de literaire reportage), de Duitser Kurt Tucholsky (een scherpe commentator van zijn eigen tijdgeest) en ook de Pool Ryszard Kapuscinski (een reporter die heel wat brandhaarden en bloedige conflicten heeft beschreven in Azië, het Midden-Oosten, Latijns-Amerika en vooral Afrika). Van hem is enkele maanden geleden ‘Reizen met Herodotos’ in Nederlandse vertaling verschenen. Eens te meer een boek waarin de Poolse reporter ons op elke pagina laat voelen dat Europa en de Europese beschaving heus niet het centrum van de wereld zijn. Eurocentrisme heet die akelige strekking en ze ligt aan de basis van het Westerse koloniale denken, blank racisme en superioriteitsgevoel.
Hulpeloos in India
Kapuscinski heeft een ontwapenend eerlijk boek geschreven. Als kind kwam hij uit een straatarm gezin. De Kapuscinski’s hadden werkelijk niets, laat staan een boek om te doorbladeren of een schrift om in te schrijven. En in het naoorlogse Polen, waar hij begon te studeren, waren nauwelijks boeken voorhanden. Toen hij uiteindelijk in Warschau op een redactie belandde als piepjong journalist, besprak zijn hoofdredactrice Irena Tarlowska met hem na enige tijd een aantal van zijn teksten. Terloops vroeg ze ook naar zijn eerstkomende plannen. “Ik noemde de opeenvolgende doprjes die in mijn agenda stonden, en de zaken die daar op me wachtten, en vervolgens vatte ik moed en zei: “Ik zou heel graag een keer naar het buitenland willen”. Zijn hoofdredactrice zat perplex naar de jonge Kapuscinski te kijken. “Naar het buitenland?”, zei ze verbaasd en een beetje geschrokken, want het was niet gebruikelijk dat iemand naar het buitenland ging. “Waarheen? Waarom?” vroeg ze. “Ik dacht aan Tsjecho-Slovakije,” antwoordde ik. Want het ging mij helemaal niet om Parijs of Londen, nee, die dingen probeerde ik me niet voor te stellen en ze interesseerden mij niet eens, mij ging het erom een grens te overschrijden, maakte niet uit welke, want voor mij was niet het doel belangrijk, niet de eindbestemming, maar de bijna mystieke en transcendentale daad van het overschrijden van een grens zelf.
Een jaar na dit gesprek kreeg Kapuscinski een telefoontje van zijn bazin. “We zenden je uit. Je gaat naar India.” Kapuscinski was verbijsterd, in paniek. Van India wist hij volslagen niets. Erger nog, hij sprak geen woord Engels, toch een belangrijke voertaal in deze pas onafhankelijk geworden Britse kolonie. Hij had nog nooit in een vliegtuig gezeten. Het idee van deze reis vloeide voort uit het feit dat Polen een paar maanden eerder het officiële bezoek had gekregen van de eerste premier van buiten het communistisch blok, de Indiase leider, Javaharlal Nehru. Met zijn reportages moest Kapuscinski dat verre land dichterbij brengen. “Aan het einde van het gesprek waarin ik vernam dat ik de wereld in trok, liep Tarlowska naar de kast, pakte er een boek uit en zei, terwijl ze het mij overhandigde: “Dit is van mij, voor onderweg”. Het was een dik boek in een stijve, met geel linnen overtrokken kaft. Voorop stonden in gouden letters de naam van de auteur en de titel gedrukt: ‘Herodotos. Historiën”’.
