De grote verrassing van de Roemeense verkiezingen was het succes van Vadim Tudor, bijna dertig procent van de stemmen, en van zijn partij ‘Romania Mare’ (Groot-Roemenië) die in het parlement een kwart van de zetels haalde. Tudor en Romania Mare zijn exponenten van een uiterst-rechtse stroming die in verscheidene landen van Centraal- en Oost-Europa en de Balkan de kop opsteekt: xenofoob, populistisch, antisemitisch. Het gevaar bestaat niet alleen uit de groei van die bewegingen, maar al evenzeer uit de invloed die ze op andere partijen kunnen uitoefenen.
Tudor was de rivaal van Ion Iliescu, de man die de coup van eind 1989 tegen Nicolae en Elena Ceausescu leidde en daarop president werd tot 1996. Zoals zoveel andere toplieden van de nomenklatura, werd hij "sociaal-democraat": hij richtte de PDSR, de Sociaal-Democratie van Roemenië, op, daarin beconcurreerd door Petre Roman met wie hij samen de coup leidde maar die veel meer een westers-kapitalistische koers wou volgen. En daardoor ook beter ligt bij de internationale sociaal-democratie, maar niet bij de Roemenen zelf.
Iliescu is een product van het Ceausescu-regime, maar Tudor is dat minstens evenzeer. Hij was de hofdichter van de Ceausescu’s wier glorie hij in karamelverzen bezong. Hij was niet alleen de poëet van de personencultus, maar ook van het nationalisme dat Ceausescu aanmoedigde om het ideologisch vacuüm van zijn regime op te vullen. Naarmate dat regime meer en meer in crisis raakte, wat vooral in het dagelijks leven merkbaar was, ging Ceausescu steeds harder de nationalistische toer op, ook tegen Moskou dat tenslotte een deel van het Roemeens grondgebied had geroofd om er de Sovjetrepubliek Moldavië van te maken.
Maar Ceausescu trok vooral van leer tegen voor de hand liggende zondebokken: de bijna twee miljoen Hongaren die in Roemenië wonen (vooral in Transsylvanië). Toen het dagelijks leven in de tweede helft van de jaren ’80 alsmaar moeilijker werd, nam de anti-Hongaarse campagne groteske vormen aan, tot en met de roemanisering van de grafstenen. Lieden als Tudor zijn daar de regelrechte erfgenamen van. Dat nationalisme werd na Ceausescu cultureel ingekleed in organisaties als ‘Vatra Romeanesca’, Roemeense Haard, dat in de eerste plaats anti-Hongaars was, maar ook gericht tegen joden en zigeuners.
Teren op misnoegen
Het nationalisme bleef electoraal min of meer beperkt tot Transsylvanië. De ultra’s van Romania Mare bleven lang gemarginaliseerd. Maar Tudors partij concentreerde zich vooral op de economische crisis en de sociale miserie om uit die marginaliteit te geraken, met succes.
Want elf jaar na de coup tegen de Ceausescu’s is de balans weinig rooskleurig, vindt ook de grote meerderheid van de Roemenen die het vroeger zelfs beter vond. Nochtans was dat een periode van voedselschaarste, van koude en donkere winters voor wie niet tot de nomenklatura behoorde. Maar de economie is er sindsdien niet beter op geworden. Ondanks de "hervormingen" of door te weinig "hervormingen"? Die hervormingen kwamen vooral neer op het scheeftrekken van de eigendomsverhoudingen: privatiseringen in duistere omstandigheden, overheidsbedrijven waarin de vroegere nomenklatura nog het mooie weer maakt.
Het gros van de bevolking werd er alleszins niet beter van. Veertig procent minstens leeft onder de armoededrempel, veel van degenen die er nog boven zitten vinden ook dat ze de voorbije elf jaar weinig hebben gewonnen. Wie nu zijn kinderen naarg school wil sturen, moet zeer diep in de beurs tasten, meestal te diep om het te kunnen betalen. Gezondheidszorg is een luxe voorbehouden aan een minderheid. Zoals voorspelbaar is de criminaliteit, zowel grote georganiseerde als ‘kleine’, fgors gestegen. Wat uiterst-rechts aanwendt om de schuld daarvoor op de zigeuners (rond twee miljoen op een bevolking van 23 miljoen) te steken. De economische problemen worden dan weer geweten aan de joden (10.000).
