Deze zomer stond Soedan nog eens in de actualiteit als gevolg van het dodelijke ongeluk (aanslag volgens sommigen) van vice-president John Garang, de voormalige rebellenleider van de SPLA. De daaropvolgende rellen tonen dat Soedan nog een hele weg heeft af te leggen voordat er rust komt. Zeker in de provincie Darfur blijft het moeilijk lopen.
De Soedanese regering en de twee rebellengroepen uit Darfur hervatten in september de vredesonderhandelingen. Over de situatie in Darfur hebben we een gesprek met Carla van Os, van de Nederlandse Stichting Vluchtelingen, die eind vorig jaar in deze onrustige Soedanese provincie was en daarover een doctoraalscriptie heeft ingediend.
Vorig jaar was er een lange discussie aan de gang over de vraag of er al dan niet een genocide plaatsvond in Darfur. Hoe zie jij dat?
Carla van Os: Genocide is een begrip waarvan de betekenis is vastgelegd in de Genocide Conventie. Die conventie is het levenswerk van de Poolse jood Rafhael Lemkin. Lemkin was 21 jaar toen hij in de krant las dat de Armeniër Soghomon Tehlirian in Berlijn Talaat Pasha, de voormalige Turkse Minister van Binnenlandse Zaken had vermoord. Zes jaar eerder had Soghomon gezien hoe zijn zussen verkracht en vermoord werden. Zijn hele dorp werd uitgeroeid, 20.000 mensen. We spreken over de Armeense genocide, maar dat woord bestond toen nog niet. Lemkin studeerde toen linguïstiek en vroeg aan zijn professor hoe de Turkse Minister, met zoveel bloed aan zijn handen, ontspannen rond kon lopen in Berlijn. ‘Er ontbreekt een wet om je met andermans zaken te bemoeien’, luidde het antwoord. We zouden dat nu het principe van de staatssoevereiniteit noemen. Lemkin ging rechten studeren en al in 1933 werd op een internationale conferentie een wetsvoorstel van hem besproken dat de vernietiging van volkeren, rassen en religieuze groepen moest verbieden. Het voorstel werd als achterhaald van tafel geveegd. De Ottomaanse barbaarsheden zouden het Europees continent immers niet meer aandoen. Het duurde tot na de oorlog voor Lemkin succes had. In 1946 nam de Algemene Vergadering de Genocide Conventie aan. Sorry dat ik zo uitwijd, maar die geschiedenis van de Genocide Conventie is echt heel interessant en ook akelig actueel. Enfin, de definitie van genocide zoals die toen is vastgelegd, geldt nog altijd en is ook integraal opgenomen in de statuten voor de tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda en in het Rome statuut van het Internationaal Strafhof. Die definitie heeft drie componenten. Op de eerste plaats moeten er genocidale activiteiten zijn begaan: het vermoorden van mensen van een bepaalde groep, het fysiek of psychisch schade toebrengen aan de leden van een groep, hun levensomstandigheden zodanig bemoeilijken dat hun overleving in gevaar komt, zoals bijvoorbeeld door het platbranden van dorpen en akkers, geboortebeperkende maatregelen treffen of het gedwongen weghalen van kinderen uit een groep om die bij een ander groep op te voeden. Op de tweede plaats moeten de slachtoffers een groep vormen die door de conventie wordt beschermd, dus op grond van nationaliteit, ras, religie of etniciteit. Tenslotte is er de eis van ‘opzet’. De genocide activiteiten moeten worden begaan met het doel de groep geheel of gedeeltelijk te vernietigen.
Die criteria voor genocide zijn voor interpretatie vatbaar. De speciale onderzoekscommissie van de VN oordeelde in elk geval dat er geen sprake was van genocide in Darfur.
