In Göteborg hielden de Europese leiders in juni hun traditionele halfjaarlijkse formele bijeenkomst. De minachting voor de mening van de bevolking, zoals weer blijkt uit de reacties op het Ierse ‘neen’, doet de frustraties bij de bevolking toenemen. Ondanks het groeiend verzet gaat men maar door. Omkijken is er niet bij. De ‘conclusies’ van het voorzitterschap reflecteren vooral een EU zoals de elite die ziet: ‘vrije’ markt, meer militarisme met kandidaat-lidstaten die als ‘B-landen’ worden behandeld. Lichtpuntje is misschien dat men het voor het eerst uitgebreid over duurzame ontwikkeling heeft. Maar hoe eerlijk is dat gemeend? De dagelijkse praktijk doet twijfels rijzen.
De Europese Raad van de EU in Göteborg startte onder een slecht gesternte. Net voor de bijeenkomst lieten de Ieren in een referendum verstaan het Verdrag van Nice niet te willen goedkeuren. Dit duidelijk signaal van de Ierse burger leek de Europese beleidsmakers echter in het geheel niet te verontrusten. In de officiële tekst (Conclusies van het voorzitterschap) maken zij zich er met één puntje van af: “Het ratificatieproces voor het Verdrag van Nice wordt voortgezet zodat de Unie vanaf eind 2002 klaar is om nieuwe lidstaten te verwelkomen. Met betrekking tot het Ierse referendum bevestigt de Europese Raad de conclusies die de Raad Algemene Zaken op 11 juni in Luxemburg heeft aangenomen, en waarin onder meer de bereidheid wordt getoond om de Ierse regering op alle mogelijke manieren te helpen een oplossing te vinden. Hij blijft gecommitteerd aan de uitbreiding en het goede verloop van de toetredingsonderhandelingen.” (punt 4)
Probleem voor de Ieren
Met andere woorden, het probleem ligt niet in de EU en het Verdrag van Nice, maar in Dublin. De boodschap van de Europese leiders klonk ongeveer als volgt: Dublin moet een oplossing vinden om het Verdrag van Nice beter te verkopen aan de Ierse bevolking. Het enige wat de vijftien willen doen is de marketingstrategie helpen bepalen. Maar of de Europese minachting voor de uitslag van het Ierse referendum zal bijdragen in een uiteindelijk ‘ja’ voor Nice, valt te betwijfelen. De Duitse Bondskanselier Schröder bijvoorbeeld stelde arrogant: de beslissing van de Ierse bevolking moet worden gerespecteerd”, maar zo voegt hij er in één adem aan toe, “maar dat zal het uitbreidingsproces niet vertragen”. Voor Schröder en co lijkt daarmee de kous af. Bij de reden over de Ierse afwijzing werd niet lang stilgestaan. Gevaarlijk, want wellicht zijn het niet alleen de Ieren die er zo over denken. In Oostenrijk bijvoorbeeld gaan steeds meer stemmen op om een nieuw referendum te organiseren, niet over Nice, maar over het lidmaatschap zelf. In december vorig jaar zetten 193.000 Oostenrijkers hun handtekening onder zo’n vraag. Over enkele weken beslist het parlement daarover. Dat zal de zaak goed moeten afwegen, want volgens een opiniepeiling vindt slechts een derde van de Oostenrijkers dat het lidmaatschap van de EU voordelen heeft opgeleverd. De meerderheid spreekt zich uit tegen de EU. Rond tachtig procent van de ondervraagden wil dat Oostenrijk zijn neutraliteit behoudt en slechts 8 procent wil de nationale munt vervangen door de Euro.
Ivoren toren
Even arrogant reageren de Europese ministers vanuit hun ivoren toren op het geluid van de straat. Zij zien alleen het geweld van enkele honderden betogers, meer dan vermoedelijk uitgelokt als gevolg van provocatie en verkeerde inschattingen vanwege de politie. Naar de twee grote betogingen in Göteborg, die respectievelijk dertig- en twintigduizend mensen op been brachten, werd amper geluisterd. Het lijkt erop dat de Europese leiders alles in het werk stellen, om het debat te fnuiken en het (frustratie)geweld te stimuleren, onder het motto: ‘democratie mag, zolang die niet afwijkt van de mening van de elite’. Het enige concrete antwoord op de vraag naar een democratischer, socialer, vreedzamer en milieuvriendelijker Europa, is hoe de veiligheidsmaatregelen in de toekomst verder kunnen worden aangescherpt. De Europese bijeenkomsten lijken steeds meer op bijeenkomsten in versterkte burchten. Een beter symbool voor de kloof tussen de Europese instellingen en de basis is er niet te vinden.