Het boek zou decennialang de trouwe reisgezel van Kapuscinski blijven. Telkens opnieuw las en herlas hij het: in India, in China (twee landen waarop de reporter nooit echt greep heeft gekregen), in Perzië (in de voetsporen van de Oude Griek, die zonder enige overdrijving als de eerste grote reporter uit de menselijke geschiedenis mag worden beschouwd), maar ook in Afrika tijdens de tropennachten bij schaars licht en getergd door muggen en muskieten. Kapuscinski laat zijn lezers meeproeven van sommige van de verbluffende reisverhalen van Herodotos, 2500 jaar geleden opgetekend. Tussendoor haalt Kapuscinski herinneringen op aan zijn reizen met Herodotos in zijn bagage: in het China van voorzitter Mao en zijn honderd-bloemencampagne in de jaren vijftig, zijn kennismaking met het denken van de Chinese communisten, een onvergetelijk concert van Louis Armstrong in de Soedanese hoofdstad Khartoem, zijn bezoek aan het slaveneiland Gorée op een half uur varen van de Senegalese hoofdstad Dakar. Stuk voor stuk boeiende verhalen in de zo typische Kapuscinskistijl.
De meester Herodotos
In Gorée is Kapuscinski vergezeld van zijn Tsjechische collega Jarda. “Als wij, Jarda en ik, in de tijd van Herodotos hadden geleefd, waren wij de Skythen, omdat zij toentertijd ons deel van Europa bewoonden,” schrijft Kapuscinski. “We hadden door de bossen en over de velden op snelle paarden rondgezworven, geschoten met de boog en koemis gedronken. Herodotos zou zeer geïnteresseerd zijn in ons, hij zou vragen naar onze gebruiken, ons geloof en onze eet- en kleedgewoontes. Vervolgens zou hij precies beschrijven hoe wij het Perzische leger versloegen door het in de val te lokken van een strenge winter, vrieskou en sneeuw, en hoe de door ons achtervolgde koning Darius op het nippertje aan de dood ontsnapte.”
“Ik zei tegen Jarda dat ik me, toen ik met het boek begonnen was, afvroeg op welke manier de auteur zijn materiaal verzamelde. Er waren toen nog geen bibliotheken, geen uitpuilende archieven, dossiers met krantenknipsels, geen ontelbare databanken. Maar al op de eerste bladzijden geeft Herodotos een antwoord op mijn vraag, bijvoorbeeld: “Dat is althans de opvatting van de Perzen…” of “De Feniciërs beweren dat…” en voegt eraan toe “Tot nu toe heb ik de Perzen en de Feniciërs aan het woord gelaten, maar ik heb er zelf ook wel wat over te zeggen. Ik spreek geen oordeel uit of ze al dan niet gelijk hebben. Nee, ik ga op mijn eigen kennis af en zal met naam en toenaam de man noemen die de werkelijke aanstichter van het kwaad jegens de Grieken is geweest. Daarna zet ik mijn relaas voort en bezoek “de mensensteden”, groot of klein, dat maakt niet uit. Want wat ooit groot is geweest, is vaak klein geworden en wat indertijd klein was, blijkt nu groot. Uit ervaring weet ik dat het menselijk geluk onbestendig is en daarom hoor je mij geen onderscheid maken tussen belangrijk of niet.”
“Maar hoe kon de Griek Herodotos weten wat de ver wonende Perzen of Feniciërs zeiden, de inwoners van Egypte of Libië?,” vraagt de Poolse reporter zich af. “Omdat hij reizen er naartoe ondernam, vragen stelde, observeerde, en uit hetgeen men tegen hem zei en wat hij zelf zag, zijn kennis opbouwde. Zijn primaire activiteit was dus de reis. Maar geldt dat niet voor alle reporters? Dat onze eerste gedachte vooral naar het reizen uitgaat? De route is een bron, een schatkamer, rijkdom. Pas onderweg voelt de reporter zich in zijn sas, voelt hij zich thuis.”
Kijken in de spiegel
“Inderdaad, het boek van Herodotos ontstond vanuit het reizen, het is de allereerste reportage uit de wereldliteratuur. De auteur beschikt over de intuïtie van de reporter, het reportersoog en –oor. Hij is onvermoeibaar – hij moet op zee varen, door de steppen trekken, ver de woestijn intrekken, en dat alles verslaat hij aan ons. Zijn doorzettingskracht doet ons verbazen, hij klaagt nooit over zijn vermoeidheid, hij wordt nergens door ontmoedigd, nooit zegt hij ergens bang voor te zijn. Wat beweegt hem als hij zich, onverschrokken en onvermoeibaar, in een groot avontuur stort? Het is zijn optimistisch geloof dat het mogelijk moet zijn de wereld te beschrijven. Een geloof, denk ik, dat wij, moderne mensen, allang zijn kwijtgeraakt.”
