De Franse socioloog Didier Eribon analyseerde voor Mediapart de oorzaken van de opkomst van extreemrechts en de uitdagingen die La France Insoumise (LFI) te wachten staat om het linkse denken duurzaam te reconstrueren. (1) Didier Eribon (°1953) is, kind uit een arbeidersgezin, een behoorlijk atypische Franse intellectueel. Hij was hoogleraar filosofie en sociologie aan de universiteit van Amiens, maar werd vooral bekend door publicaties als ‘Réflexions sur la question gay’ (1999), ‘Une morale du minoritaire’ (2001) en ‘D’une révolution conservatrice et de ses effects sur la gauche française’ (2007). In 2008 kreeg hij van de universiteit van Yale de Brudner Prize en dat zette hem ertoe aan eens grondig te reflecteren over zijn afkomst.
Retour à Reims
‘Retour à Reims’ verscheen in 2009 en werd een groot succes, zowel binnen als buiten Frankrijk. Er verschenen in de kortste keren toneelbewerkingen en vertalingen – nu ook een film – en in 2018 pakte uitgeverij Leesmagazijn uit met een Nederlandse versie onder de titel ‘Terug naar Reims’. Een van de grootste, schijnbare paradoxen is de omslag die zich in het Franse stemgedrag heeft voorgedaan – en ook in die van zijn familie – van trouwe PCF-stemmers, Le Parti, naar min of meer beschaamde Le Pen-kiezers. Voor Eribon was dat niet zo verbazingwekkend. Volgens hem heeft diepgewortelde racisme, dat een van de overheersende karaktertrekken is in arbeiderskringen en blanke volksmilieus het extreemrechts makkelijker gemaakt het oude communistische kiezerspubliek voor zich te winnen. ‘En hoe tegenstrijdig het ook mag klinken, ik ben ervan overtuigd dat de stem op het Front National moet gezien worden als een laatste poging van de volksklassen hun collectieve identiteit te behouden.’ Vandaar dat Eribon ook zegt dat de stem voor de communisten blijk gaf van een positieve zelfbevestiging en de stem voor het Front National een negatieve zelfbevestiging was. Niet langer de klasse, maar het volk als de ‘legitieme’ inwoners van een grondgebied, werd het nieuwe bindmiddel tegen ‘de anderen’ die klaarstonden om hun buurt, hun werk af te pakken. Niet langer de tegenstelling tussen ‘arbeiders’ en ‘bourgeois’, maar wel die tussen ‘Fransen’ en ‘buitenlanders’. Dit fenomeen deed zich natuurlijk niet alleen in Frankrijk voor, maar drong in heel Europa door en niet in het minst in Vlaanderen met het Vlaams Blok/ Belang en de NVA, de iets zachtere politieke versie ervan. Na de eerste ronde van de Franse presidentsverkiezingen is het meer dan ooit actueel.
