Sinds enkele maanden staan Ethiopië en Eritrea weer met getrokken messen tegenover elkaar. Langs hun 1000km lange gemeenschappelijke grens dreigt zich een herhaling af te spelen van de loopgravenoorlog uit 1998-2000.
De grote twistappel in dat tweejarige conflict was het grensdorp Badme. En nu opnieuw is dit dorp met amper 5000 inwoners de bron van spanningen tussen beide buurlanden. Voor een buitenstaander lijkt een internationaal conflict om ‘een stukje woestijn van 400 km²’ onbegrijpelijk. Zeker als je weet dat Eritrea en Ethiopië in het begin van de jaren negentig nog goede relaties onderhielden. De meer dan 70.000 slachtoffers uit de oorlog van 1998-2000 leren ons echter dat Badme voor beide landen een enorme waarde heeft.
De gedeelde/verdeelde geschiedenis
Ethiopië is een unicum in de geschiedenis: het is het enige Afrikaanse land dat nooit is gekoloniseerd. De Ethiopische koning Menelik sloeg in 1896 het Italiaanse veroveringsleger terug en kreeg hierdoor voldoende respect van de Europese kolonisatoren om hen te doen afzien van verdere veroveringspogingen. Italië moest zich tevreden stellen met de kolonisatie van Eritrea. Maar jaren later aasde het opnieuw op dit immense land. De nieuwe leider, Benito Mussolini, droomde van een Italiaans imperium en slaagde erin om Ethiopië in 1935 te bezetten. Zijn liedje was echter snel uitgezongen. De Britten verdreven de Italianen al in 1941 uit de Hoorn van Afrika. Na WOII besloot de Verenigde Naties dat Eritrea en Ethiopië een federatie moesten aangaan. Voor de toenmalige Ethiopische keizer Haile Selassie voldoende reden om Eritrea in 1962 te annexeren. Ook toen de keizer in 1974 werd afgezet door de officier Mengistu Haile Mariam, bleef Eritrea een deel van Ethiopië.
De machtsgreep van Mengistu luidde zowel één van de meest gewelddadige tijdperken van Ethiopië als de afscheuring van Eritrea in. De splitsing zou er echter maar komen in de jaren ’90 toen Mengistu op zijn beurt gewapenderhand opzij werd geschoven. Reeds in 1974 ontstonden er in Ethiopië en Eritrea verschillende oppositiebewegingen tegen het autoritaire Mengistu-regime. Het Eritrean People’s Liberation Front (EPLF) slaagde er al snel in om grote delen van Eritrea in handen te krijgen. Alleen dankzij de steun van de Sovjetunie kon Mengistu het verzet (en een invasie van Somalië) afhouden. Maar de oorlog tussen het regime en het verzet bleef al die jaren aanslepen. Met de val van de USSR liep het tijdperk van Mengistu ten einde. In 1991 slaagde het EPLF en het verenigde Ethiopische verzet (het Ethiopian Peoples Revolutionary Democratic Front of EPRDF) erin om de hoofstad Addis Abeba te veroveren. Mengistu sloeg op de vlucht naar Zimbabwe en Meles Zenawi, de leider van het EPRDF werd de nieuwe eerste minister van Ethiopië. Met het EPLF werd overeengekomen om in 1993 een referendum te voeren over de toekomst van Eritrea. Een overweldigende meerderheid koos voor de onafhankelijkheid en Isaias Afewerki, de leider van het EPLF, werd president van het nieuwe Eritrea.
De onverwachte oorlog van 1998-2000
Wegens de gedeelde verzetsgeschiedenis van beide leiders leefden de landen in eerste instantie op goede voet met elkaar. Er werd zowel politiek als economisch nauw samengewerkt. Aangezien de afscheuring van Eritrea Ethiopië volledig afsneed van de zee, werden de Eritrese havens intensief gebruikt om Ethiopische goederen te exporteren. Een open grens was voor beide landen voordelig. Deze verbondenheid bleek op termijn echter minder positief dan het leek. Ethiopië en Eritrea lieten immers na hun informele banden te institutionaliseren. Zo werd er geen verdrag gesloten om hun gemeenschappelijke grens te demarqueren of de nationaliteit van de grensbewoners vast te leggen. Als gevolg hiervan maakten beide landen vaak tegenstrijdige claims over hun grensgebieden. Toen in 1997 Eritrea een eigen munt (de nacfa) invoerde, ontstonden de eerste ernstige spanningen. Ethiopië protesteerde hevig tegen de nacfa, die ze ondergewaardeerd achtte en sloot als teken van verontwaardiging zijn grenzen met Eritrea. Deze maatregelen belemmerden de economische mogelijkheden van de grensbewoners en brachten de wederzijdse irritaties naar een nieuw hoogtepunt.
