Eind deze maand verlopen de sancties, waaronder de opschorting van alle wapenleveringen, die de Europese Unie aan Syrië oplegde. Een verlenging van de sancties lijkt geen probleem, maar landen als Frankrijk en Groot-Brittannië zijn voorstander van de al dan niet gedeeltelijke opheffing van het wapenembargo zodat de rebellen in dat land wapens uit Europa zouden kunnen krijgen.
Daar is fel verzet tegen van onder meer Duitsland en de Scandinavische landen. Die landen staan niet alleen want vorig jaar stelde de Amerikaanse president Barack Obama al zijn veto tegen de bewapening van de opstandelingen, tegen de adviezen in van de stafchef van het Amerikaanse leger, generaal Martin Dempsey; van minister van Defensie, Leon Panetta; van toenmalig CIA-baas generaal David Petraeus en van minister van Buitenlandse Zaken Hilary Clinton.
De redenen voor de afwijzing door Obama en door een aantal EU-lidstaten zijn grotendeels gelijklopend. De vrees bestaat dat de wapens in de “verkeerde” handen zouden kunnen vallen – lees: van islamitische jihadisten uit de hele islamitische wereld die met geweld de invoering van een streng islamitische emiraat willen realiseren in Syrië. Ook is men er niet zeker van dat de “gematigde” Syrische gewapende oppositie de extremisten de baas kan. Zoals dat het geval was met de Toeareg van de Nationale Bevrijdingsbeweging van Azawad (MNLA) in het Noorden van Mali, die in dat gebied dankzij uit Libië afkomstige wapens een eigen staat, Azawad, uitriepen om binnen de kortste keren te worden verjaagd door Al Qaeda in de Islamitische Maghreb (AQMI) en zijn bondgenoten zoals de Verdedigers van het Geloof (Ansar Dine) en de Beweging voor Eenheid en Jihad in West-Afrika (Mujao). Die worden momenteel opgejaagd door Franse troepen nadat ze probeerden op te rukken naar de hoofdstad Bamako.
Obama had nog een bijkomende redenen. Hij was volop bezig met zijn campagne voor herverkiezing als president en wilde daarom niet het risico lopen in een nieuw hachelijk militair avontuur, zelfs een regionale oorlog verzeild te geraken. Syrië heeft immers defensieovereenkomsten met Iran en met Rusland en een trouwe bondgenoot in de Libanese Hizbollah, die Israël zou kunnen bestoken met raketten.
Obama is inmiddels herkozen en aan zijn tweede ambtstermijn begonnen. Het is niet duidelijk of hij zijn mening nu zal herzien. In zijn “state of the union” van woensdag 13 februari repte hij met geen woord over Syrië, noch over de Palestijnen. Wat het Midden-Oosten betreft vernoemde hij alleen Iran, dat nogmaals te horen kreeg dat er een oplossing moet komen voor zijn kernprogramma.
Maar ook al handhaven de EU en de VS hun wapenembargo’s, dat zal er hen niet van weerhouden via derden (Turkije, Qatar, Saoedi-Arabië, Jordanië… samen de zgn. anti-sjiitische soennitische as, die ook in Irak de sjiieten bestrijdt) wapens te blijven leveren aan het Syrische verzet. Het is geen geheim dat de westerse bondgenoten gewapende groepen ook opleiden, hen bijstaan met militaire inlichtingen, op het terrein verkennings- en spionageopdrachten uitvoeren en communicatieapparatuur leveren. Begin december besloot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) dat de VS, Duitsland en Nederland Patriot-raketten zouden plaatsen aan de grens tussen Turkije en Syrië. De Duitse en Nederlandse troepen hebben hun raketten er inmiddels al geïnstalleerd.
Veilige zone
Officieel heet het dat dit gebeurt omdat Syrië ballistische raketten met chemische wapens op Turkije zou kunnen afvuren. Alsof president Bashar al-Assad zijn veel grotere buur, alhoewel die feitelijk al oorlog voert tegen Syrië, wat een reactie zou wettigen, zou durven aanvallen nu hij intern al zo in het nauw zit. Het lijkt er eerder op dat de raketten moe(s)ten dienen om een eventuele op te richten “veilige zone” in Syrië voor Syrische vluchtelingen te beschermen en een westers vliegverbod voor Syrische vliegtuigen en helikopters boven dat gebied te doen naleven. In feite zou het, onder het mom van humanitaire actie, gaan om luchtdekking voor de rebellen zodat die van daaruit met westerse wapens grotere offensieven tegen het leger van president Assad zouden kunnen lanceren. Waar hebben we dat nog gezien? In Noord-Irak na de Golfoorlog van 1991, waardoor de Koerden aldaar feitelijke autonomie konden verwerven.