Van PCF naar RN
Didier Eribon zegt in dat interview met journalist Mathieu Dejean niet verbaasd te zijn dat extreemrechts in de eerste ronde meer dan 30 procent van de stemmen heeft behaald. Dat is volgens hem geleidelijk gebeurd en al sinds het midden van de jaren 1980 aan de gang. Aanvankelijk was het vooral een proteststem. ‘Toen ik mijn PCF-moeder vroeg waarom ze voor het eerst op Le Pen had gestemd, zei ze me: ‘Om een waarschuwing te geven’. De tweede keer was het waarschijnlijk om een tweede waarschuwing te geven. En de derde keer werd het haar ‘natuurlijke’ stem in de plaats van haar PCF-stem van vroeger. Dit betekent dat haar hele perceptie van de wereld aan het veranderen was. Haar dagelijkse gesprekken, de relatie met anderen, met politieke partijen, met de eigen persoonlijke aspiraties. Stemmen is niet alleen een electorale daad. Het is ook een cultuuruiting in de zeer brede zin van het woord. Zoals ik in ‘Retour à Reims’ al schreef, stemden we in mijn familie niet alleen op de Franse Communistische Partij (PCF): het was een hele cultuur die erbij hoorde. We spraken de taal van de Communistische Partij. Er was een communistische cultuur, die uit elkaar viel, waardoor individuen in een staat van politiek-ideologische verlatenheid achterbleven. Dit hangt natuurlijk samen met de transformatie van de arbeidswereld. Toen mijn moeder in de jaren 1970 en 1980 in dienst was bij de Verreries mécaniques champenoises, waren er 1.700 arbeiders, van wie 500 lid waren van de CGT. Het was een mobiliseerbare én collectieve kracht. De fabriek sloot echter in de jaren 1980. De kinderen en kleinkinderen van deze arbeiders vonden geen werk meer in dergelijke fabrieken, want de een na de andere ging dicht. Ze werden werkloos of ontvingen via de RSA (revenu de solidarité active) een minimumloon. Ze werken nu vaak in tijdelijke banen in de logistiek of voor het online bedrijf Amazon van Jeff Bezos. Als je als pakjesbezorger werkt of ergens in een atelier waar vakbondsactiviteiten moeilijk en riskant zijn, zul je al snel minder contact hebben met de politiek. Van een collectieve kracht, word je al snel een geïsoleerd individu. Mensen die beroofd worden van hun politieke cultuur en van de manier van expressie die het hen verleende, hebben individueel en collectief een andere cultuur en een ander middel om zich uit te drukken gevonden: een stem voor het FN, nu het RN. Voor hen is het een manier om zich collectief als een politiek subject te profileren. Het is echter zeer zorgwekkend dat deze klassenstem ten gunste van Marine Le Pen nu permanent deel uitmaakt van het politieke landschap. Zo behaalde Marine Le Pen indrukwekkende scores in de Aisne, Pas-de-Calais, Nord, Moselle, Meurthe-et-Moselle, enz. Dat wil zeggen in de voormalige arbeiders- en mijnbolwerken, die de bakermat van de Franse arbeidersbeweging waren en die nu gedeïndustrialiseerde en verarmde zones zijn geworden. Zij brengen op een andere manier een arbeidersstem uit. Het is echter zorgwekkend dat deze klassenstem een permanent onderdeel van het politieke landschap is geworden. We moeten proberen te begrijpen waarom dat is kunnen gebeuren en je kunt niet begrijpen wat er aan de hand is als je niet teruggaat tot de late jaren 1970.
PS: 1,75 procent
‘Met haar 1,75 procent van de stemmen zit de PS nu op een dieptepunt, maar die neergaande beweging begon al in de vroege jaren 1980. Na de rebelse jaren 1960 en 1970 verdampte de kritische, politieke en intellectuele benadering van de maatschappij. Dat werd zeker mee in de hand gewerkt door het ontstaan van rechtse denktanks die het linkse discours van kritische denkers als Foucault, Bourdieu en Derrida wilden ontmantelen. De PS is medeverantwoordelijk geweest voor deze georganiseerde verschuiving naar rechts. Als je het idee van sociale klasse, het idee van sociale mobilisatie niet langer voorop stelt in een linkse partij en dat de arbeiders en werklozen er zich niet langer in vertegenwoordigd voelen wie zal zich dan nog herkennen in deze linkse partijen?
