In maart staat energie hoog op de agenda van de Europese lentetop. De voorzitter van de Europese Commissie Jose Manuel Barroso vat het als volgt samen: “Europa moet de wereld leiden naar een postindustriële revolutie op weg naar een koolstofarme economie”.
Aan de Europese Commissie onder Barroso’s voorganger Romano Prodi werd een gebrek aan visie verweten. Zij zou niet veel meer gedaan hebben dan het afwerken van de projecten van illustere voorgangers zoals Jacques Delors. De huidige voorzitter van de Commissie Jose Manuel Barroso is ambitieuzer: het energiebeleid kan zijn Commissie een plaatsje in de geschiedenisboeken geven, en misschien ook de aandacht wat afleiden van de aanslepende crisis rond de Europese grondwet.
De Commissie is ervan overtuigd dat het leefmilieu een groeisector is, zoals de informatica in de jaren ‘90. Zij staat niet alleen met die opinie: de Britse zakenbank Barclays publiceerde onlangs een rapport dat stelt dat de energiebehoefte tegen 2035 zal groeien met 50 procent, terwijl tegelijk de afhankelijkheid van kooldioxide moet worden afgebouwd. Dat zal een energierevolutie op gang brengen met grote kansen voor rendabele investeringen.
Ongeveer 80 procent van de uitstoot van broeikasgassen is terug te brengen op de energiesector. De energiemarkt staat in de EU voor 250 miljard euro (de Europese economie is 10.144 miljard euro groot).
Voor een goed begrip moet duidelijk zijn dat de Commissie er niet aan denkt het leefmilieu veilig ter stellen door anders te gaan leven en minder te produceren. Neen, integendeel: er moet meer geproduceerd worden, een nieuwe economische sector wordt uit de grond gestampt om ‘milieuvriendelijk’ te produceren. Niet minder auto’s, maar betere motoren. Het doet denken aan mensen die een vetarm dieet volgen, en denken dat ze er dan maar op los kunnen schrokken. Als je zo redeneert, ligt een enorme groeimarkt voor je open.
Broeikaseffect
Het broeikaseffect is niet meer uit de media weg te slaan. Sinds Tony Blair het thema ontdekt heeft staan alle neuzen in dezelfde richting: hier ligt een kans voor het Europese bedrijfsleven. Enkel het bedrijfsleven zelf is nog niet helemaal overtuigd, maar daarover verder.
Het belangrijkste instrument van de Europese Unie in de strijd tegen het broeikaseffect is een markt voor emissierechten van kooldioxide. Zo wil men de uitstoot (‘emissie’) tegengaan van het belangrijkste gas dat verantwoordelijk is voor het broeikaseffect. Deze ‘emissiemarkt’ dekt momenteel 45 procent van de kooldioxide-uitstoot. Aan 10.000 bedrijven binnen de EU die veel kooldioxide uitstoten werd opgelegd deze uitstoot met een bepaald volume te verminderen. Zij kunnen dat doen door hun eigen uitstoot af te bouwen, of door ‘emissierechten’ te kopen van een ander bedrijf dat de eigen uitstoot met meer dan de opgelegde norm heeft verminderd. Zo wordt de afbouw doorgevoerd waar het op de goedkoopste manier kan: een bedrijf zal emissierechten van een ander bedrijf kopen als dat goedkoper is dan de investeringen nodig om de eigen uitstoot te verminderen. Een van de grote moeilijkheden is de controle: onlangs schreef de Britse ngo Christian Aid dat de dioxine-uitstoot van de 100 topbedrijven in Groot-Brittannië een derde groter is dan aangegeven.
Opvallend is dat onder bepaalde voorwaarden een bedrijf ook aan de normen voldoet wanneer het buiten de Europese Unie helpt met investeringen die de uitstoot van kooldioxide verminderen. Daarmee is een eerste aanzet gegeven tot de export van Europese milieutechnologie, verpakt als milieubewuste ontwikkelingshulp.
Opdat de markt in emissierechten zou werken moeten de normen strikt genoeg zijn. De Commissie stelt als nieuwe doelstelling voor in 2020 de uitstoot van kooldioxide 20 procent onder het niveau van 1990 te brengen. De Commissie zegt zelf dat 30 procent nodig is om de temperatuurstijging vergeleken met pre-industriële tijden tot twee graden Celsius te beperken, wat dan weer noodzakelijk is om een 50/50 kans (!) te hebben natuurrampen binnen de perken te houden. Maar die noodzakelijke 30 procent wil de Commissie enkel opleggen indien de rest van de wereld volgt, anders gaat het mis met het concurrentievermogen. Concurrentievermogen is toch nog altijd belangrijker dan het leefmilieu. Wat een bekentenis!
De Ministers van leefmilieu hebben onlangs de voorstellen van de Commissie goedgekeurd, maar raakten het niet eens hoe de vermindering over de verschillende lidstaten wordt verdeeld. Landen als Polen en Hongarije zouden hun uitstoot mogen vergelijken met een jaar met hoge uitstoot vóór de industrie ineenstortte na de val van de muur. Op die manier heeft Polen de doelstelling van 30 procent al binnen… Ook Finland is recalcitrant: de papierindustrie is nefast voor het broeikaseffect…
Op de top van de Europese Unie in maart zou alles definitief worden beslist.