Het dorp Badme stond in het middelpunt van deze groeiende spanningen. Het gebied werd tot 1998 onafgebroken bestuurd door Ethiopië. De bewoners stemden tijdens Ethiopische verkiezingen en de Ethiopische Birr was de gangbare munt. Tijdens de verzetsperiode claimde echter zowel het EPLF als het EPRDF Badme en de omliggende gebieden. Volgens Eritrea gaven de koloniale verdragen (een eeuw eerder overeengekomen tussen Italië en koning Menelik) duidelijk aan dat Badme op Eritrees grondgebied lag. Wederzijdse militaire manoeuvres rond de grens zorgden voor een escalatie van de situatie. In mei 1998 bezette Eritrea Badme en de oorlog begon. De oorlog was voor beide landen een verrassing, maar daarom niet minder verwoestend. 70.000 doden en nog eens zoveel gewonden werden er geteld. Hier bovenop ontwrichtte het conflict de economieën van beide landen, met een humanitaire crisis als gevolg. In mei 2000 voerde Ethiopië een groot offensief uit en sloeg het de Eritrese troepen op verschillende plaatsen terug (o.a. ook in Badme). Beide partijen ondertekenden in juni een staakt-het-vuren. Er werd een 25 km brede tijdelijke veiligheidszone tussen beide landen getekend die werd beveiligd door VN-troepen (de United Nations Mission in Ethiopië en Eritrea of UNMEE). Onder toezicht van de VS, de EU, de VN en de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (momenteel herdoopt tot de Afrikaanse Unie) volgde in december een breder vredesakkoord.
Een onopgeloste vrede
Het vredesakkoord tussen Eritrea en Ethiopië voorzag o.a. in de samenstelling van een neutrale grenscommissie die de gemeenschappelijke grens zou uitlijnen en demarqueren gebaseerd op de vroegere koloniale verdragen. Beide partijen gingen akkoord om de uitspraak van de grenscommissie te aanvaarden als “finaal en bindend”. Maar toen de grenscommissie in 2003 besloot dat Badme op Eritrees grondgebied lag, bleek Ethiopië plots weinig geneigd om het finale en bindende karkater van dit besluit te aanvaarden. Volgens Ethiopië hield de uitspraak van de grenscommissie geen rekening met de ‘menselijke geografie’ in de regio. Het land eist dan ook een nieuwe grensafbakening die rekening houdt met de lokale realiteit in de regio. Eritrea van zijn kant wenst geen gesprekken te voeren voor de demarcatie is voltooid. In december 2004 stelde het Ethiopische leger 7 divisies op nabij de grens. Daarop volgden Eritrese militaire voorbereidingen. De situatie verslechterde aanzienlijk gedurende 2005 en sinds Eritrea in oktober alle UNMEE-helikoptervluchten verbood, lijkt een nieuw conflict in de maak.
De interne drijfveer van de oorlog
Een hervatting van de gevechten zou voor beide landen rampzalige gevolgen hebben. Beide legers zijn aan elkaar gewaagd waardoor een snelle overwinning uitgesloten lijkt. De economische en humanitaire overlevingskracht van beide landen zou, zoals tijdens het conflict van 1998-2000, zwaar onder druk komen te staan. Beide landen beseffen dit en het weerhoudt hen (momenteel nog) van een nieuwe oorlog. Dit wil echter niet zeggen dat de samentrekking van troepen aan de grens slechts bluf is. Beide regimes hebben immers deze oorlog ‘nodig’.
Ethiopië is sinds 1991 een federale staat. Uit vrees voor een nieuw autoritair regime hadden de nieuwe machthebbers het land opgedeeld in 9 deelstaten met een autonoom bestuur. Deze decentralisering kan echter niet verbergen dat het EPRDF van premier Meles nog steeds de meeste macht in handen heeft. Maar deze machtspositie lijkt te tanen. Er heerst verdeeldheid binnen de partij en de parlementsverkiezingen van mei 2005 liepen uit op een zware nederlaag voor het EPRDF. Tijdens de verkiezingscampagne maakte de oppositie succesvol gebruik van de afscheiding van Eritrea en het verlies van Badme om de regering te bekritiseren. Door aan te sturen op een nieuw conflict lijkt Meles op zoek naar een manier om deze kritiek te doen verstommen en de populariteit van zijn partij op te krikken.
Ook de regeringsleiders in Eritrea maken handig gebruik van de huidige crisis. Sinds het vorige conflict is de noodtoestand afgekondigd. Een handig mechanisme om broodnodige democratische hervormingen op te schorten. Duizenden politieke dissidenten zijn gearresteerd, de vrije media verbannen en de verkiezingen uitgesteld. Indien de crisis met Ethiopië opgelost wordt, zal de vraag om een oplossing voor de vele interne problemen van Eritrea zeker groter worden. Een vraag die president Isaias blijkbaar zo lang mogelijk wil uitstellen.
Vrede of oorlog
Kan men de spanningen tussen Eritrea en Ethiopië nu afdoen als louter bluf om de binnenlandse problemen te verdoezelen? De negatieve gevolgen bij een hervatting van het conflict zijn voor beide landen duidelijk: duizenden dodelijke slachtoffers, een nieuwe humanitaire crisis rond de grens en een ramp voor de beide nationale economieën. De vraag is echter in hoeverre de machthebbers van beide landen deze risico’s incalculeren. Beide leiders zitten in de positie waar ze niet zonder een ‘nakende oorlog’ kunnen, waar een ‘echte oorlog’ nauwelijks oplossingen biedt. Door het onbegrip voor de binnenlandse dynamiek in het buurland en een overschatting van de eigen militaire kracht, kan echter de kleinste vonk de aanzet zijn tot een nieuw inferno. Een nieuwe grensoorlog blijft dan ook gevaarlijk dichtbij.
(Uitpers, nr. 76, 7de jg, juni 2006)