Pierre Bourdieu vertelde me in het midden van de jaren 1990: ‘Als François Hollande, dat pure product van de ENA (École nationale d’administration National), kandidaat voor de PS wordt dan betekent dit dat het FN binnen tien jaar op 20% komt.’ Dat technocraten die onder de PS-vlag zijn gekozen in arbeidersregio’s een neoliberaal beleid ontwikkelen dat de levens vernietigt van de mensen die hen hebben gekozen, creëert woede die uiteindelijk eindigt met een stem uitbrengen van een stem tegen deze mensen. Het was voor een van mijn broers net zo vanzelfsprekend geworden om FN te stemmen als voor mijn ouders om in het verleden communistisch te stemmen. Er is geen overdracht van politiek erfgoed geweest, behalve een erfenis van rebellie. Als de linkse partijen niet langer de arbeiders vertegenwoordigen, hen niet langer steunen, zich in de publieke sfeer niet langer de spreekbuizen maken van de arbeiders die tot het precariaat zijn gaan behoren, dan stemmen degenen die in de steek worden gelaten niet langer op links, ze onthouden zich of stemmen FN. Ik zag hoe bijna mijn hele familie in minder dan tien jaar van een communistische stem naar een FN-stem ging. Tijdens het schrijven van ‘Retour à Reims’ realiseerde ik me bijvoorbeeld dat het voor een van mijn broers net zo vanzelfsprekend was geworden om FN te stemmen als voor mijn ouders om in het verleden communistisch te stemmen. Er is echter geen overdracht van politieke erfenissen geweest, behalve dan een van opstand en van woede over de situatie die ondergeschikten wordt aangedaan. Stemmen wordt dan een collectief protestmiddel. De inhoud van de stemming is nu wel veranderd, maar het blijft een gebaar van verzet. Als links ten tijde van de grote staking van december 1995 aan de kant van Bourdieu had gestaan, en niet aan de kant van de cenakels die de staking aan de kaak stelden en bovendien de stakers en intellectuelen beledigden die de staking steunden, als links de sociale bewegingen had gesteund en vertegenwoordigd in plaats van ze te bestrijden, dan zouden we niet zijn waar we zijn terecht gekomen. En ja, journalisten hebben natuurlijk ook een deel van hun verantwoordelijkheid in heel dat verhaal. Libération gebruikte tegen Bourdieu termen die deze krant niet eens tegen Le Pen gebruikte. In The Class Ceiling: Why It Pays to Be Privileged, van Sam Friedman en Daniel Laurison is er een tabel die laat zien dat de beroepen waarvan de toegang het meest is voorbehouden aan de hogere klassen geneeskunde en vervolgens journalistiek zijn. Deze homogeniteit kan niet anders dan gevolgen hebben. Dit verklaart uiteraard de steun van de pers voor Emmanuel Macron in 2017: de affiniteit van de habitus weegt zwaarder dan de oppervlakkige verschillen.
Een Italiaans scenario voor Frankrijk?
Een verdwijnen van links. Is het dat wat in Frankrijk staat te gebeuren, vraagt Mathieu Dejean Dat stond volgens Eribon inderdaad geprogrammeerd. De PS heeft het al lang opgegeven om het linkse denken levend te houden. Toen zijn boek over de conservatieve revolutie werd gepubliceerd, vertelde PS’er Christian Paul aan Eribon dat hij workshops wilde geven om deze gedachte uit te werden. De eerste gast was Alain Finkielkraut en de tweede was Marcel Gauchet. ‘Links opnieuw uitvinden met zulke reactionaire ideologen!’ zegt Eribon verontwaardigd.
