ESPERANZA!Praktische theorie voor sociale bewegingen Jan Dumolyn & Peter Tom Jones (red.) Academia Press, Gent – Verschijnt september 2003
Synopsis
Met de mediagenieke opkomst van de andersglobaliseringsbeweging zijn we getuige van een mondiale heropleving van een veelzijdige beweging, die slechts het zichtbare topje vormt van een diffuus onbehagen tegenover de uitverkoop van de wereld. Deze bundel wil een bijdrage leveren aan de opbouw van een kritische en pluralistische maatschappijtheorie die een diagnose stelt van de kwalen van deze ‘postmoderne’ tijd en onze ogen opent voor de diverse strijdvormen waarmee de wereld kan veranderd worden. Zowel de klip van het centralisme als die van de versnippering moeten omzeild worden. Radicale democratie staat centraal: dat betekent de democratisering van alle aspecten van het leven zodat ongelijke machtsverhoudingen op het vlak van gender, seksualiteit, klasse, cultuur, ecologie, economie etc. bestreden kunnen worden. Esperanza! wil de kloof tussen de theorie en de praktijk helpen dichten en kan als vormingshandboek worden gebruikt door diverse sociale bewegingen.
De volgende thema’s komen aan bod: dialectiek (Jan Dumolyn), educatie (Roger Jacobs), media (Jan-Pieter Everaerts & David Dessers), godsdienst (Remy Verwimp), feminisme (FAM), seksuele identiteiten (Gunther Lippens), ecologie (Peter Tom Jones), armoede en handel (Francine Mestrum), kunst (Didi De Paris), democratie (Jenny Walry), inheemse volkeren (Bambi Ceuppens), migratie (Hilmi Kaçar), nationalisme (Veronique Lambert), klassenstrijd (Jan Dumolyn, André Mommen & Peter Tom Jones), geweldloosheid (Hans Lammerant), directe actie (David Heller) en tegenmacht (Johny Lenaerts).
Over de titel
De titel van deze bundel – Esperanza (hoop) – werd ontleend aan het werk van de andersglobalistische troubadour Manu Chao. In geen geval berust deze Esperanza op een hoopvol geloof dat het in de toekomst allemaal vanzelf wel beter zal gaan. Dit type hoop kan zelfs reactionair zijn. In naam van een toekomstige verlossing wordt het ‘wachten’, net zoals in Samuel Becketts Wachten op Godot (1952), een definitief stadium van onderwerping. Onze hoop is daarentegen een actieve vorm van hoop: het is de Esperanza die ‘niets belooft behalve de kans om er zelf wat aan te doen’ (Abicht, 2001). Een verwijzing naar de Griekse mythologie kan een ander licht werpen op deze kwestie. Nadat Prometheus het vuur van de Goden had gestolen en zich de toorn van Zeus op zijn hals haalde, zond die laatste Pandora (pan-dora: geschenk van alle Goden) met een doos vol rampen naar de aarde. Uit nieuwsgierigheid konden de aardse stervelingen het niet nalaten deze te openen, met als gevolg dat alle onheil zich over de planeet verbreidde. Alleen de hoop bleef achter in de doos. Vormt die hoop niet de laatste strohalm die de mensheid de kans biedt om, te midden van het neoliberale slagveld, haar verleden, haar heden en haar toekomst terug in handen te nemen, hier en nu?
De bijdragen
Om de lezer wegwijs te maken in de opbouw en inhoud van het boek, presenteren we hier een summier overzicht van de diverse hoofdstukken.
In de proloog To open a crack in history schetsen de redacteurs van dienst, Jan Dumolyn en Peter Tom Jones, de uitdaging waarvoor de brede linkerzijde vandaag staat. Dit stuk stelt zich de vraag hoe we de verhouding moeten zien tussen moderniteit en postmoderniteit, tussen verlichting en relativisme, en tussen specifieke en globale strategieën. In een notendop: welke eigentijdse strategieën, kunnen we vandaag, in tijden van postmoderniteit, naar voren schuiven?
In het hoofdstuk Dialectiek behandelt Jan Dumolyn enkele belangrijke vragen: bestaat de werkelijkheid echt en kunnen we die kennen? Is er één juist inzicht in de samenleving of kunnen verschillende visies elkaar aanvullen? Op welke manieren kunnen we de maatschappij dan het beste analyseren? Wat is ‘dialectiek’ en waarom moeten activisten zich daar iets van aantrekken? In hoeverre is Marx’ analyse van geschiedenis en maatschappij nog relevant?
Roger Jacobs buigt zich in Leren om het tij te keren over de vraag hoe educatie een emancipatorische rol kan aannemen. Een van zijn basisstellingen luidt dat een doorgeschoten kapitalisme de school dreigt om te vormen tot een voorgeborchte van de onderneming. Uit deze bijdrage blijkt overduidelijk dat men het belang van alternatieve vormen van onderwijs en basiseducatie op geen enkele manier mag onderschatten.