Carla van Os: Volgens mij klopt dat niet. Mijn conclusie luidt dat er in Darfur wel degelijk een genocide heeft plaatsgehad. De onderzoekscommissie waar je het over hebt is een gevolg van resolutie 1564. Ze moest onder meer onderzoeken of er een genocide gaande was in Darfur. Over de eerste component bestaat geen discussie: er vonden genocidale activiteiten plaats in Darfur. Over het tweede vereiste: de groep, bestaat wel verschil van mening. Het begrip etniciteit is namelijk heel lang geen onderwerp van gesprek geweest in Darfur; er wonen simpelweg Soedanese moslims van wie sommigen een Arabische achtergrond hebben, anderen een Afrikaanse. Er is veel onderling gehuwd tussen de groepen waardoor de verschillen ook steeds meer vervagen. De VN-onderzoekscommisie heeft echter in navolging van de jurisprudentie van de oorlogstribunalen benadrukt dat het hierbij ook om een duidelijke groepsidentiteit kan gaan. Dat is ook het geval in Darfur. In de loop van het conflict zijn de slachtoffers zich gaandeweg steeds meer als Afrikaans gaan zien en hun belagers als Arabisch. Toen ik in oktober voor Stichting Vluchteling in Darfur was heb ik dat ook duidelijk gemerkt. De vluchtelingen, ontheemden in juridische zin maar ik spreek gemakshalve over vluchtelingen, verwezen voortdurend naar hun Afrikaanse achtergrond als verklaring voor de onderdrukking.
“Toen ons dorp werd aangevallen, kwam er eerst een vliegtuig. Daar kwamen olievaten uitgevallen, die gevuld waren met kerosine. Ze vielen op huizen en op mensen. Het waren twaalf bommen. Dat weet ik zeker, ik heb ze geteld. De Janjaweed rukten zelf rieten matten van de huizen los, staken die in brand en gooiden die naar binnen. Ik ben met een groep van ongeveer vijfhonderd mensen gevlucht. Mijn man, mijn kinderen en mijn moeder konden gelukkig ook meekomen. Later is mijn moeder hier in het kamp overleden, van uitputting denk ik. Het is allemaal heel zwaar geweest voor haar. Mijn zus en mijn broer zijn verdwenen. Ik weet niet of ze vermoord zijn of dat ze ergens anders heen zijn gevlucht. Ik heb nog niks van hen gehoord.”
(vrouw uit Jebel Mara, Kidinir, nu in Otash kamp)
Ik denk dat alle partijen in het conflict gebruik hebben gemaakt van etnische sentimenten om hun politieke doeleinden te bereiken. Daardoor zijn de etnische verschillen enorm verscherpt en is er dus inderdaad sprake van het uitmoorden van de ene groep door de andere groep. De VN-onderzoekscommissie heeft echter geconcludeerd dat er vooralsnog geen genocide kan worden vastgesteld omdat niet is voldaan aan de derde voorwaarde uit de definitie van genocide: het vereiste opzet om de groep te vernietigen. Hier ben ik het fundamenteel oneens met de conclusies van het onderzoek. De argumenten die de commissie hanteert zijn één voor één te weerleggen. Misschien gaat het te ver om ze allemaal te bespreken maar laat ik één voorbeeld geven. In haar rapport verhaalt de commissie over een jongen die weigerde zijn kameel af te staan aan de Arabische milities. Hij werd terstond geëxecuteerd. Zijn oudere broer gaf wel toe aan de druk en stond 200 kamelen af. Hij werd gespaard. Het opzet van de milities lag dus in het verkrijgen van vee, zo concludeert de commissie, en niet in het vernietigen van de Afrikaanse groep. Volgens mij wordt hier een klassieke fout gemaakt door intentie met motief te verwisselen. Zoals extremistische Hutu’s korte metten wilden maken met de machtspositie van Tutsi’s en de nazi’s de joden wilden uitmoorden omdat ze geacht werd het grootkapitaal in handen te hebben en omdat ze als zondebok golden voor de belabberde Duitse economie, zo kan er ook een genocide plaatsvinden op Afrikaanse Darfuri omdat zij de akkers en het vee bezitten die de Arabische nomaden missen. De motieven waarom iemand misdaden pleegt zijn zelden interessant in het strafrecht, het gaat om de intentie, het opzet van de daad. Zoals in de processen voor het Joegoslavië-tribunaal en dat voor Rwanda andermaal is uiteengezet, kan die intentie in veel gevallen simpelweg uit de omstandigheden van de gruwelijkheden worden afgeleid. Dat geldt ook voor Darfur.
