President Alvaro Uribe van Colombia heeft eind januari 2008 een bezoek gebracht aan België, Frankrijk, Spanje en Zwitserland (waar hij in Davos met de groten, der aarde sprak). Hij kwam Europese steun vragen voor de door Washington gesteunde en gesponsorde opstandbestrijding in zijn land. En hij kreeg die ook met de verzekering dat Europa, net als Washington, de Colombiaanse guerrillagroepering FARC blijft beschouwen als een “terroristische organisatie”, die als dusdanig moet worden aangepakt.
De FARC (Fuerzas Armadas Revolucionarias de Colombia) hadden op 10 januari twee gijzelaars, Consuelo Gonzalez en Clara Rojas, vrijgelaten. Ze deden dat na succesvolle bemiddeling van president Hugo Chávez van Venezuela, die Europa had gevraagd de FARC van de lijst van terroristische organisaties te schrappen en haar politieke aspecten te erkennen. De vrijlating kwam unilateraal en onvoorwaardelijk. Zo wilden de FARC hun wil tonen om met de regering van Uribe tot een humanitair akkoord te komen. Zo’n akkoord moet een einde maken aan de lijdensweg van een 44-tal gegijzelden (onder wie Ingrid Betancourt) die nog door de FARC worden vastgehouden, en van 500 politieke gevangenen die in regeringsgevangenissen zitten en die volgens de FARC moeten vrijkomen.
President Alvaro Uribe vroeg Europa om steun bij de bestrijding van de guerrillabewegingen in zijn land. De “democratie” is volgens hem aan de winnende hand tegen “terrorisme” en “drugshandel”. Politici en grote media in Europa leken dat graag te accepteren. Maar Uribe is niet zomaar een president, hij is een politicus mét een verleden. En dat verleden heeft weinig te maken met mensenrechten, democratie en drugsbestrijding. Niet verwonderlijk dat de grote media weinig of geen biografieën van de hoge bezoeker publiceerden.
Alvaro Uribe groeide op samen met de kinderen van Fabio Ochoa, een ex-voorman van het drugskartel van Medellin die wegens drugsmisdrijven aan de VS is uitgeleverd en daar werd veroordeeld tot 30 jaar. Drie van Fabio’s kinderen werden zelf luitenanten van Pablo Escobars moorddadige cocaïnekartel. Als 26-jarige werd Uribe verkozen tot burgemeester van Medellin (hoofdstad van de provincie Antioquia). Na drie maanden werd hij afgezet door de centrale regering in Bogota. Die kon de openlijke banden van Uribe met de drugsmaffia niet langer aanzien. De man werd dan directeur bij de burgerluchtvaart, nuttig voor de vloot vliegtuigjes waarmee Escobar-zaliger cocaïne naar de VS vloog.
In 1995 werd Uribe, die zichzelf als politiek rechts bestempelt, gouverneur van Antioquia. Onder zijn bestuur genoten de veiligheidstroepen en de extreemrechtse paramilitaire organisaties immuniteit bij de terreurcampagne die zij in de provincie organiseerden. In die terroristische campagne werden duizenden mensen vermoord, ontvoerd, gemarteld of “verdwenen”. Kaderleden van de linkse partij Union Patriotica UP (waarvan sommigen de guerrilla vaarwel hadden gezegd om voortaan legaal en vreedzaam aan politiek te doen) werden bij bosjes vermoord. Ook vakbondsmensen waren in groten getale het mikpunt van het rechts terrorisme onder Uribe.
Toen Uribe zijn campagne voor het presidentschap begon, bleven de Colombiaanse media opvallend stil over de banden tussen zijn familie en de drugsbenden. Die stilte had onder meer te maken met bedreigingen door de rechtse paramilitairen. De omroep Canal Uno, die in het actualiteitenprogram Noticias Uno toch had bericht over banden tussen Uribe en het Medellin-kartel, kreeg na de uitzending bedreigingen. De directeur van de uitzending, Daniel Coronell, werd met de dood bedreigd, zijn dochtertje werd voor haar veiligheid naar het buitenland gebracht, hijzelf moest daarna zelf het land verlaten. Journalisten uitten ook hun bezorgdheid toen Uribe een man als Francisco Santos koos als vice-president, een lid van de Santosfamilie die de belangrijkste krant van het land bezit.
Verscheidene factoren droegen bij tot Uribe’s verkiezing in 2002 en zijn herverkiezing in 2006. Hij is populair bij zakenkringen en mediabonzen, het leger, rechtse politici en de Amerikaanse regering; de bevolking is oorlogsmoe en bereid iedereen te geloven die belooft vrede te brengen; er was grootschalige intimidatie van kiezers door extreemrechtse paramilitairen (door bijna alle andere kandidaten aan de kaak gesteld); fraude in de stemlokalen was wijdverspreid; en de linkse oppositie was in de jaren 80-90 fysiek gedecimeerd (ongeveer 3.000 kaders van de UP werden vermoord) en weggeterrorizeerd. Maar de extreemrechtse milities en het uitgebreide net van informanten dat Uribe heeft opgezet blijven bestaan. Dat wijst op een institutionalisering van de paramilitairen.