In Media en kapitalisme weerleggen Jan-Pieter Everaerts en David Dessers de stelling dat in de westerse maatschappijmodellen de media een democratische en controlerende ‘vierde macht’ zouden vertegenwoordigen. Zij bespreken daarbij de ondeugden van de kapitalistische media. Vervolgens bieden zij een overzicht van het andersglobalistische ‘media-activisme’ en denken zij na over hoe democratische media in een niet-kapitalistische maatschappij zouden kunnen functioneren.
Remy Verwimp stelt zich in Als God geld wordt enkele prangende vragen. Is de heerschappij van het kapitaal – en haar keerzijde: de armoede – de wortel van de godsdienst en moet godsdienst bestreden worden of kan godsdienst een bron zijn van motieven en praktijken die bijdragen tot een postkapitalistische samenleving?
De Feministische Anarchistische Madammen (FAM) bieden vervolgens een overzicht van het westerse én het niet-westerse feminisme. Uit hun bijdrage Niet van gisteren blijkt dat elk feminisme een spiegel van de lokale context is. Vanuit dit inzicht besluiten zij met een oproep aan de andersglobalisten om de factor ‘gender’ zowel in hun analyses als in hun dagelijkse praktijk en organisatie te betrekken.
Gunther Lippens onderzoekt in Seksuele identiteiten en relaties in welke mate de rol van de institutionele macht ten aanzien van seksuele voorkeuren en samenlevingsvormen nefaste gevolgen heeft voor de zelfontplooiingsmogelijkheden van diverse soorten mensen. Hij levert een kritiek op de aanwezigheid van conservatieve tendensen die ook binnen de andersglobaliseringsbeweging af en toe aan de oppervlakte komen drijven.
In Globalisering, ecologie en duurzaamheid neemt Peter Tom Jones de reikwijdte van de ecologische crisis onder de loep. Vervolgens tracht hij de diverse wortels van de milieuverkommering bloot te leggen en biedt hij een overzicht van de de houdingen ten aanzien van de milieucrisis. Hij houdt een pleidooi voor meta-kapitalistische steady-state economieën waarin men streeft naar een subsidiaire (gelaagde) wereldeconomie en een minder antropocentrische cultuur.
Francine Mestrum tracht in Links en rechts over anders mondialiseren aan te tonen hoe men het rechtse discours over armoede en handel met empirische gegevens kan ontkrachten. Daarnaast pleit zij voor méér helderheid in het democratisch debat dat binnen de linkerzijde én met de rechterzijde moet worden gevoerd.
In het Intermezzo Het kunstwerk in het tijdperk van zijn neoliberale recupereerbaarheid presenteert kunstenaar en tevens gepatenteerde belhamel Didi De Paris een striemende aanklacht tegen de uitverkoop van de kunst in tijden van neoliberalisme. Daarbij schuwt hij allerminst de controverse en weet hij tegen de schenen van menig ‘kunstenaar’ te schoppen.
Hoe we op een democratische manier met de nieuwe uitdagingen in de huidige geglobaliseerde netwerkmaatschappij omgaan, is het centrale thema van Jenny Walry’s bijdrage Global democratie in een globale wereld. Wie een brede betekenis van democratie aanvaardt, kan volgens Walry niet anders dan besluiten dat ieder probleem best wordt aangepakt op het niveau waar het zich stelt: wereldomvattende, grensoverschrijdende, nationale en lokale kwesties vereisen regelingen op het niveau waar ze zich voordoen.
In Baas in eigen land geeft Bambi Ceuppens een antropologische kijk op het thema ‘inheemse volkeren’. In tegenstelling tot eerdere voorspellingen, blijkt uit dit stuk dat mondialisering ook gepaard gaat met trends naar lokalisering, waarbij sommige groepen mensen zichzelf meer rechten toe-eigenen dan ‘vreemdelingen’. Zij stelt dat autochtonieaanspraken altijd potentieel gevaarlijk zijn en vraagt zich af of de historische marginalisering van bepaalde groepen in het ‘Zuiden’ verholpen kan worden door het toekennen van een minderheidsstatus.
Vertrekkende vanuit een ‘wereldsysteemanalyse’ beschrijft Hilmi Kaçar in het Het verdriet van de Burger de dialectiek tussen het zogenaamde ‘universalisme’ en het racisme. Kaçar wijst erop dat racisme systeeemondersteunend functioneert omdat het gericht is op de integratie van ‘allochtonen’ in het wereldwijde kapitalisme, maar dan als een onderlaag die economisch wordt uitgebuit en die als zondebok kan dienen om de mensen tegen elkaar op te zetten. Voor Kaçar luidt de sleutelvraag hoe de kortetermijnbelangen van migranten in het Westen kunnen verzoend worden met de langetermijnopbouw van een levenskrachtige andersglobaliseringsbeweging.
