Binnen de Europese Unie bestaat er niet zoiets als een cordon sanitaire tegenover uiterst-rechts. Er was wel enige opschudding toen de uiterst-rechtse FPÖ van Jörg Haider in een Oostenrijke coalitieregering stapte. Maar er was nauwelijks enige heisa toen in 2001 de Lega Nord (en de Nationale Alliantie) sleutelposten in de Italiaanse regering van Silvio Berlusconi kregen. Er rezen ook geen problemen toen de Deense Liberaal Anders Fogh Rasmussen een minderheidsregering vormde met steun van uiterst-rechts.
Het gaat zo maar door. Waar waren de protesten in de EU toen Berlusconi als uittredend premier dit jaar naar de verkiezingen trok in alliantie met niet alleen diezelfde Lega Nord, maar ook twee uitgesproken fascistische partijtjes, waaronder die van Alessandra Mussolini. Niet gehoord.
VB en Denemarken
Denemarken wordt in de EU zelfs als model aangehaald voor zijn sociale flexibiliteit. Merkwaardig genoeg lezen we in het magazine van het Vlaams Belang (september 2006) dat Denemarken ook daar model staat. De Vlaams Belang Jongeren (VBJ) hielden in juli hun “zomeruniversiteit” in het Deense Jyderup.
In het verslag lezen we: “Deze keuze was natuurlijk niet toevallig: Denemarken is voor het Vlaams Belang al jaren een voorbeeld. Hier slaagt een rechtsnationale partij er in haar programma uit te voeren. De druk van de politieke correctheid weegt hier duidelijk minder dan bij ons”. Op de “zomeruniversiteit” was er ook een vertegenwoordiging van de jongeren van de Deense Volkspartij die de minderheidsregering overeind houdt.
Hongarije
Maar vooral in Centraal-Europa schakelt uiterst-rechts zich vlot in de politieke wereld in, zowel aan regerings- als oppositiekant.
Uiterst-rechts speelde een grote rol in de manifestaties tegen de Hongaarse regering. Het waren militanten van de HVIM – De Partij van de 64 Graafschappen – die aan de spits stonden van de eerste betogingen tegen premier Ferenc Gyurcsany die op een partijvergadering had toegegeven dat hij de verkiezingen had gewonnen door grof te liegen.
De naam van deze HVIM verwijst naar het Hongarije van vóór het Verdrag van Trianon van 1920 dat in het verlengde van het Verdrag van Versailles Hongarije extra inkromp tot zijn huidig grondgebied. Onder het Oostenrijks-Hongaarse Rijk (dat in 1918 ten onder ging) was “Hongarije” drie keer groter: met Slovakije, Transsylvanië (nu deel van Roemenië), Kroatië en deel van Servië. Door die inkrimping kwam wel een einde aan de Hongaarse dominantie in die gebieden, maar meteen werd een probleem van Hongaarse minderheden binnen die buurstaten geschapen.
Trianon en het lot van die minderheden werd al tijdens de communistische periode een belangrijk politiek thema. Na de implosie van dat regime won het MDF, Hongaars Democratisch Forum, de verkiezingen van 1990 na een campagne waarin werd uitgepakt met de kaart van Hongarije van vóór Trianon. Het revanchisme was springlevend. Het MDF kromp wel ineen, maar anderen namen de fakkel over.
Met de toetreding van Hongarije tot de Europese Unie dacht ‘Brussel’ dat dit probleem daarmee beklonken was. De uiterst-rechtse MIEP van Istvan Csurka, nog 14 zetels in 1998, verdween in 2002 uit het parlement. Maar daarmee was het gedachtegoed niet verdwenen, want de rechtse Fidesz (begonnen als ‘jonge liberalen’) had intussen het rechts-nationalistisch discours van de MIEP gedeeltelijk overgenomen. Premier Viktor Orban van de Fidesz besliste zelfs tot ontzetting van de EU dat de Hongaarse overheid ook bevoegdheden had over de drie miljoen etnische Hongaren in de buurlanden, wat natuurlijk tot spanningen met die buurlanden leidde. De regering van socialisten en liberalen die in 2002 aan de macht kwam, deed de gemoederen bedaren.
