Op 29 maart worden in Turkije gemeenteraadsverkiezingen gehouden. Het is de uitgesproken bedoeling van de islamistische eerste minister Recep Tayyip Erdogan daarbij Koerdistan te veroveren voor zijn Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP). En daarbij de pro-Koerdische Partij voor een Democratische Samenleving (DTP) uit te schakelen. Door zijn overwinning denkt Erdogan een einde te kunnen maken aan de Koerdische kwestie.
Waarnemers menen dat de AKP in heel Turkije opnieuw als grootste partij uit de verkiezingen zal komen. Bij de parlementsverkiezingen in 2003 behaalde de AKP 34% van de stemmen en bij die van 2007 46,66%, ondanks de enorme mobilisatie van het seculier establishment. Daarbij overvleugelde de AKP in Koerdistan al de DTP. Maar de omstandigheden lagen toen anders. Wegens de kiesdrempel van 10%, die een partij in heel Turkije moet halen en voor een Koerdische partij niet haalbaar is, kwam de DTP er niet op. Om toch tot het parlement te kunnen doordringen, werd er met succes met “onafhankelijke” kandidaten gewerkt, waarvan er een 20-tal werden verkozen.
Ook nu strijdt de DTP met ongelijke wapens: ze is de enige partij in het parlement die geen overheidssteun krijgt. Dus kan ze minder verkiezingsuitgaven doen – zeker geen gratis koelkasten uitdelen bv. zoals Erdogan zou doen. Verder zijn er de traditionele pesterijen en intimidaties om de Koerden te overtuigen “juist” te stemmen.
Het blijft echter niet bij intimidatie. Erdogan doet ook positieve stappen. Zo doen islamistische organisaties al een paar jaar intensief aan liefdadigheidswerk in Diyarbakir, de Koerdische “hoofdstad”, en elders in het Koerdische Zuid-Oost-Turkije. Al in 2005 zorgde Erdogan voor een verrassing door te verklaren dat er een “Koerdisch probleem” was. In de aanloop naar de verkiezingen van 2007 werd beloofd dat de Koerden meer rechten zouden krijgen en dat er zou worden gezorgd voor economische welvaart. Van dat laatste is nog steeds niets te merken. Zuid-Oost-Azië blijft nog steeds een achtergesteld gebied, waarin weinig of niets wordt geïnvesteerd.
Recentelijk sprak Erdogan enkele woorden Koerdisch bij een bezoek aan de Koerdische regio, alhoewel dit onwettig is. Het Koerdisch is dan wel niet meer helemaal verboden, maar, onder meer, wel voor politici in het parlement, op publieke bijeenkomsten en voor alles wat ambtelijk is of van besturen afhangt (zo mogen geen informatiefolders in het Koerdisch worden gedrukt). Op radio en tv zijn sedert enkele jaren een aantal uren Koerdische uitzendingen toegestaan, maar die moeten in het Turks zijn ondertiteld of, in geval van directe uitzendingen, vergezeld gaan van een Turkse gesproken vertaling. Erdogan ging onlangs een stap verder. Hij gaf de staatszender TRT 6 opdracht ook tv-uitzendingen in het Koerdisch te verzorgen zonder die beperkende voorwaarden.
Ondanks dit alles blijft de houding van Erdogan dubbelzinnig. Zijn AKP werd vorig jaar net niet verboden door het hooggerechtshof, maar tegen de DTP loopt nog altijd een procedure tot sluiting. Met enig wetgevend werk zou die procedure kunnen worden stilgelegd. De Koerden hebben nog steeds geen minderheidsrechten, met onder meer onderwijs in het Koerdisch voor Koerdische kinderen, zoals Europa eist. De broodnodige hervormingen, nodig om lid te kunnen worden van de EU, liggen na een denderende start alweer jaren stil. Ook kreeg de Koerdische politica Leyla Zana in december tien jaar gevangenisstraf wegens “terrorismefeiten”. De rechter nam het haar ten zeerste kwalijk dat ze tijdens verscheidene toespraken de Koerdische Arbeiderspartij (PKK), die een guerrilla voert, een strijd voor “vrijheid en democratie” toeschreef. Leyla Zana ging in beroep en blijft dus voorlopig wel op vrije voeten. Wel zat ze eerder al tien jaar in de gevangenis nadat ze in 1991 als kersvers parlementslid opschudding veroorzaakte door de hoge vergadering in het Koerdisch toe te spreken. Ze kreeg in 1994 vijftien jaar celstraf wegens lidmaatschap van de PKK. In het kader van de toetredingsonderhandelingen tussen Turkije en de Europese Unie werd ze vervroegd vrijgelaten.