Is de hele discussie over genocide niet absurd? Het is toch duidelijk dat er mensen werden gedood en verdreven, vrouwen verkracht en dorpen platgebrand?
Carla van Os: Op 14 september 2004 verscheen er in het Nederlandse dagblad ‘Trouw’ een cartoon van Tom Janssen. Vertegenwoordigers van de EU, VS en VN kijken uit over een veld vol geraamtes dat Darfur voorstelt. Ze discussiëren over de vraag of er in Darfur een genocide gaande is. Natuurlijk is dat absurd. De hele discussie over genocide is misbruikt om het falen van de internationale gemeenschap in dit conflict te maskeren. Er leeft namelijk een hardnekkig mythe onder politici en journalisten en dus onder iedereen dat de internationale gemeenschap de plicht heeft om in te grijpen als er ergens een genocide gaande is. Daarom hadden bepaalde groepen er belang bij dat er wel genocide werd vastgesteld en wilden anderen zich om tegengestelde motieven hun vingers niet aan het begrip branden.
“Op 30 maart is ons dorp aangevallen door Arabieren. Ze kwamen naar het centrum van de stad. Ze sloegen mensen en schoten mannen dood. Ik weet niet hoeveel. Er zijn ook veel mensen verdwenen, we weten niet waar ze zijn. Vijfenveertig jonge vrouwen werden apart gezet, in het midden van het plein. Zij werden verkracht waar iedereen bij was. Mijn zus M was er ook bij. Ze hebben haar ook met een stok op haar rug geslagen. Ik was eerder weggerend en heb haar later op de straat gevonden. Ze kon niet lopen.” M zwijgt. “Elke vrouw werd door drie of vier mannen genomen. Ze deden alles. Onze mannen lagen op de grond, hun handen waren vastgebonden. De vrouwen gilden maar niemand kon iets doen voor hen. Er waren ook soldaten bij.”
(vrouw in een vluchtelingenkamp bij Kass)
In artikel 1 van de Genocide Conventie staat dat de verdragspartijen al het mogelijke doen om genocide te voorkomen. Dat betekent echter geenszins dat het VN-rechtssysteem met de conventie over boord wordt gezet, daar is ook uitvoerig over gediscussieerd bij de totstandkoming van de conventie. En dus geldt, zoals overal bij alle grootschalige mensenrechtenschendingen het VN-regime: als de Veiligheidsraad vaststelt dat een bepaalde situatie een gevaar vormt voor de internationale vrede en veiligheid dan kan zij oproepen om – desnoods met gewapende hand – in te grijpen. Om de Dafuri te redden is die hele discussie over genocide dus inderdaad dramatisch contraproductief geweest. Over tien jaar kunnen we ons allemaal weer de ogen uit de kop schamen over het feit dat de hele wereld met de handen in zakken is blijven staan terwijl er een heel volk werd uitgemoord, precies zoals we dat hebben gezien met Rwanda.
Welke invloed hebben internationale spelers op de gebeurtenissen. Ik denk bijvoorbeeld aan de Chinese oliebelangen en wapenleveringen?