Uitbreiding gaat door
Het onderwerp waarover de ministers in Göteborg het meest wakker lagen, was de discussie over hoe vlug de EU moet uitbreiden. Tegen eind 2002 wil de EU de onderhandelingen met de lidstaten die klaar zijn afgerond hebben. “De doelstelling is dat zij als lidstaten deelnemen aan de verkiezingen voor het Europees parlement in 2004” zo staat er onder punt 9. Over dat zinnetje is er nogal wat rond de pot gedraaid. De Franse president Chirac had nochtans eerder gezegd dat het mogelijk moest zijn dat de kandidaat-landen waarmee de onderhandelingen afgerond zijn moet kunnen deelnemen aan de verkiezingen, ook al is de ratificatie van het toetredingsverdrag nog niet afgerond. Pas na aandringen gaven Premier Verhofstadt en minister van Buitenlandse Zaken toe dat landen wel degelijk volwaardig lid moeten zijn. Men rekent op een achttiental maanden voor zo’n ratificatieprocedure, waardoor de kans dat een aantal landen niet klaar zal zijn om aan de parlementsverkiezingen van eind 2004 deel te nemen, bijzonder groot is. Meer bepaald zou Polen, waarmee slechts 16 van de 31 onderhandelingsdossiers zijn afgerond, een probleem kunnen vormen. Duitsland staat (stond?) evenwel op het standpunt dat Polen bij de eerste reeks landen die toetreedt, hoort. Er komt dus nog wel een staartje aan.
Duurzame ontwikkeling
Aan het hoofdstuk ‘Strategie voor duurzame ontwikkeling’, nochtans goed voor een kwart van de officiële ‘conclusies’, is veel minder ruchtbaarheid gegeven. Duurzame ontwikkeling behoort ook tot de prioriteiten van het Belgische voorzitterschap. Nu is duurzame ontwikkeling sedert de conferentie in Rio (’92) een modewoord geworden dat te pas en te onpas wordt gebruikt. Het wekt dan ook enige achterdocht dat de Belgische regering nogal de nadruk legt op het samengaan met economische groei. Als een economische reus, die zich bezondigt aan wapenhandel, vluchtelingen aan de grenzen tegenhoudt, armoede niet weet te bannen en de Tobin- of energietaks maar niet op de agenda schijnt te krijgen, het plots over duurzame ontwikkeling heeft, moeten we al even achterdochtig zijn. Wat nu op papier is gezet ziet er evenwel – op milieuvlak dan – niet slecht uit (maar dan inderdaad op papier). In de conclusies van Göteborg heet het dat het economisch, sociaal en milieubeleid elkaar moeten versterken. Meer nog: economische groei moet worden losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen.
Naast natuurlijke hulpbronnen hebben de Europese ministers nog drie milieuprioriteiten afgebakend: klimaat, vervoer en volksgezondheid. Hier en daar wordt het zelfs vrij concreet: tegen 2010 moet 22 procent van het elektriciteitsverbruik afkomstig zijn van hernieuwbare energiebronnen. Verder is er de verbintenis om het Kyotoprotocol, dat reducties vastlegt op de uitstoot van broeikasgassen, daadwerkelijk uit te voeren. Daarmee lijkt de EU duidelijk afstand te nemen van de Amerikaanse president Bush, die Kyoto liefst volledig naar de prullenmand zou verwijzen.
Interessant is ook de intentie om voortaan rekening te houden met sociale en milieukosten in een beleid van duurzaam vervoer. Daar is het enige concrete evenwel de datum: tegen 2004 moeten de prijzen van de verschillende vervoerswijzen de afspiegeling vormen van de kosten voor de samenleving.
Voor de rest gaat duurzame ontwikkeling over dingen die we al eerder hebben gehoord. Als een déjà vu overvalt ons de zin die we al decennia in bijna elk Belgisch regeerakkoord kunnen lezen: het uitvoeren van de VN-verbintenis om de officiële ontwikkelingshulp ‘zo spoedig mogelijk’ op te trekken naar 0,7 procent van het BNP, zonder daar evenwel een concrete einddatum op te kleven.
Werkgelegenheid: mager brokje
Het derde hoofdstuk gaat, in tegenstelling tot wat de titel suggereert, helemaal niet over werkgelegenheid, maar is veeleer de oude ode aan de vrije markt, waar economische groei als synoniem wordt gebruikt voor werkgelegenheid. "Het is van vitaal belang dat de structurele hervormingen gericht op meer concurrentie op de markten voor goederen, diensten en kapitaal snel worden uitgevoerd" en dat is volgens de Europese toppolitici de enige garantie dat er meer banen komen (punt 35). Over de kwaliteit van die banen geen woord.