Het is duidelijk dat er op dat moment iets op het spel stond. De PS heeft zich steeds meer gedistantieerd van zowel de volksklassen enerzijds als van linkse intellectuelen anderzijds. Het is een partij van ENA’ers geworden waarvan de intellectuele referenties zeer, zeer rechts zijn. Het begon onder Jospin, en het hoogtepunt van al deze processen was het presidentschap van Hollande, gekozen tegen Sarkozy. De plaatsvervangend secretaris-generaal was Emmanuel Macron, die zijn minister van Economie werd. Achteraf zeiden we tegen onszelf: als de minister van Economie van een regering die destijds beweerde links te zijn Emmanuel Macron was, hoe had de volksklasse zich dan in de PS kunnen herkennen? De scheiding, die toen al in volle gang was, zou een kloof worden. Het was duidelijk. Hollande werd zelf helemaal buiten spel gezet. Toen steunde rechts Macron, samen met alle PS-bonzen, bezorgd om hun posten: we zagen Olivier Véran en Muriel Pénicaud regeren met Bruno Le Maire en Gérald Darmanin (ministers van La République en marche onder Macron). Als ze samen kunnen leven in dezelfde regering, is dat omdat ze gewoon hetzelfde denken. Ze zijn hetzelfde: vertegenwoordigers van de hogere klassen die van bovenaf naar de sociale wereld kijken en hun beslissingen opleggen. Dit alles veroorzaakte bij linkse kiezers een diep gevoel van opstand, van woede zelfs…
De ineenstorting van de PS is het gevolg van deze rechtse aanpak. En de logische uitkomst is Macron, het ideologische kind van François Hollande en de neoliberale technocratie, een stelsel dat hij openbaar omarmd heeft door de arbeidswet en andere maatregelen van dezelfde soort uit te vaardigen. Er is geen behoefte meer aan een neoliberale PS, het is een oxymoron die nu verpersoonlijkt wordt door Emmanuel Macron. Hij is de belichaming van deze historische reeks. Macron heeft geen bijzonder talenten: hij is een product van deze historische processen die ik kom te schetsen. Er is geen behoefte meer aan een neoliberale PS, Het zo ver krijgen, dat was het project van de Stichting Saint-Simon in de jaren 1980. Verenig rechts en links in het ‘midden’, wat in werkelijkheid ‘rechts’ betekent. Kortom, Furet en Rosanvallon waren de voorgangers van Blanquer en Vidal, met hun aanval op kritisch denken, dat in hun ogen een bedreiging vormde voor de “sociale cohesie”, het “sociale pact”, de “bestuurlijke rationaliteit”, de “economische moderniteit” en al deze noties die voortkomen uit een burgerlijke, conservatieve en autoritaire perceptie van het politieke leven. Bourdieu was hun voornaamste doelwit. We zien vandaag het prachtige resultaat van hun schadelijke acties.’
Jean-Luc Mélenchon
–Is Jean-Luc Mélenchon er dan in geslaagd om dit Italiaanse scenario, dat sinds de jaren 1980 is geprogrammeerd, permanent te laten ontsporen?
‘Dit is het andere meest opvallende fenomeen van de verkiezingen van 2022, met name de dynamiek die Jean-Luc Mélenchon heeft gecreëerd door linkse energieën te mobiliseren en dat op een zeer uitgebreid programma. Zijn succes is net onvoldoende, maar toch ongelooflijk sterk. We moeten ons dan ook afvragen wat dit kan betekenen voor de toekomstige mogelijkheden om een linkse dynamiek te herscheppen. Sartre zei ooit in een interview dat er in mei 1968 een krachtige collectieve kracht was voor sociale transformatie, die echter instortte toen iedereen zich op 30 juni in het stemhokje bevond. Het gaullistische regime werd gered door de stemmen van de miljoenen arbeiders wier stakingen het zo bruut had geschokt. Kortom, de PS van de jaren 1980, 1990, 2000 droomde, net als rechts, van een permanente 30 juni, dat wil zeggen het einde van het sociaal protest en de onderwerping van de geregeerden aan de beslissingen van de heersers. Daarom was en is het dringend en noodzakelijk om zich te verzetten tegen een permanente “mei 68” of in elk geval een “geest van 68”. Mélenchon kon het idee overbrengen dat een linkse dynamiek nog steeds mogelijk is, niet alleen via betogingen en bijeenkomsten, maar ook door het stemgedrag, dat een politieke kracht is die zal tellen. Ik denk dat de sociale bewegingen van de afgelopen jaren terug een collectieve dimensie van zelfperceptie hebben gevonden. Het geweld van de repressie waaronder deze bewegingen te lijden hebben gehad, heeft deze collectieve dimensie geaccentueerd. En deze keer was Mélenchon in staat om het idee over te brengen dat een linkse dynamiek nog steeds mogelijk was niet alleen via demonstraties, maar ook bij de stembusgang. Het resultaat kan gezien worden als een moment van hergroepering, van reconstructie van een kracht die zal tellen. We zijn niet langer het object van politieke besluitvorming, we worden weer subjecten.