De HIVM, opgericht door Laszlo Toroczkai, organiseerde intussen in het zog van de Fidesz (lid van de EVP van Wilfried Martens) uiterst-rechtse groepen die naar aanleiding van de uitspraken van Gyurcsany het voortouw namen. Uiterst-rechts en de Fidesz springen op het brede ongenoegen bij de bevolking over de gevolgen van de (ook door de EU opgelegde) liberaliseringen. Zij (ook Fidesz) geven er een ultranationalistische, ook vaak antisemitische, toon aan.
Slovakije
Enkele recente gebeurtenissen in buurland Slovakije zijn koren op de molen van nationalistisch rechts en uiterst-rechts.
In Slovakije wonen in het grensgebied met Hongarije tussen 500.000 en 600.000 etnische Hongaren, 10 tot 12% van de totale bevolking. Slovakije kreeg begin deze zomer een nieuwe regering bestaande uit de sociaaldemocratische Smer van premier Robert Fico, de nationalistische Beweging voor een Democratisch Slovakije (HZDS) van ex-premier Vladimir Meciar en de uiterst-rechtse SNS, Slovaakse Nationale Partij. Hun verkiezingszege in juni was ook grotendeels een gevolg van het ongenoegen over de liberaliseringpolitiek van de vorige regering.
Tijdens de zomer waren er verscheidene incidenten waarvan etnische Hongaren slachtoffer waren. Toen op 25 augustus een jonge Hongaarse door twee skinheads werd aangerand en op haar rug “alle Hongaren naar de overkant van de Donau” schilderden, gingen de poppen aan weerszijden van de Donau aan het dansen. Laszlo Toroczkai van de HIVM ging het in Slovakije opnemen voor de “verdrukte Hongaren”, terwijl zijn aanhangers in Boedapest foto’s verbrandden van de Slovaakse SNS-leider Jan Slota. De intrede van de SNS in de Slovaakse regering bezorgt de etnische Hongaren (en de zigeuners) hoe dan ook kippenvel.
De hernieuwde spanning in Slovakije had dus onmiddellijk weerslag op de relaties met Boedapest. De Slovaakse minister van Buitenlandse Zaken Jan Kubis beschuldigde de leiders van de Hongaren in Slovakije ervan samen te spannen met de leiders in Boedapest om Slovakije internationaal in diskrediet te brengen. Maar intussen spinnen zowel uiterst-rechts in Slovakije als Hongarije garen van die spanning. Met dit verschil dat uiterst-rechts in Slovakije in de regering zit en in Hongarije steeds meer weerklank vindt bij de grootste oppositiepartij, lid van de EVP.
Polen
Uiterst-rechts zit intussen ook al enkele maanden in de Poolse regering. Jaroslaw Kaczynski, premier van een regering met zijn eigen oerconservatieve nationalistische PiS, de populistische Samoobrona en de uiterst-rechtse LPR (Liga van Poolse Families),k kwam eind augustus in Brussel de EU geruststellen. Kaczynski had bij de voorstelling van zijn regering in het Poolse parlement gezegd dat “Poolse nationale identiteit” kost wat kost te zullen verdedigen. “We zullen de Poolse familie verdedigen tegen alle aanvallen van buitenuit”, aldus de nieuwe premier.
Hij kreeg wel enkele lastige vragen over de openlijke homofobe houding van de regering, het antisemitisme van regeringsleden, de plannen om de doodstraf weer in te voeren. Maar tenslotte oordeelden ze in Brussel dat ze de Poolse regering beter niet voor het hoofd stoten. “We zullen ze beoordelen op haar daden”, zei Commissievoorzitter Jose Manuel Barroso.
Intussen spuit radio Maryja, door het Vaticaan veroordeeld maar een stem van de regering, verder integristische programma’s te verzorgen en blijft de uiterst-rechtse LPR, Roman Giertych, minister van Nationale Opvoeding – tot ontzetting van de overgrote meerderheid van scholieren en studenten.
Wat in alle gevallen opvalt, is de discrete afwachtende houding van de EU in Brussel. De Commissie van de EU wil de regeringen met uiterst-)rechts beoordelen op hun daden. Ja, als we die redenering overbrengen op België en Vlaanderen, is er geen enkele reden om het cordon sanitaire te handhaven, want laten we ze beoordelen op hun daden. Wat zou die Commissie tussen de twee Wereldoorlogen hebben gezegd over Mussolini, Hitler, Horty (Hongarije)…
(Uitpers, nr. 79, 8ste jg., oktober 2006)