Het ‘defensie’beleid
De Europese ministers maakten zich weinig illusies over de vooruitgang van het ‘defensie’dossier onder het Zweeds voorzitterschap. Zweden was tijdens de koude oorlog een neutraal land. Dat de Zweedse regering zich de jongste jaren bereid toonde om mee te stappen in het militaire Europa was al een gewaagde stap ten aanzien van de eigen bevolking. Uit de conclusies blijkt des te meer dat alle verwachtingen gelegd worden bij het Belgische voorzitterschap. Zo lezen we dat: "De grondslagen zijn gelegd voor het welslagen van de conferenties over de versterking van het militair vermogen en over politionele vermogens tijdens het Belgische voorzitterschap." Dat de verdere uitbouw van militair Europa een belangrijk aspect zou worden van het komende Belgische voorzitterschap bleek al uit de prioriteitennota (zie elders in dit dossier) van de Belgische regering. Daar spreekt de regering voor het eerst over een conferentie in november. In Göteborg zijn het plots conferenties geworden. Vincent Metten van het kabinet van Defensieminister Flahaut heeft in elk geval al laten weten dat België binnen dat thema nogmaals zes prioriteiten heeft afgebakend: de kwestie van de militaire capaciteiten en de operationaliteit; de relaties tussen EU en NAVO; de informatiedoorstroming naar de nationale parlementen; de publieke opinie (een stokpaardje van Flahaut); het "witboek" over defensie; de gezondheidskwestie (een verwijzing naar het dossier Verarmd Uranium). In Göteborg wordt het einddoel van het Belgische voorzitterschap als volgt samengevat: "Het komende Belgische voorzitterschap wordt verzocht, samen met de Secretaris-Generaal/Hoge Vertegenwoordiger, verder te werken aan alle aspecten van het EVDB (Europees Veiligheids- en defensiebeleid) en verslag uit te brengen over de vooruitgang die bij de verwezenlijking van het doel, de EU zo snel mogelijk operationeel te maken, is geboekt. Er moet vooruitgang worden geboekt, zodat zo spoedig mogelijk en uiterlijk tijdens de Europese Raad van Laken een besluit in dezen kan worden genomen." (punt 51).
(Uitpers, juli-augustus 2001)
Dit artikel is onderdeel van een dossier over de Europese Unie in het tijdschrift Vrede. Proefnummer vrede@vrede.be of tel: 09/233.46.88
EU-defensie is "kanonneerbootdiplomatie" Erwin Lanc, de voormalige minister van Buitenlandse Zaken van Oostenrijk (van de Socialistische Partij), bekritiseerde de defensiepolitiek van de EU in het Oostenrijks Dagblad Der Standard als "Kanonneerbootdiplomatie". Lanc is vooral bevreesd dat een Europese legermacht zou kunnen gebruikt worden "in een internationale oorlogshandeling en niet alleen in functie van zelfdefensie van de EU." (Voor dat laatste is de EU overigens hoe dan ook niet bevoegd, nvdr.) Hij stelt zich de vraag of de EU de ambitie moet hebben om wereldwijd op militaire basis te handelen. Lanc waarschuwt ervoor dat het inzetten van EU-troepen zonder VN-mandaat kan gezien worden als een oorlogsdaad. Hij ziet ook problemen voor de Oostenrijkse neutraliteit. Bron: Euobserver.com, 1 juni 2001 (zie: www.euobserver.com) |
Deens referendum over EU-defensiepolitiek Het zou kunnen dat er nog voor het Deens voorzitterschap in de tweede helft van 2002 een referendum wordt gehouden over de ‘opt-out’ (niet-deelname) van Denemarken inzake defensie, aldus een Deense krant. De Deense regering is bezorgd dat een EU-‘vredesactie’ zou kunnen plaatsvinden zonder Deense deelname. De vraag stelt zich ook of Denemarken wel de vergaderingen van de Europese Raad van Defensieministers zal kunnen voorzitten als niet volledig wordt deelgenomen aan de Europese militaire samenwerking. De vergelijking wordt gemaakt met het doorgeven van de Euro door de Zweden aan de Belgen (Zweden is geen lid van de Europese Muntunie, nvdr). Denemarken zou dus verplicht kunnen worden om het dossier zonder meer door te geven aan opvolger Griekenland. Als Turkije inderdaad zijn verzet opgeeft i.v.m. de nauwe samenwerking tussen NAVO en EU, kan het zijn dat de EU-legermacht al klaar is voor kleinere ‘vredesmissies’ tegen eind dit jaar en voor grote operaties tegen begin 2003. De Denen vrezen dat de EU binnenkort de NAVO-operaties in de Balkan zal overnemen en dat de Deense troepen zich dan uit SFOR (Bosnië) en KFOR (Kosovo) zullen moeten terugtrekken. De Socialistische Volkspartij (SF) heeft evenwel al gesteld dat in geen geval Deense troepen kunnen worden uitgezonden. Bron: Euobserver.com, 31 mei 2001 |