Tot nog toe keurden slechts 10 lidstaten een ander streefdoel voorgesteld door de Commissie goed, namelijk het aandeel van vernieuwbare energiebronnen in de energieconsumptie op te drijven tot 20 procent.
Verzet van de bedrijven
Uit patronale kringen komen heel wat bezwaren tegen de strategie van de Europese Commissie. Zij vrezen dat de strengere normen in de kaart spelen van concurrenten.
De staalindustrie kondigt delocalisaties aan. De vliegtuigmaatschappijen klagen dat strenge Europese emissienormen voor vliegtuigen vooral de Europese maatschappijen zullen treffen (zij vliegen nu eenmaal veel op Europa). Of vliegtuigmaatschappijen opgenomen worden in de markt voor kooldioxide-emissierechten staat nog niet vast.
Een verhaal apart is de discussie over de uitstoot door auto’s. Een auto stoot nu gemiddeld 160 gram kooldioxide uit per kilometer. Vrijwillige doelstellingen om deze uitstoot te verminderen werden door de autobouwers niet nageleefd. De Commissie stelt nu voor deze uitstoot verplicht te verminderen tot 130 gram per kilometer voor nieuwe auto’s tegen 2012. Stavros Dimas, de Commissaris bevoegd voor leefmilieu stelde 120 gram voor, maar moest bakzeil halen.
De Duitse autobouwers roepen dat hun zware luxemodellen uit de markt dreigen geprijsd te worden ten voordele van efficiëntere Japanners, Indiërs of Chinezen. De Franse en Italiaanse autobouwers daarentegen hopen stiekem een graantje mee te pikken als kleine auto’s een concurrentievoordeel krijgen. De Duitse bondskanselier Angela Merkel, die momenteel de Europese Raad voorzit, zegt daarop dat de normen voor auto’s een onderscheid moet maken tussen grote en kleine auto’s! In de Commissie is een heuse symbolenstrijd losgebrand tussen de Duitser Günter Verheugen, verantwoordelijk voor de industrie, en de Griek Stavros Dimas. Deze laatste zou zijn Mercedes (270 gram per kilometer) inruilen voor een Toyota (104 gram…).
De Europese top in maart moet ook deze knoop doorhakken. Er zijn al allerlei vluchtroutes gesuggereerd: strengere normen voor brandstof, wielen,… Dat het echt niet nodig is met een BMW aan 180 kilometer per uur over autowegen te racen lijkt echter een brug te ver.
Elektriciteit
Ook elektriciteit dreigt duurder te worden wanneer aan de energieproducenten hogere milieunormen worden opgelegd. Deze meerkost sijpelt door in gans de economie.
De hervorming van energieproductie en -transport speelt in de plannen van de Commissie daarom een sleutelrol. Zij wil de sector drastisch liberaliseren, en de grote spelers aanpakken die in hun thuisstaat een quasi-monopoly hebben. Daarbij worden vooral de grote spelers in Duitsland (E.ON) en Frankrijk (EDF) geviseerd.
De Commissie wil in elke lidstaat de eigendom en het beheer van de infrastructuur voor transport van energie (pijpleidingen, hoogspanningskabels,…) loskoppelen van de productie en verkoop van energie. Op die manier wil zij de markt doorzichtiger maken, en prijsafspraken moeilijker. Het Duitse kartelbureau heeft in december het energiebedrijf RWE beschuldigd haar dominante positie te gebruiken om klanten te veel aan te rekenen. De Commissie organiseerde onlangs invallen bij ditzelfde RWE, en ook het Italiaanse ENI wordt geviseerd.
De Commissie zegt dat de loskoppeling van productie en transport ook nodig is om nieuwe spelers op de markt toe te laten. Haar beeld van de opkomst van alternatieve en duurzame energievormen lijkt sterk op wat silicon valley voor de informatica betekende: talrijke kleine start-ups die innoverende projecten lanceren voor duurzame energie: windmolens, getijdenenergie, bio-energie, zonnepanelen, geothermische energie, technologieën om kooldioxide op te vangen en ondergronds op te slaan, isolatietechnieken voor woningen en bedrijven, dubbel gebruik en hergebruik van energie, energiezuinige productie- en transportmethodes,… “Clean-energy entrepreneurs are drawn to Europe” titelde de International Herald Tribune op 17 januari 2007 in de reeks The Business of Green. Volgens dezelfde krant staat meer dan de helft van de grootste wind- en zonne-energiebedrijven op Europese beurzen.
Start-ups zouden echter geen schijn van kans maken wanneer de traditionele energieproducenten het transport beheersen, en dus hun voorwaarden kunnen opleggen. De Commissie wijst erop dat de huidige producenten nu al investeringen in de transportinfrastructuur verwaarlozen, vooral aan grensovergangen tussen de lidstaten, met onlangs enkele fameuze stroompannes tot gevolg (toen op 4 november 2006 een arbeider van E.ON even een hoogspanningsdraad afsloot om een schip door te laten vielen gedurende enkele minuten 15 miljoen mensen zonder stroom in Frankrijk, Duitsland, België, Nederland, Italië en Spanje).