Het Koerdische DTP-parlementslid Ahmet Turk volgde eind februari het voorbeeld van Leyla Zana door eveneens het taboe op het gebruik van het Koerdisch in de vergadering te doorbreken. De vraag is of hij nu ook zal worden vervolgd. Maar dan zou ook Erdogan moeten worden aangepakt wegens zijn onwettig gebruik van het Koerdisch.
Meer algemeen probeerde Erdogan sympathie te verwerven door zijn scherpe uitvallen tegen Israël naar aanleiding van de moordende aanvallen op de Gazastrook. Hij sprak van een “vloek en een misdaad” die gestraft zou moeten worden worden. Hij maakte op het economisch forum in het Zwitserse Davos openlijk ruzie met de Israëlische president Shimon Peres en verliet woedend de zaal toen een partijdige, Amerikaanse moderator tijdens het debat Peres honderduit de invasie van Gaza liet goedpraten, maar Erdogan snel de pas afsneed toen die wou antwoorden. Het is niet de eerste keer dat de betrekkingen met Israël sedert zijn eerste ministerschap op een laag pitje staan. Al maanden vermijdt Erdogan Israël. Bij zijn laatste rondreis door het Midden-Oosten sloeg hij Israël over en de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken, Tzipi Livni, die graag eens op bezoek zou komen in Ankara, kreeg te horen dat ze niet welkom is. Ook de bemiddeling tussen Israël en Syrië over een vredesverdrag werd opgeschort.
Dat alles valt in goede aarde bij de grote meerderheid van de Turken, die het steevast opnemen voor hun Palestijnse geloofsbroeders en niets moeten weten van de Turkse, door het Westen opgedrongen “strategische alliantie” met Israël. Toen Erdogan vanuit Davos in Istanboel arriveerde werd hij als een held ontvangen door een enthousiaste menigte met Palestijnse vlaggen.
Het zal hem zeker stemmen opleveren. Ook in Koerdistan, waar de grote meerderheid van de bevolking diep gelovig is en al in belangrijke mate op de AKP stemt. Toen Atatürk begin de jaren 1920 tegen de Grieken aan de westkust ten strijde trok, kreeg hij zonder problemen de Koerden mee omdat het volgens hem ging om een strijd van moslims tegen christenen. En in de jaren 1990 tot begin 2000 was er een Koerdische Partij van God (de Koerdische Hezbollah) actief tegen Koerden die van Koerdisch-nationalistische sympathieën of PKK-lidmaatschap werden verdacht. Voor ware islamieten is nationalisme altijd verdacht: het is de “umma”, de gemeenschap van de moslims die belangrijk is en die niet mag worden geschaad door meningsverschillen over taal en natie.
Vele Turkse politici toonden openlijk hun sympathie voor Hezbollah, die overigens door de Turkse staat werd bewapend. Wat werd toegegeven door oud-premier Tansu Ciller. De partij werd grotendeels opgedoekt in 2000 toen 70 lijken werden ontdekt van Turkse en Koerdische zakenlui en journalisten, die de jaren voordien brutaal werden vermoord na te zijn gefolterd.
Inspelen op de religieuze gevoelens van de Koerden is een niet te onderschatten troef van Erdogan. Maar of een eventuele zege een einde zal maken aan de Koerdische kwestie is een andere zaak. Zo eenvoudig ligt het allemaal niet. Ook het nationalistische kamp staat sterk en de PKK zal niet snel haar strijd opgeven als de Koerden niet meer rechten krijgen. En vele Koerden die op Erdogans AKP zullen stemmen in de hoop dat de beloofde investeringen en hervormingen, ook op gebied van Koerdische taal en cultuur, zullen snel teleurgesteld zijn en zich bedrogen voelen als er niets gebeurd eens de stembusslag gestreden is.
(Uitpers, nr. 107, 10de jg., maart 2009)