Voor Ryszard Kapuscinski had de oude Griekse reiziger en verslaggever nog een andere zeer belangrijke drijfveer voor zijn activiteit. Een drijfveer waar de wereld anno 2006 (met zijn cultuurrelativisme, zijn misprijzen voor andere culturen en zijn superieure afkeer voor wat met een nieuw scheldwoord ‘politieke correctheid’ heeft) best wel even mag bij stilstaan. “Herodotos onderneemt zijn reizen met als doel het antwoord te vinden op de vraag van een kind: waar komen de schepen vandaan die je aan de horizon ziet? Waaruit komen ze te voorschijn? Waarvandaan zijn ze vertrokken? Dus hetgeen we met onze ogen zien, is niet het einde van de wereld? Zijn er nog andere werelden? Welke? Als het kind ouder wordt, zal het ze willen verkennen. Maar het is beter dat hij niet helemaal volwassen wordt, dat hij een beetje kind blijft. Want alleen kinderen stellen belangrijke vragen en willen er werkelijk iets over te weten komen. Herodotos verkent zijn werelden met de vlijt en het enthousiasme van een kind. Zijn belangrijkste ontdekking is dat er meerdere werelden bestaan. En dat elke wereld anders is. Elke wereld is belangrijk. En dat we ze moeten leren kennen, want die andere werelden, andere culturen, zijn de spiegels waarin we onszelf beter begrijpen, omdat we onze identiteit immers niet kunnen bepalen zonder haar met die van anderen geconfronteerd te hebben. En om die reden, na te hebben ontdekt dat andere culturen ons tot spiegels dienen waarin we onszelf kunnen bekijken teneinde onszelf beter te kunnen begrijpen, zet Herodotos elke morgen, onvermoeibaar, telkens weer zijn reis voort.”
Lang geleden dat er nog zo’n mooie slotzinnen van een boek zijn neergeschreven…
Een zoektocht naar de namen van landen en volkeren
Jacques R. Pauwels, ‘Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren’, Uitgeverij EPO, Berchem, 2006, 280 blz., (meer dan 100 foto’s en kaarten), 24 euro, ISBN 90 6445 399 3.
Een heel ander genre is het jongste boek van Jacques R. Pauwels. De auteur zette de voorbije jaren twee opmerkelijke werken op zijn palmares. ‘De mythe van de ‘goede oorlog’. Amerika en de Tweede Wereldoorlog’ (Uitgeverij EPO, 2000) was een ontluisterend relaas over hoe de Amerikaanse elite met zeer veel tegenzin deelnam aan Wereldoorlog II, om na de capitulatie van de Duitse nazi’s, de Italiaanse fascisten en de Japanse militaristen prompt te beginnen aan een anticommunistische kruistocht. En: ‘De Canadezen en de bevrijding van België 1944-1945)’ (EPO, 2004). Jacques R. Pauwels is doctor in de geschiedenis en de politieke wetenschappen. Hij woont in Toronto, doceerde er aan de universiteit en is vandaag vaak onder weg als reisbegeleider.
Zijn jongste boek ‘Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren’ is net zoals het hierboven besproken ‘Reizen met Herodotos’ van Ryszard Kapuscinski een stevig antidotum voor hedendaagse kwalen als irrationaliteit, antiwetenschappelijke reflexen, vreemdelingenhaat, Europese zelfgenoegzaamheid en blank terugplooien op zichzelf.
Pauwels heeft een boek geschreven voor een ruim publiek, maar historici, aardrijkskundigen en filologen (kortom een niet onbelangrijk deel van ons onderwijzend personeel) zullen er zonder meer hun voordeel mee doen.