Uribe leunt zeer dicht aan bij het reactionaire Republikeinse Witte Huis in Washington. Hij was de enige Latijns-Amerikaanse leider die Bush’ invasie in Irak heeft gesteund. Hij zag er zelfs openlijk geen graten in dat de Amerikanen ook Colombia zouden binnenvallen. Van Bush verwacht Uribe middelen om de Colombiaanse strijdkrachten (berucht om hun schendingen van de mensenrechten) sterk uit te breiden, in het raam van de Amerikaanse miljardenhulp in “Plan Colombia”.
Maar in Washington willen sommigen dan toch wat meer democratische waarborgen van Uribe. Ondertussen hebben de VS en Uribe de paramilitairen én de guerrilla tot “terroristische organisaties” laten uitroepen. Dat biedt de mogelijkheid om de “war on terror” uit te breiden tot de strijd tegen de rebellen in Colombia (het paramilitaire net van milities en informanten dat Uribe heeft opgezet wordt in feite ongemoeid gelaten, zelfs geïnstitutionaliseerd). Een gevaarlijke evolutie, die de deur opent naar uitbreiding van de sluipende Amerikaanse militaire interventie in Colombia.
Uribe kwam in 2002 aan de macht nadat onderhandelingen van zijn voorganger Andres Pastrana met de FARC naar een mislukking toe waren gedirigeerd. Een van de knelpunten bleven de gevangenen die regering en guerrilla hadden gemaakt. De FARC stuurt aan op een gevangenenruil, de regering-Uribe op een militaire uitschakeling van de FARC. Nu de FARC tot “terroristische organisatie” is verklaard, valt het Uribe makkelijker om onderhandelingen met die groepering af te wijzen en zijn militaire aanpak te versterken. Met “terroristen” wordt niet onderhandeld, is het motto.
Chávez en de gijzelaars
Maar in Venezuela zag president Hugo Chávez in het Colombiaanse gevangenendrama een middel om zich in de regio te profileren. Hij stelde voor om door persoonlijke bemiddeling de vrijlating te bekomen van gijzelaars die door de FARC werden vastgehouden. En tot ergernis van zijn Colombiaanse collega slaagde Chávez gedeeltelijk in zijn opzet: de FARC lieten twee gijzelaars vrij zonder van de vrijlating van FARC-gevangenen te eisen. De bekendste gegijzelde, Ingrid Betancourt, telg van een vooraanstaande familie, bleef vastgehouden.
De humanitaire operatie die door Chávez werd opgestart, verliep niet van een leiden dakje. Het initiatief ertoe was vorig jaar uitgegaan van de liberale Colombiaanse senator Piedad Cordoba. Maar op 21 november 2007 maakte Uribe brutaal een einde aan de onderhandelingen met de rebellen. Dat gebeurde op een moment dat die onderhandelingen positief leken te verlopen, en met een argument dat bevreemdend klonk in een land waar de president geen graten ziet in een Amerikaanse invasie, laat staan de huidige Amerikaanse interventie: Chávez bemoeide zich met binnenlandse aangelegenheden van Colombia. Dat maakte, ook volgens het persbureau Associated Press, duidelijk dat Bogotá, net als Washington, niet erg opgezet was met de eventuele vrijlating van gijzelaars, en de voorkeur geeft aan een militaire aanpak van de FARC. Maar Chávez zette door en bekwam van de FARC de vrijlating van twee vrouwen. Toen Rode Kruis-helikopters zich op 31 december klaar maakten om vrijgelaten gijzelaars op te halmen, lanceerde Uribe, met de steun van Amerikaanse troepen, militaire operaties in de zones waar de overdracht van de gijzelaars zou plaats vinden. De FARC moest de humanitaire operatie onderbreken. De vrijgelaten gijzelaar Consuelo Gonzalez zei: “We voelden de bommen vallen op enkele meter van de plaats waar wij waren, en (we hoorden) de helikopters en hun mitrailleurs”. Volgens Chávez heeft “Uribe de operatie gedynamiteerd”.
Maar internationaal kwamen er vele uitingen van druk uit Latijns-Amerika en Europa, en Uribe werd ertoe gebracht toe te geven. De operatie is ten slotte uitgelopen op de vrijlating van Consuelo Gonzalez en Clara Rojas op 10 januari. Het opperbevel van de FARC heeft ook een oproep gelanceerd: “Wij zijn een oorlogvoerende kracht die op erkenning door de regeringen in de wereld wacht. Deze gebeurtenis zou de kronkelige weg van het Colombiaanse volk op weg naar vrede moeten recht maken. Onze strijd is gewettigd”. De guerrilla hield er verder ook aan president Chávez te danken voor zijn rol.
De vrijgelaten gegijzelden drukte hun dankbaarheid uit tegenover de Venezolaanse leider. De internationale gemeenschap heeft het initiatief van de Venezolaanse president warme gelukwensen toegestuurd, en heeft hem gevraagd zijn bemiddeling voort te zetten. Het Colombiaanse parlementslid Piedad Cordoba onderstreepte de massale steun van Latijns-Amerika en Europa “om de weg die getekend werd door Chávez voort te zetten, om de bevrijding van de gijzelaars te bekomen, en vooral om tot een vredesproces in Colombia te komen”.