Olivier Masclet schreef een belangrijk boek over hoe links nooit in staat is geweest om zich te interesseren voor de energieën in arbeiderswijken (La gauche et les cités. Enquête sur un rendez-vous manqué, 2006) Links heeft de bewoners van deze wijken veracht, vergeten. Ze gaan niet meer stemmen. Mélenchon wist hen te respecteren, te verdedigen, te steunen en te laten nadenken dat ze door middel van hun stem gehoord konden worden in de openbare ruimte. We zien wat er gebeurde in Marseille, Roubaix of Seine-Saint-Denis: een groot deel van de stemmen in volkswijken ging naar Mélenchon. Hij mobiliseerde een electoraat dat niet meer stemde. Mélenchon is er, ondanks alle kritiek die ik op hem kan uiten, in geslaagd een linkse dynamiek te creëren.
Mélenchon heeft geen partij
-Maar La France insoumise (LFI) heeft niet de partijstructuren van de PCF van het grote tijdperk…
‘Hij wordt omringd door een team van zeer getalenteerde mensen, wiens werk en inzet ik zeer bewonder. Nu is het natuurlijk waar dat ze niet veel gemeentebesturen hebben veroverd en dat ze ook geen stabiele partijstructuren hebben zoals de PCF of de PS in de arbeidersregio’s van het Noorden eertijds hadden. Dat moet de beweging zorgen baren. Wanneer de grote bijeenkomsten, de demonstraties en de verkiezingen voorbij zijn is het noodzakelijk om de mobilisatie te bestendigen in het dagelijks leven, op de werkplekken, in de buurten, enz. Dat is niet makkelijk en ik wil hier zeker geen lessen geven. Ik weet dat zoiets niet kan worden gedecreteerd. Mensen moeten ook willen en kunnen, zeker wanneer ze meer dringende dagelijkse zorgen hebben. De arbeidersstem (blank en niet afgestudeerd) in het noorden en oosten ging meer in het algemeen naar Marine Le Pen, terwijl die van jonge stedelingen in universiteitssteden (Nantes, Grenoble…) naar Mélenchon ging. Dit zijn belangrijke hindernissen. In beide gevallen is het de vraag aan links om te weten hoe ze bij elkaar te brengen, om ze te verzoenen.
Links-populisme
‘David Gaborieau, een socioloog die werkt op deeltijdse beroepen in de logistieke sector en op de online activiteiten en werkvoorwaarden van Amazon laat zien dat er een nieuwe arbeidersklasse is, die niet lijkt op die van de jaren 1950 of 1960. Je hoeft maar naar de film van Ken Loach te kijken, Sorry We Missed You, om het te begrijpen. De arbeidersklasse van vandaag is voor het grootste deel de Amazon-bezorger en de thuishulp. Hoe moet je mobiliseren zonder grote bedrijven? Dat is de grote vraag. Er is geen plek meer waar klassensolidariteit gecreëerd kan worden. In plaats van ze uit het intellectuele en organisatorische landschap van links te wissen, moeten we ze er integendeel in integreren door de vakbonden en politieke organisaties die deze nieuwe arbeidersklasse de middelen bieden om zichzelf als een collectief politiek subject te beschouwen, te vermenigvuldigen en te versterken.
–Pleit u voor de terugkeer van een klassendiscours?