“De namen van volkeren en landen zijn niet uit de lucht gevallen,” stelt de auteur. Ze hebben een betekenis en om die te achterhalen, gaan we best te raden bij taalkundigen – specialisten in de etymologie (de studie van de oorsprong en de betekenis van woorden), de onomastiek (de studie van namen) en de toponomastiek (de studie van plaatsnamen). Pauwels doet dat: hij schreef een geschiedkundig werk, gekruid met een flinke dosis etymologie en onomastiek.
‘Dark history’
“Landen en volkeren zijn hun naam niet verschuldigd aan goden of mythische helden, zoals de oude Grieken geloofden. De volkeren van de wereld hebben namen gegeven aan zichzelf, hun land, naburige volkeren en landen en aan opvallende facetten van hun leefmilieu, zoals bergen en rivieren.” Deze namen “zijn dus opgedoken op een bepaald tijdstip in het epos van de mensheid, in de loop van – en ten gevolge van – belangrijke historische ontwikkelingen zoals de inbezitneming van land, volksverhuizingen, politieke en sociale conflicten, oorlogen en revoluties, ontdekkingen en kolonisatie.”
In Afrika, Azië en Europa hebben vele volkeren, landen, bergketens en rivieren al vele duizenden jaren geleden hun naam gekregen. Jacques R. Pauwels concentreert zich op deze zogenaamde ‘Oude Wereld’ en lang vervlogen tijden. Of zoals Angelsaksische historici het noemen: ‘the deep history’. Daarmee wordt het steentijdperk genoemd – doorgaans ten onrechte verwaarloosd als de ‘voorgeschiedenis’. De auteur is op de eerste plaats geïnteresseerd in het Neolithicum of de jongste steentijd, “toen een nieuwe sedentaire manier van leven ontstond, gebaseerd op landbouw en veeteelt.” Dan voert hij ons mee naar de bronstijd en de allereerste beschavingen van Mesopotamië en Egypte, die verantwoordelijk zijn geweest voor heel wat plaatsnamen. De zoektocht naar namen van landen en volkeren gaat voort via de ‘klassieke oudheid’. (Daar treffen we de vertrouwde lievelingen van de historici van dat tijdperk aan, de ‘Arische’ – zoals men vroeger zei – Grieken en Romeinen, maar ook allerlei niet Indo-Europese rare vogels zoals de Etrusken, Iberiërs en andere Veneten. Van heel wat etnoniemen, toponiemen en hydroniemen wordt immers al te snel aangenomen dat ze een Grieks-Romeinse oorsprong hebben. De ineenstorting van het Romeinse Rijk werd het beginpunt van een vijftal eeuwen vroege middeleeuwen – eigenlijk de naweeën van de oudheid – die in onze schoolboeken doorgaans als ‘duistere tijden’ worden afgedaan. Ook dat tijdperk is uiterst belangrijk, want het was toen dat als gevolg van de zogenaamde ‘volksverhuizingen’ de kaart van de Oude Wereld van boven tot onder werd hertekend en Germanen, Arabieren, Vikings en Magyaren nieuwe namen rondstrooiden.” Jacques R. Pauwels maakt nog even een omweg naar het tijdperk van de zijderoute tussen het briljante Bagdad en Changan (nu Xian), de grote metropool in China. De route was de as tussen twee polen van de Oude Wereld, terwijl Europa angstig bibberde in de overtuiging dat het einde van de wereld nabij was. Pas na de korte maar zeer ingrijpende economische ontwikkelingen in Europa zouden de machtsverhoudingen in de Oude Wereld drastisch veranderen en zouden de Europeanen in staat zijn de hele orbis terrarum te domineren en volkeren en landen naar eigen goeddunken te herdopen.