Europa moet nieuwe innoverende energiebedrijven laten opbloeien om de wereldmarkt te veroveren. Volgens het veel gehypte Sternrapport is dit in 2050 goed voor 500 miljard dollar. Om de weg vrij te maken voor deze energierevolutie wil de Europese Commissie de energiemarkt liberaliseren.
De grote energiebedrijven repliceren dat zij de infrastructuur juist nodig hebben in hun balans om goedkope leningen te kunnen afsluiten om innoverende investeringen te financieren. Zij zijn zelf best in staat te investeren in nieuwe duurzame energiebronnen. Zij voeren ook aan dat een doorgedreven ontmanteling van de grote energiebedrijven in de kaart speelt van buitenlandse monopolisten (Gazprom…),
Dergelijke argumenten vinden uiteraard geen gehoor bij de voor haar neoliberaal dogmatisme beruchte Commissie, maar wel bij enkele grote lidstaten die minder naïef zijn in hun geloof in de markt als alleen zaligmakend wapen in de internationale concurrentie. De lidstaten zijn verdeeld. Groot-Brittannië bijvoorbeeld heeft zelf zijn energiemarkt al jaren geleden geliberaliseerd.
Een mogelijk compromis is dat de energiereuzen eigenaar blijven van de transportinfrastructuur, maar dat het beheer wordt gesplitst in transport enerzijds, en productie en verkoop anderzijds.
De Commissie stelde ook voor één Europese regulator op te richten om de nationale organen te vervangen, maar dit voorstel zal het allicht niet halen.
Rusland
De Commissie hoopt met haar initiatieven de totale import van gas en olie tegen 2030 te verminderen met 20 procent, vergeleken met een business as usual scenario. Deze verminderde afhankelijkheid moet de Europese Unie sterker doen staan tegenover leveranciers, en met name Rusland. Voor een vierde van haar gas- en olieconsumptie is de Europese Unie nu afhankelijk van Rusland. Dat ligt politiek gevoelig, maar is ook vervelend omdat Rusland er niet in slaagt de nodige investeringen te doen om zijn gas- en oliesector up to date te houden, en dus ook technisch gesproken een onzekere leverancier is. Volgens sommige bronnen zou Rusland op termijn zelf afhankelijk worden van energie-import uit Centraal Azië…
De Europese Unie probeert via de ondertekening van een energiecharter Rusland te dwingen zijn energiesector open te stellen voor Europese investeerders. Putin is echter niet gek, en stuurt er integendeel op aan Gazprom en Transneft meer controle te geven over de distributienetwerken binnen de grenzen van de Europese Unie. Gazprom zou bovendien een gaskartel beogen met Algerije. Het is ondermeer omwille van deze krachtmeeting dat Duitsland en Frankrijk het plan van de Europese Commissie niet zien zitten de eigen energiereuzen te ontmantelen.
In de Europese Unie is het een echte krabbenmand. Lidstaten zoals de Baltische Staten, Finland, Polen, Tsjechië, Duitsland, doen investeringen om hun afhankelijkheid van Rusland te verminderen: aankoppelen op Trans-Europese distributienetwerken, contracten met de olieproducent Noorwegen, installaties voor vloeibaar gas aangevoerd over zee,… Maar tegelijkertijd nam Duitsland het initiatief voor een rechtstreekse pijpleiding van Rusland naar Duitsland via de Baltische zee, om voor de doorvoer niet afhankelijk te zijn van een andere EU-lidstaat, met name Polen. Niet alleen Polen, maar ook Zweden heeft geïrriteerd gereageerd op het initiatief.
De Europese Unie wil hoe dan ook niet enkel afhankelijk zijn van Rusland. Daarom is Angela Merkel blij dat zij van de verzwakte Amerikaanse president Bush een erkenning heeft afgedwongen van de rol van de Europese Unie in het Midden-Oosten (herlancering van het kwartet dat zich buigt over de Palestijnse kwestie).
Het Duits voorzitterschap van de Europese Unie heeft ook veel aandacht voor het energierijke Centraal-Azië. Tegen 2008 worden in dat gebied vier nieuwe grote Europese ambassades geopend. Er speelt echter een ‘probleem’ van menserenrechten. De website eu.observer.com vat dit als volgt samen: Kyrgyzstan kan er na de ‘Tulpenrevolutie’ mee door, en ook Kazakhstan is presentabel, maar Turkmenistan (bij een bloedbad in Andijan vielen in 2005 minstens 180 doden onder de burgerbevolking) en Oezbekistan zijn zeer repressief, terwijl Tadjikistan een heroïnestaat is. Duitsland vindt echter dat de mensenrechten op de tweedeplaats komen, anders kiezen de Centraal-Aziatische regimes eieren voor hun geld en verkopen hun gas en olie aan China en Rusland, die korter bij liggen en geen vervelende vragen stellen.
(Uitpers, nr. 84, 8ste jg., maart 2007)