‘De arbeidersklasse is een economische en objectieve realiteit. Maar we moeten de theoretische kaders heroverwegen en herwerken die nooit als vanzelfsprekend en definitief kunnen worden beschouwd. Als de realiteit verandert, moet de theorie ook veranderen. De grote taak van LFI is om zo’n theoretisch kader uit te werken dat er terug een collectieve kracht van links ontstaat. Toen de PCF zijn beste scores haalde (meer dan 20% van de stemmen), was het ongeveer 30% tot 40% van de arbeiders die ervoor stemden, en de anderen waren leraren, werknemers, de wereld van cultuur, enz. Toch presenteerde deze partij zich als de partij van de arbeidersklasse en in zekere zin deed ze dat ook. Dat was zo voor mijn ouders, voor mijn familie en miljoenen anderen, ook al stemden veel arbeiders rechts. Ik onderschrijf echter het idee van “links populisme” niet, zelfs niet in de bij uitstek verfijnde en verleidelijke versie die mijn vriendin Chantal Mouffe voorstelt. Het idee van ‘mensen’ kan het idee van ‘klasse’ niet vervangen. Ik denk niet dat het centrale concept het begrip ‘mensen’ kan zijn. Het idee van “mensen” kan het idee van klasse niet vervangen, zelfs als het een kwestie is van het articuleren van de “gelijkwaardigheid” tussen verschillende bewegingen – klasse, geslacht, ras, ecologie … Het begrip “volk” lijkt misschien de gaten in het begrip “klasse” op te vullen, maar het komt erop neer dat een sociale eis alleen politiek wordt als het verwijst naar een gemeenschappelijk begrip van “mensen” en zichzelf in deze notie overstijgt. Het lijkt me dat we goed moeten nadenken over de veelheid, specificiteit en autonomie van bewegingen, elk met zijn eigen tradities, zijn eisen, zijn organisatievormen, zijn interne verschillen. Het begrip “volk” construeert politiek met betrekking tot een fictieve identiteit, terwijl, naar mijn mening, politiek moet worden verankerd in geleefde ervaringen en identiteiten, in concrete vormen van onderdrukking. En het is de taak van politieke organisaties zoals LFI om te proberen met al deze bewegingen samen te werken om effectieve politieke antwoorden te bieden. Dat is links.’
–Kunnen we in het licht van de campagne van Mélenchon in 2022 zeggen dat het ‘populistische moment’ van 2017 voorbij is?
‘Ik weet het niet. Het kan andere vormen aannemen die ofwel later of elders weer opduiken. En dit kan altijd mobiliserende effecten hebben. Maar het belangrijkste voor mij is er niet. Ik geloof dat het opzetten van het “volk” tegen de “kaste”, of de “oligarchie”, geen relevante of haalbare langetermijnstrategie is. We zien wat dit heeft opgeleverd in Spanje, waar de fascisten van Vox op 18% zitten en doen alsof ze het “volk” verdedigen, en Podemos daarentegen staat nu op een 10 of 11%. Het idee van ‘mensen’ is gevaarlijk om te manipuleren. Marine Le Pen kan ook heel goed het ‘volk’ tegenover de ‘oligarchie’ zetten. Als “mensen” een “lege betekenaar” is, zoals Laclau en Mouffe zeggen, kunnen we helaas zeggen wat we willen, en dit komt niet altijd overeen met de aangename wensen van deze twee auteurs. Het is moeilijker voor extreemrechts om een idee te claimen van een georganiseerde “arbeidersklasse”, van sociale mobilisaties verankerd in een perspectief van sociale rechtvaardigheid, collectieve solidariteit, sociale bescherming, gelijkheid, ontwikkeling van sociale rechten…
Een van de uitdagingen van LFI is om een kader uit te bouwen dat rekening kan houden met de transformaties van de arbeidersklasse: onzekerheid, werkloosheid… Hoe spreek je de vader of moeder van Édouard Louis aan, die bij de RSA zitten en die met schrapping worden bedreigd als ze niet terugkeren naar het werk, terwijl ze gebroken ruggen hebben en die vaak FN hebben gestemd? We moeten hen een manier geven om zich te uiten, maar een die niet leidt tot stemmen op Le Pen. Een sociaal programma als dat van LFI kan bijdragen aan deze verandering.