Saharahypothese
Ongemeen boeiend in dit werk: Jacques R. Pauwels laat zijn lezers kennis maken met een recente, gedurfde hypothese, die een heel ander licht werpt op de oudheid dan we gewoon zijn van de traditionele geschiedschrijving. De ‘Sahara Hypothese’ is onder meer terug te vinden in het werk van Brian Griffiths (‘The Gardens of Their Dreams’) en vooral in het indrukwekkende oeuvre van de Spaanse wetenschappers, de geneticus Antonio Arnáiz-Villena en de historicus Jorge Alonso García. Volgens deze hypothese ontstonden de eerste Neolithicumculturen reeds een tienduizendtal jaren geleden, niet in het Midden-Oosten, zoals algemeen wordt aangenomen, maar wel in het centrum van Noord-Afrika. Daar bevond zich nog geen woestijn, maar een relatief vruchtbaar gebied met rivieren en grote en kleine meren. De woestijnvorming nam duizenden jaren in beslag en dwong de ‘Saharanen’ ertoe om naar alle windstreken uit te wijken: naar het Midden-Oosten, naar’ de valleien van Mesopotamië en Egypte, naar het Middellandse Zeegebied en zelfs naar de Britse Eilanden en het Balticum. Men vermoedt dat zij de befaamde menhirs, dolmen en andere megalitische monumenten hebben opgericht zoals in het Britse Stonehenge of het Bretoense Carnac. En veel wijst erop dat zij namen hebben gegeven aan de gebieden, waar ze zich vestigden en aan de bergen en rivieren die ze er aantroffen. Verrassend veel van die namen vinden we vandaag nog terug: Iberië, Alpen, Rijn. De Saharanen en hun nazaten waren geen Indo-Europeanen. Ze spraken een taal, die door Antonio Arnáiz-Villena en Jorge Alonso García ‘Usko-Mediterraan’ wordt genoemd. Deze taal – of liever ‘Usko-Mediterrane talen’ behoren samen met het Baskisch, een aantal Kaukasische talen, het Chinees, en de talen van de Noord-Amerikaanse Indianenstammen, zoals de Apachen en de Navajo’s, tot de zogenaamde Dene-Kaukasische talen.
Al deze talen zijn verantwoordelijk voor tal van plaatsnamen, riviernamen en namen van gebieden, die wij vandaag nog gebruiken. De opsomming die Jacques R. Pauwels geeft is indrukwekkend.
De auteur belicht ook het werk van de nestor van de Italiaanse filologie, Giovanni Semerano. Hij is geen aanhanger van de Sahara Hypothese. Volgens hem zijn de linguïstische gelijkenissen in het immens gebied van Europa via het Midden-Oosten tot India niet terug te voeren op een ‘Saharaanse oorsprong’. Semerano gaat ervan uit dat alles begon met de allereerste beschavingen in Mesopotamië, waarvan de Semitische taal en cultuur al tot diep in Azië en Europa hun invloed deden gelden. Semerano verwerpt de conventionele theorie volgens dewelke Indo-Europese volkeren vanuit hun ‘Urheimat’ in de loop van het tweede millennium voor Christus in Europa, het Midden-Oosten en India verschenen. “Het Indo-Europees, een linguïstische entiteit met een onzinnige naam, bestaat niet en heeft nooit bestaan,” zo luidt het strenge verdict van Semerano. Volgens hem zijn de Europeanen, net zoals de zogenaamde Indo-Europese Iraniërs en Indiërs – in vele opzichten en zeker wat hun talen betreft – ‘Semieten’.
Met ‘Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren’ biedt Jacques R. Pauwels ons verrassend andere inzichten in de geschiedschrijving aan.
Achter tientallen en tientallen namen die wij uit de aardrijkskunde- of geschiedenisles hebben onthouden, laat hij ons historische schatten ontdekken. Pauwels is een wetenschapper die boeiende verhalen kan vertellen. Slechts weinige collega’s van hem beschikken over dat talent.
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)
U kan deze boeken via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De links:
Voor “Op reis met Herodotos”:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=413117&refsource=uitpersVoor “Een geschiedenis van de namen van landen en volkeren”
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=433094&refsource=uitpers