Het mooie plan voor Syrië lijkt (voorlopig?) niet door te gaan. Het probleem is de Syrische oppositie zelf, die hopeloos verdeeld blijft en geen enkel project heeft, behalve het afwijzen van alle oproepen om tot een onderhandelde oplossing te komen in de hoop dat het Westen de klus wel voor haar zal opknappen. Ook dat doet denken aan Irak sedert dat land in de zomer van 1990 Koeweit bezette. Dozijnen partijen, sommige niet meer dan een voorzitter en zijn familie, hingen toen, op kosten van president Hafez al-Assad – een fel tegenstander van zijn Iraakse collega Saddam Hoessein – rond in Damascus en liepen van de ene internationale bijeenkomst naar de andere zoals de Syrische oppositie nu, in afwachting dat de VS alsnog voor hen Saddam Hoessein zouden elimineren. Iets waar ze uiteindelijk tot 2003 moesten op wachten.
De Syrische verzetscoalitie, de Syrische Nationale Raad, kreeg half november op een bijeenkomst in Qatar een nieuwe naam: Syrische Nationale Coalitie en een nieuwe voorzitter: Moaz al-Khatib, een voormalige imam van de moskee der Omayyaden in Damascus. Drie maanden later is de Coalitie er nog altijd niet in geslaagd een voorlopige regering samen te stellen, wat ze eigenlijk ook niet direct wil als ze niet eerst politieke en militaire garanties krijgt van het Westen. Die het Westen niet wil geven zolang ze in Syrië geen legitimiteit heeft verworven.
“Val Assad nog niet in het verschiet”
Zelfs de Franse minister van Buitenlandse Zaken, Laurent Fabius, liet op de laatste bijeenkomst van de “Vrienden van Syrië” in Parijs eind januari de moed zakken. Hij zei dat als de Syrische staat en maatschappij uiteenvallen de islamisten terrein zullen winnen. Tevens sprak hij de vrees uit dat de toestand zou kunnen degenereren tot een confrontatie van milities onderling. Eerder had hij al verklaard dat de val van het regime in Damascus nog niet in het verschiet ligt, dat terwijl we al bijna twee jaar dagelijks horen dat het regime elke dag nieuwe zware klappen krijgt en daardoor op het punt staat in te storten. (1)
Ook het Vrije Syrische Leger leidt grotendeels een spookbestaan en is niet in staat het verzet te organiseren en coördineren. Het gaat om een hele collectie milities die meestal hun eigen ding doen. Bovendien zijn niet alle milities er lid van. Er wordt nog altijd gevochten in Syrië, maar de opmars van het gewapend verzet lijkt gestuit. Er is een stellingenoorlog aan de gang, die nog lang kan aanslepen. Vorige week nog kondigde het gewapend verzet een grootscheepse aanval op Damascus af met als doel het centrum van de stad te bereiken. Maar daar kwam niets van in huis.
Beide partijen, verzet en regering, boeken hier en daar successen en lijden hier en daar verliezen. Het begint op de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) te lijken waar bij grootscheepse offensieven, ten koste van tienduizenden mensenlevens, soms maar minieme terreinwinst werd geboekt, die dikwijls dan nog maar tijdelijk was. President Bashar al-Assad verklaarde eind januari dat het Syrische leger op het terrein opnieuw het initiatief heeft genomen. Dat is misschien wat overdreven optimistisch, maar met wapens en steun uit Iran en Rusland, ziet het ernaar uit dat een geregeld leger meer kans heeft de patstelling te doorbreken dan een verdeelde oppositie.