Carla van Os: Zoals zoveel Afrikaanse landen is Soedan al decennialang de speelbal van politieke belangen elders op de wereld. Tijdens de Koude Oorlog kregen linkse rebellen steun van de Russen. Toen de strijd tegen de islam belangrijk werd, kwamen de Verenigde Staten diezelfde rebellen in het zuiden, die ook nog christelijk waren, te hulp. En na 11 september 2001, toen het de hoogste tijd werd om Soedan in het kamp te trekken van wat Bush als ‘zij die met ons zijn’ aanduidt, moest en zou er binnen de kortste keren vrede gesloten worden in Soedan. Ik ben ervan overtuigd dat er omwille van het vredesproces tussen het regime in Khartoum en de rebellen van de SPLA in het zuiden, heel lang, onvergeeflijk lang, is gezwegen over de gruwelen die zich in Darfur afspeelden tijdens die vredesonderhandelingen. Aan de andere kant heeft het succes van de SPLA (Soedanees Volksbevrijdingsleger, nvdr) ook de rebellen in Darfur aangemoedigd tot actie. Wie zou er niet willen delen in de oneindige rijkdom van Soedan? Tot nog toe was het alleen Khartoum dat profiteerde van de olie, en met het vredesakkoord is een verdeelsleutel voor de opbrengst met de SPLA afgesproken. De SPLA vertegenwoordigt echter geenszins alle vergeten, geneerde en onderdrukte volken van Soedan. Khartoum kijkt immers niet verder dan Khartoum, de olievelden uitgezonderd uiteraard. Ik heb niet de indruk dat China zich zo veel met de Soedanese politiek bemoeit, dat land gaat het puur om de olie. Vanwege hun vetorecht in de Veiligheidsraad kan China wel een ernstig vertragende factor zijn. Zo heeft China, net als de Verenigde Staten zich onthouden van stemming over resolutie 1593 waarin het conflict in Darfur naar het Internationaal Strafhof werd verwezen. Over wapenleveranties weet ik te weinig om er iets over te kunnen zeggen, ik ga ervan uit dat de lobby van wapenleveranciers in dit conflict niet minder smerig is dan elders.
De situatie in het land blijft onstabiel, begin augustus kwam vice-premier John Garang, bekend als rebellenleider van de SPLA, om het leven na een helikoptercrash. Hoe is de situatie nu?
Carla van Os: Het lijkt erop dat de rust aardig is hersteld in Soedan, Darfur uitgesloten uiteraard. De onlusten speelden zich voornamelijk af in Khartoum en in Juba. Salva Kiir, de opvolger van Garang is beëdigd als vice-president en op hem rust de zware taak om de beloftes van Garang waar te maken. Kiir was 20 jaar lang de militaire strateeg van de SPLA, of hij ook bedreven is in politiek zal de toekomst leren. Ik vond het wel opvallend en beangstigend dat tijdens de rellen na de dood van Garang opnieuw de etnische kaart werd gespeeld.
Heeft het vredesakkoord tussen het noorden en het zuiden van Soedan ook zijn gevolgen voor Darfur?
Carla van Os: De speciale VN-gezant Jan Pronk heeft herhaaldelijk gezegd dat de vrede tussen noord en zuid een voorbeeld voor Darfur kan en moet zijn. Daarvoor is het dan wel noodzakelijk dat de rebellen leren wat onderhandelen is en dat Khartoum opnieuw bereid is om iets van haar macht en rijkdom af te staan. Ik ben er gematigd optimistisch over. Maar ik denk wel dat de internationale gemeenschap een grote fout heeft begaan door de vrede in Soedan zo aan de twee hoofdrolspelers op te hangen. In Soedan zijn zoveel verschillende groepen die allemaal redenen te over hebben om in opstand te komen tegen het regime, dat je op deze manier een oneindige rij conflicten en vredesverdragen kunt verwachten.
Wat kan of moet de rol zijn van de internationale gemeenschap (VN, Afrikaanse Unie,…) om tot duurzame vrede te komen in Soedan?