Veronique Lambert gaat in haar stuk Bevrijdend nationalisme? dieper in op de gevolgen die de globalisering heeft voor de traditionele natiestaat en de nationale identiteit. Vertrekkende van duidelijk afgebakende begrippen en een degelijk theoretisch kader, ontrafelt zij de complexe relatie tussen globalisering, de natiestaat, nationalisme en nationale identiteit. Daarbij zoekt zij naar verklaringen, ontmaskert zij valse argumenten en stelt ze vragen over de toekomstige evolutie van collectieve (nationale, subnationale, postnationale…) identiteiten.
Het hoofdstuk ‘Het einde van het proletariaat’ biedt een historisch overzicht van de aard en samenstelling van de arbeidersklasse in combinatie met de economische evoluties. Daarbij bekijken Jan Dumolyn, André Mommen en Peter Tom Jones volgens welke patronen die arbeidersklasse zich tegen het kapitalisme heeft verzet en welke rol de staat en de arbeidersbeweging hierbij hebben gespeeld. Zij geven een overzicht van wat opeenvolgende auteurs onder ‘de arbeidersklasse’ verstaan en in welke zin die vandaag nog een rol kan spelen. Tenslotte besteden zij aandacht aan het ‘autonome marxisme’ en ondernemen zij een poging het klassenbegrip open te wrikken en het werkbaar te maken voor een eigentijdse ‘postmoderne’ klassenstrijd.
In Geweldloosheid in praktijk biedt Hans Lammerant een originele kijk op het thema ‘oorlog en vrede’. Daarin ontkracht hij het klassieke vooroordeel dat pacifisten utopische dromers zijn. Dat samenlevingen vol conflicten zitten, zal niemand betwijfelen. Betekent dat echter dat conflicten automatisch oorlog en geweld inhouden? Waar pacifisme om draait, is het omgaan met conflicten. Dit kan ook op een geweldloze wijze, aldus Lammerant.
In Poëzie, praktijk en politiek van directe actie presenteert David Heller een inleiding over het thema ‘directe actie’. De actiebeweging tegen kernwapens en kernenergie dient daarbij als leidraad. Heller geeft een praktisch overzicht van de directe actie-tactieken en beschrijft het belang van affiniteitsgroepen. Hij toont aan hoe directe actie, net als alle andere vormen van politieke actie en het menselijke leven zelf, is ingebed in complexe machtsnetwerken.
Vandaag gaat het er niet om de macht te veroveren, maar om de macht uit te hollen en te onttrekken aan de staat, luidt de basisstelling van Johny Lenaerts in het synthetiserende hoofdstuk Over Tegenmacht. Het marxisme moet zich volgens Lenaerts bevrijden van de jacobijnse tendensen en eindelijk de anarchistische kritiek op het autoritaire socialisme ernstig nemen. Daarbij moet men openlijk breken met het leninistische revolutiemodel. Door de uitbouw van alternatieve projecten kan men een nieuwe invulling geven aan het begrip ‘gemeenschap’. Een veelheid van buurtcomités en actiegroepen vormt de motor van de beweging, die tegenmachten vormt en hervormingen afdwingt, in een niet-eindigende strijd voor steeds meer autonomie, stelt Lenaerts.
Over de redacteurs en de auteurs
Jan Dumolyn (1974) is Doctor in de Geschiedenis en als assistent verbonden aan de Universiteit Gent. Hij is onder meer actief in ATTAC en het Instituut voor Marxistische Vorming, redacteur van Aan de rand van het relativisme (2003) en co-auteur van Ya Basta! Globalisering van onderop (2002).
Peter Tom Jones (1973) is Burgerlijk Ingenieur Milieukunde, Doctor in de Materiaalkunde en werkzaam als post-doctoraal onderzoeker aan de KULeuven. Hij is actief binnen ATTAC en het Masereelfonds, publiceerde in diverse tijdschriften en is co-auteur van Ya Basta! Globalisering van onderop (2002).
Bambi Ceuppens (1963) is doctor in de sociale antropologie en postdoctoraal medewerkster aan de vakgroep Afrikaanse Talen en Culturen van de Universiteit Gent. Zij is de auteur van Onze Congo? Congolezen over de kolonisatie (2003) en Congo made in Flanders? Koloniale Vlaamse visies op ‘blank’ en ‘zwart’ in Belgisch Congo (ter perse) en heeft bijzondere aandacht voor een vergelijking tussen de beeldvorming over meerderheids- en minderheidsgroepen in koloniale en postkoloniale maatschappijen.