Uribe kon er niet omheen Chávez te danken, alsook mevrouw Cordoba, het Rode Kruis en de Cubaanse regering voor de rol die ze hadden gespeeld. De Franse president Nicolas Sarkozy, die zich vooral begaan toonde met het lot van de gegijzelde ex-presidentskandidate Ingrid Betancourt, loofde op 11 januari de “diplomatieke, verbeeldingsvolle en hardnekkige actie” van de Venezolaanse president. Tegelijk vroeg hij Uribe om de gesprekken met Caracas voorrang te geven. “Deze bevrijding toont dat de dialoog tussen Colombia en Venezuela nobele doelstellingen kan dienen”, zei hij. De relaties tussen Bogotá en Caracas staan onder spanning, vooral sinds Uribe zijn Venezolaanse ambtgenoot “expansionistisch” noemde om hem, geheel in de lijn van de politiek van Washington, als een gevaar voor de regio voor te stellen.
Het Amerikaanse Congreslid William Delahunt vroeg Chávez zijn inspanningen om gijzelaars in Colombia vrij te krijgen te verhogen. Chávez heeft volgens hem de sleutel voor een humanitaire oplossing. Daarom heeft Chávez aan zijn Colombiaanse ambtgenoot gevraagd om de FARC (en de kleinere guerrillagroep ELN, Ejercito de la Liberacion Nacional) te erkennen als oorlogvoerende partij, niet langer als terroristische organisatie. Dat is volgens hem de enige manier om het conflict in Colombia, dat al een halve eeuw aanhoudt, op te lossen en een blijvende vrede te bekomen. Chávez heeft ook de Europese Unie gevraagd om beide guerrillabewegingen van de lijst van “terroristische organisaties” te schrappen. “Wie kan zich de mogelijkheid van een humanitair, een vredesakkoord indenken, als er geen contact is tussen de partijen die elkaar bestrijden?”. “De Amerikaanse regering is de eerste die er belang bij heeft dat de oorlog in Colombia voortgaat,” benadrukte Chávez. “Want dat is voor haar het perfecte excuus om haar aanwezigheid in Colombia te handhaven en op te voeren”.
Tegelijk sprak Chávez zich scherp uit tegen het ontvoeren van personen, een tactiek die in Colombia zowel door de guerrilla als door de paramilitairen en de strijdkrachten wordt gevoerd. Chávez veroordeelde ook de gewapende strijd en kondigde aan dat hij daar zou over praten met FARC-leider Manuel Marulanda. “Ik ga helemaal niet akkoord met ontvoeringen,” aldus de Venezolaanse president, “dat is een verschrikkelijke zaak, het gaat in tegen de menselijke natuur… en ik ga niet akkoord met de gewapende weg”.
Maar Uribe, die onder druk staat van Washington, lijkt het conflict voorlopig liever met geweld te willen “oplossen”. Hij kan daarbij gebruik maken van het menselijk en materieel arsenaal dat Washington tot zijn beschikking heeft gesteld en daar de voorrang aan geven boven pogingen om een vredesakkoord te bereiken. Bij zijn bezoek aan Parijs, op 21 januari 2008, herhaalde Uribe zijn vastbeslotenheid om “de terroristen te verpletteren”. Dat is weinig opbouwend en lijkt tot mislukking gedoemd. Een oplossing kan niet militair van aard zijn. De FARC en het ELN beschikken over een kleine 20.000 manschappen en controleren een aanzienlijk deel van Colombia;. De VS hebben honderden miljoenen dollars uitgegeven bij pogingen om de Colombiaanse guerrilla te vernietigen. Zonder succes. Daar staat tegenover dat Chávez de enige is die de vrijlating van gijzelaars heeft bekomen en een zekere hoop op een vredesregeling heeft aangewakkerd. Bogotá zou er goed aan doen te beseffen dat de oplossing voor de Colombiaanse tragedie niet bij het Witte Huis ligt, maar veeleer bij het Miraflores-paleis in Caracas.
(Uitpers, nr 94, 9de jg., februari 2008)
Francis Vanden Berghe is lid van de redactie van Uitpers. Salim Lamrani is een Franse professor, schrijver en journalist, gespecialiseerd in de relaties tussen Cuba en de VS. Hij publiceerde o.m.
Washington contre Cuba (Pantin: Le Temps des Cerises, 2005), Cuba face à l’Empire (Genève: Timeli, 2006) yenFidel Castro, Cuba et les Etats-Unis (Pantin: Le Temps des Cerises, 2006).
Zopas verscheen van hem Double Morale. Cuba, l’Union européenne et les droits de l’homme (Paris: Editions Estrella, 2008). Zijn aandeel in deze tekst komt uit een artikel dat verscheen in: http://risal.collectifs.net (Reseau d’Information & Solidarité avec l’Amérique latine).