Daar bovenop komen de frustraties over niet nagekompen beloften vanuit het buitenland. Vooral Frankrijk wekte de idnruk dat het zeer veel hulp zou verlenen uit "Latijnse solidariteit" – het Roemeens is een Latijnse taal, Frans was er tot voor kort erg in trek. Maar het werd veel Frans geblaat voor weinig wol. Parijs was alleen gul met woorden en beperkte zich tot wat propaganda-uitgaven. Roemenië komt ondanks zijn "Latijnse vrienden" ook niet in aanmerking voor de eerste groep nieuwe leden van de Europese Unie, wat eveneens voor frustraties zorgde.
Al die ontgoochelingen en frustraties zijn koren op de molen van de uiterst-rechtse nationalisten. Vooral omdat de andere bewegingen die op dat sociaal misnoegen zouden kunnen inspelen, linkse partijen, daar veel voorzichtiger in zijn, want zij willen vooral respectabel zijn in de ogen van de EU. De partij van Iliescu geeft wel geen forfait, wat haar succes verklaart, maar herhaalt toch voortdurend dat ze alles wil doen om bij de EU te komen, wat heel wat sociale concessies inhoudt.
Tudors collega’s
Tudor haalt voorlopig het grootste succes van zijn gelijken. Maar zelfs in landen die wel sneller bij de EU zullen komen, staan Tudors gelijken niet kansloos.
In Hongarije haalde de MIEP van schrijver Istvan Csurka vijf procent van de stemmen, wat toch al een kleine doorbraak was. Deze sterk antisemitische partij – alle problemen zijn de schuld van het joodse kosmopolitisme – zit niet in de rechtse regeringscoalitie van "liberaal" Viktor Orban, maar ze heeft wel zeer goede vrienden in de regeringspartijen, vooral bij de Partij van de Kleine Eigenaars. Die uiterst-rechtse strekking teert vooral op de sociale ellende van een groot deel van de bevolking. Want al gaat Hongarije samen met Polen door als een model van hervormingen, toch is de levensstandaard van een groot deel van de bevolking gedaald. "Vroeger hadden we minstens twee jobs nodig om rond te komen, nu is vier amper genoeg", klaagt een Hongaarse tolk-onderwijzeres-secretaresse-receptioniste. De volksgezondheid is er slecht aan toe, staat in rappporten van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO). De levensverwachting van mannen is stgerk gedaald, vooral door het toegenomen aantal hart- en vaatzieketen, wat dan weer te wijten is aan de onzekerheid van het dagelijks bestaan.
In Polen zitten er sterke xenofobe antisemitische tendensen in het regeringsblok van Solidariteit. Dat antisemitisme is sterk aanwezig in de Poolse katholieke kerk. Kardinaal Jozef Glemp, zo bekend van de stakingen van 1980 en ‘raadgever’ van Lech Walesa, doet regelmagtig antisemitische uitspraken waar fascisten bij ons een puntje kunnen aan zuigen. Rechts zal wellicht bij de komende parlementsverkiezingen wandelen gestuurd worden. Maar dan komen de "sociaal-democraten" terug aan de macht die in hun Europese ijver niet noodzakelijk de sociale gevolgen van die ijver zullen aanpakken. Met als mogelijk gevolg dat nieuwe frustraties uiterst-rechtse nationalisten een kans biedt om gedesoriënteerde Polen een "alternatief" te bieden.
Die vorm van uiterst-rechts populistisch nationalisme blijft ook sterk aanwezig in Slovakije, waar zigeuners en Hongaren de voor de hand liggende zondebokken zijn, wat dan weer het Hongaars nationalisme in Hongarije voedt. In de Baltische staten, vooral in Letland en Litouwen, manifesteert dat uiterst-rechts nationalisme zich vooral in campagnes om collaborateurs van de nazi’s te rehabiliteren. Optochten in nazi-stijl en goedpraten van de colllaboratie in naam van het anticommunisme zijn slechts de meest spectaculaire uitingen van dat nationalisme.
Het onderling vaak tegengestelde nationalisme, maakt samenwerking tussen die diverse uiterst-rechtse stromingen in de kandidaat-lidstaten van de EU moeilijk. Die pogingen worden wel ondernomen door Franse bewegingen uit de Nouvelle Droite die van een soort Europees nationalisme een gemeenschappelijke noemer willen maken. Nationalisme blijkt dan vaak een voorwendsel dat slechts gebruikt wordt tegen alles wat links, syndicaal of gewoon democratisch is.
(Uitpers, januari 2001)