Een aanwijzing in die richting is dat de oppositie, die ziet dat de westerse vrienden nog aan de zijlijn blijven staan, zich eind januari voor het eerst bereid verklaarde te onderhandelen met de regering in Damascus zonder de voorafgaande voorwaarde dat president Assad eerst moet vertrekken. Het initiatief kwam van de nieuwe leider van de Coalitie, sjeik Moaz al-Khatib. Die stelde w
el enkele andere voorafgaandelijke voorwaarden: de vrijlating van de vrijlating van 160.000 gevangenen en de vernieuwing van alle vervallen paspoorten van Syriërs in het buitenland zodat de oppositieleden daar opnieuw geldige papieren zouden hebben en daarmee eventueel naar Syrië zouden kunnen terugkeren. President Assad wees die voorwaarden af, maar verklaarde zich bereid te willen praten zonder voorafgaandelijke voorwaarden. Negatieve reacties op het aanbod van al-Khatib kwamen van een aantal leden van de oppositiecoalitie, die al-Khatib onder meer verweten dat hij hen niet had geraadpleegd. Dat noodzaakte de sjeik te verklaren dat hij enkel een persoonlijke mening had uitgedrukt, maar hij haalde wel uit naar zijn critici die volgens hem in hun zetel blijven zitten en van daaruit oproepen tot de aanval en onderhandelingen afwijzen. Een duidelijke verwijzing naar de vele opposanten die constant in het buitenland zitten te vergaderen – en daar toch één succesje hebben geboekt: ze hebben financiële middelen toegezegd gekregen om een reeks kantoren van de Coalitie in het buitenland te kunnen openen, die zij dan zonder risico voor lijf en leden kunnen gaan bemannen.
Gebrek aan visie
Dat de oppositie een gebrek aan visie heeft blijkt ook uit de verklaringen van enkele dissidenten. Zo is er generaal Manaf Tlass, de zoon van Mustafa Tlass, die gedurende 30 jaar, van 1972 tot 2002, minister van Defensie was. Manaf, een goede vriend van president Bashar al-Assad, brak in juli jl. met het regime en vestigde zich in Parijs. De generaal verklaarde aan het Franse dagblad Le Monde (2) dat hij, om een fatale chaos te vermijden, hoopt met de gematigden van ALLE kampen een nationaal project te kunnen uitwerken. Daaronder moeten ook de christenen en de alawieten (de godsdienstige groep waartoe president Assad behoort), die nu een doelwit zijn van het gewapend verzet, hun plaats toegezegd krijgen omdat ze anders Bashar al-Assad trouw zullen blijven. Een zwak punt in zijn plan is dat hij wel een buitenlandse interventie verwerpt, ook al is dat onder de vorm van een vliegverbod, maar toch de “internationale gemeenschap” om een project vraagt om de integriteit van Syrië te beschermen.
Basma Kodmani, een Syrische academica die jaren in Frankrijk studeerde, er wetenschappelijk onderzoek deed en voor internationale organisaties en stichtingen werkte, ziet geen perspectief voor onderhandelingen, noch voor een militaire interventie, noch voor bewapening van de opstandelingen (insurgés). En ze verzucht: “Als de internationale gemeenschap een precies project had, zou het voor ons veel gemakkelijker zijn ons te organiseren”. (3)
Bij dit alles vergeet men dat zeer vele Syriërs noch voor de gewapende oppositie noch voor de regering van Assad zijn. Maar de stem van die belangrijke groep, die onlangs in Genève een conferentie van de democratische en pacifistische Syrische oppositie hield (4), wordt nauwelijks gehoord. Ondertussen neemt de ellende in Syrië maar toe. Het aantal Syriërs dat zijn toevlucht zoekt in de buurlanden zou tot 5.000 per dag zijn opgelopen. (5)
Voetnoten
(1) Le Monde, 30 januari 2013: La dynamique de l’opposition syrienne semble s’essoufler, door Benjamin Barthe.
(2) Le Monde, 26 januari 2013: Syrie: “Si le chaos fait tomber Bachar, le chaos régnera après”, door Benjamin Barthe.
(3) Zie noot 1.
(4) Ludo De Brabander, Conferentie van de democratische en pacifistische Syrische oppositie, in Uitpers, 29.01.13, https://www.uitpers.be/index.php/2011-08-07-02-56-46/243-conferentie-van-de-democratische-en-pacifistische-syrische-oppositie-in-geneve
(5) The International Herald Tribune, zaterdag-zondag 9-10 februari 2013: Refugee tide fron Syria surges to 5.000 a day.