David Dessers (1973) studeerde journalistiek en is co-auteur van Ya Basta! Globalisering van onderop (2002). Hij is hoofdredacteur van Rood en auteur van tal van artikelen rond het thema andersglobalisering.
Didi de Paris (1957) is dichter, auteur, notoir podiumbeest. Hij publiceerde de romans Maladie d’amour (1987) en Hors d’oeuvre (1989) en de verhalenbundel Voyeur (1995). Kortverhalen, gedichten en diverse soorten proza verschijnen aan de lopende band in de meest uiteenlopende tijdschriften. Hij poogt altijd de link te leggen tussen zijn letterkundig werk en de sociale realiteit. Hij is momenteel actief met onder andere het multimediale project Political Broadcast Unit.
Jan-Pieter Everaerts (1958) is licentiaat communicatiewetenschappen en gegradueerde in de cinematografie. Hij is docent in het hoger onderwijs en coördinator van de vzw Mediadoc. Hij realiseerde een 40-tal TV-reportages en documentaires, schreef vijf boeken en honderden artikels over de media en publiceert de e-zines Belgian Doc(umentary) en DIOGENE(S) (Belgische mediawatchdog).
Feministische Anarchistische Madammen (FAM) zijn een anarchafeministische groep uit Gent. Anarchafeministes plaatsen gender in een breder geheel. Ze willen niet alleen de onderdrukkende sekse-verhoudingen doorbreken of de kapitalistische uitbuiting opheffen, maar willen zoeken naar onderliggende principes en mechanismen van onderdrukking en onrecht in het algemeen.
David Heller (1975) is actief in anti-nucleaire en anti-militaire acties, vooral in Groot-Britannië en België. Momenteel is hij in Gent werkzaam als vrijwilliger bij de vzw Voor Moeder Aarde. Hij is Doctor in de Geografie.
Roger Jacobs (1954) studeerde filosofie en menselijke ecologie en werkt sinds 15 jaar in het Centrum Basiseducatie in Hasselt. Hij is co-auteur van het boek Het pomphuis van de 21ste eeuw (2000) en auteur van diverse artikelen en boekbijdragen over linkse politieke theorievorming, sociale ecologie en emancipatorische educatie.
Hilmi Kaçar (1977) studeerde geschiedenis aan de universiteit van Gent, en is stichtend lid van Radiks, een antiracistische en emancipatorische allochtonenorganisatie.
Veronique Lambert (1966) is als doctor-assistente verbonden aan de Vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis van de Universiteit Gent. Zij promoveerde in juni 2001 op het proefschrift Middeleeuwse Historiografie en Nationale Identiteit: Een vergelijking van het Graafschap Vlaanderen en het Hertogdom Normandië. Ze is redactielid van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift.
Hans Lammerant (1970) studeerde filosofie en rechten en was de voorbije jaren actief in de milieu-, mensenrechten- en vredesbeweging. Sinds enkele jaren werkt hij bij het Forum voor Vredesactie.
Johny Lenaerts (1952) studeerde filosofie bij Leopold Flam en publiceert in actiebladen en anarchistische tijdschriften. Recent vertaalde hij Verzet als scheppende kracht (2003) van Florence Aubenas en Miguel Benasayag.
Gunther Lippens (1974) is actief in lokale anarchistisch-geïnspireerde bewegingen, en werkt daar onder meer rond bewustwording over queer- en genderthema’s. Hij studeerde Industrieel Ingenieur Elektronica en Burgerlijk Natuurkundig Ingenieur en werkt momenteel aan een doctoraat in de vakgroep Informatietechnologie van de Universiteit Gent.
Francine Mestrum (1946) is Doctor in de Sociale wetenschappen. Zij publiceerde Globalisering en armoede. Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde (2001) en is lid van de Club van Rome, Zij werkt voor Attac en zit in het redactiecomité van vzw Vrede.
André Mommen (1945) is hoofdredacteur van het Vlaams Marxistisch Tijdschrift en schreef onder andere The Belgian economy in the twentieth century (1994) en Eens komt de grote crisis van het kapitalisme: Leven en Werk van Jenö Varga (2002).
Remy Verwimp (1945) is priester van het bisdom Antwerpen, agogisch theoloog en docent in de Werkplaats voor Theologie en Maatschappij en de Maatschappelijk Agogisch Theologische Leerroute Heverlee. Hij is onder meer actief in de Basisbeweging voor Democratie in Samenleving en Kerken, Het Muntkollektief, als redactielid van Kenteringen en Areopaag en auteur van Een Gat in de Markt (1992).
Jenny Walry (1935) was boekhandelaarster tot 1980. Zij geeft les in verscheidene volkshogescholen (filosofie voor beginners). Zij publiceerde onder andere in het Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte. Samen met Leo Apostel schreef zij Hopeloos Gelukkig: Leven in de postmoderne tijd (1997).