Het treft mij trouwens dat Mélenchon radicaal links wordt genoemd. Mélenchon heeft nochtans een klassiek sociaaldemocratisch project. In ‘The Spirit of 45’ laat Ken Loach zien wat het Britse Labour-project was na de Tweede Wereldoorlog: creatie van openbare diensten in alle sectoren, nationalisaties, enz. Je weet wel. Het is dit project, grotendeels gerealiseerd, dat rechts later meedogenloos heeft vernietigd met het Thatcherisme, en dat men vandaag als extremistisch, bijna Sovjetachtig zou beschouwen. Mélenchon gaat lang niet zo ver. Degene die wel een extremistisch programma heeft, heet Macron. Hij staat aan de kant van het Thatcherisme, van het sociale geweld van het neoliberalisme.
-Het electoraat van Mélenchon is verdeeld over de houding in de tweede ronde. Hij gaf instructies om geen enkele stem te geven aan extreemrechts, maar dat is misschien niet genoeg…
‘Al mijn vrienden hebben op Mélenchon gestemd en natuurlijk denkt niemand er ook maar een seconde aan om op Marine Le Pen te stemmen. Dat spreekt voor zich. Sommigen zullen zich erbij neerleggen om voor Macron te stemmen, ondanks de diepe afkeer die hij bij hen oproept. Maar wij zijn niet representatief voor het electoraat van Mélenchon, en het is mogelijk dat de woede tegen Macron zo sterk is dat sommigen bereid zijn alles te doen om hem dat te laten weten. Voor mij is het moeilijk om te stemmen voor iemand die zoals ik en zovele anderen op traangas en repressief optreden van de politie getrakteerd worden wanneer we op straat komen om te betogen tegen de maatregelen-Macron. Velen van mijn vrienden zullen zich onthouden en dat ga ik ook doen. Er is geweten dat er tussen einde 2028 en 2020 28.000 gewonden gevallen zijn bij politieoptredens. Sinds dertig jaar verzet ik mij tegen die neoliberale trend. Ik schreef voor de eerste ronde in 2017 dat stemmen voor Macron op termijn Le Pen alleen maar zal doen stijgen. Ik heb gelijk gekregen. Al wie ons bestreden en uitgescholden heeft hebben zijn politiek gesteund. Ik niet! Wie Le Pen wilde stoppen had nochtans een keuze: een stem voor Mélenchon in de eerste ronde! Hij haalde het net niet.
–Zal een eventuele overwinning van Marine Le Pen, wetende wat dat betekent als zij aan de macht komt, je niet verplichten om haar mee te helpen blokkeren?
‘Ik denk dat er zeer weinig kans is dat zij de verkiezingen kan winnen. Men wil ons bang maken om de score van Macron te verhogen waardoor hij kan zeggen dat zijn project door een groot aantal kiezers gesteund wordt. Van het ogenblik dat hij verkozen wordt, zal de politiek van afbraak verder gaan en zullen de protesten weer gesmoord worden met traangas en zogenaamd verdedigende kogels. Ik wil dus niet alleen niet stemmen voor Macron, ik kan het ook niet. Zijn klassepolitiek stoot mij af. Hij heeft de syndicale eisen en verzuchtingen van de sociale bewegingen compleet genegeerd en waar nodig met geweld bestreden. Hij zegt dat hij gaat veranderen, maar dat is volgens mij niet meer dan een wansmakelijk grapje. Hoe zou hij trouwens kunnen veranderen? Neen, alleen in het onwaarschijnlijke geval dat er toch een reëel gevaar zou bestaan dat Le Pen zou verkozen worden, zal ik voor hem stemmen.’
(1)Mathieu Dejean, Didier Eribon : « Mélenchon a mobilisé un électorat qui ne votait plus » In: Mediapart van 14 april 2022