Carla van Os: De Afrikaanse Unie (AU) heeft op dit moment absoluut onvoldoende kennis, materiaal en menskracht om de vrede in Darfur af te dwingen. Die is er dan ook nog niet. Voor het bewaken van de vrede in het zuiden staat de AU er een stuk beter voor, die taak ligt dan ook aanzienlijk minder gevoelig. De VN kan de situatie in Darfur niet afschuiven op het bord van de AU zonder ook daadwerkelijk offers te brengen en ervoor te zorgen dat de AU het imago van tandeloze leeuw van zich af kan schudden. Diplomatie mag natuurlijk nooit opgegeven worden, maar tot op heden heeft die nagenoeg niks opgeleverd. Ik vrees dat zolang het huidige regime van Soedan in het zadel blijft er geen echt kans op vrede is in Soedan. Ik hoop zeer dat het proces voor het Internationale Strafhof de kopstukken van dit wrede regime zal doen laten vallen. Zij hebben de opdracht gegeven om de dorpen in Darfur plat te branden, zij hebben de Arabische milities de wapens in handen gegeven om de honderdduizenden Darfuri te vermoorden en twee miljoen Darfuri op de vlucht te jagen en zij hebben politie en justitie geïnstrueerd om de Arabische milities geen strobreed in de weg te leggen. Met lui die dat op hun geweten hebben kun je lang praten maar dat zal niks opleveren. Het Internationaal Strafhof zal echter alleen de grote vissen vervolgen.
“Ze hebben heel veel jongens vermoord. De man van mijn zus kwam ons waarschuwen. Hij stond nog voor onze deur, toen schoten ze hem neer. Hij leefde nog, we hebben hem naar binnen gesleept. Toen gooiden de Arabieren een brandende rieten mat naar binnen, we zijn naar buiten gerend, we konden de man van mijn zus niet meer redden. Er zijn zo veel baby’s vermoord. Die schoten ze niet neer. De baby’s sloegen ze tegen een boom.”
(vrouw in Otash kamp bij Nyala)
Het is absoluut noodzakelijk dat er in Darfur zelf een einde wordt gemaakt aan de straffeloosheid. Zo is het toch niet te verkroppen dat milities opgenomen worden in de lokale politiemachten. De politie die geacht wordt vluchtelingen en andere burgers te beschermen bestaat uit mensen die zelf de meest gruwelijke misdaden begaan hebben. En er zal een oplossing moeten komen voor het landprobleem in Darfur. Veel Arabische stammen leven nu in de dorpen die ze zelf hebben ontruimd. Ooit zal toch weer iedereen een eigen plek moeten kunnen hebben in Darfur, ook hiervoor is dringend hulp nodig.
Wat is de situatie van de vluchtelingen?
Carla van Os: In mijn werk voor Stichting Vluchteling heb ik al vaak mensen ontmoet die de meest dramatische gebeurtenissen achter de rug hebben. Ik spreek ze pas als ze een veilig heenkomen hebben gevonden in een vluchtelingenkamp. Wat me in Darfur enorm trof, was het gevoel van onveiligheid dat er heerste. De mensen konden niet eens een begin maken met het herstellen van de trauma’s die ze hadden opgelopen omdat ze ook in de kampen alles behalve veilig waren. Die situatie is nog altijd niet verbeterd. Dagelijks ontvangen we berichten over invallen van de politie in kampen of over verkrachtingen door milities als vrouwen het kamp verlaten om bijvoorbeeld hout te zoeken. Daar komt bij dat de hulpverlening een nogal hachelijke zaak is. Hulpverleners worden zwart gemaakt en geïntimideerd. De toegang tot bepaalde gebieden wordt geweigerd waardoor er nog altijd mensen van hulp verstoken blijven.
(Uitpers, nr. 68, 7de jg., oktober 2005)
Zie voor het volgen van de actualiteit in Darfur op http://www.helpdarfur.nl
Dit artikel is verschenen in ‘Vrede, Tijdschrift voor Internationale Politiek’ van september-oktober 2005. Een proefnummer bestellen kan via
vrede@vrede.be . Zie ook www.vrede.be