INTERNATIONALE POLITIEK

Eigen volk eerst?

Selahattin Koçak, Eigen volk eerst? Borgerhoff&Lamberigts, Gent, 2011, 303 blz. ISBN 9789089312129, prijs: 22,50 euro

Selahattin Koçak is een hardwerkend man, niet alleen als Beringenaar, Limburger, Belg, Europeaan, SPA’er (en toevallig ook Turk en moslim, zoals hij zelf zegt), maar ook als schrijver. Kort na het verschijnen van zijn succesvolle ‘Wie is er bang van de islam?’ ligt er alweer een nieuwe kanjer van een boek in de boekhandel.

Onder de ietwat verwarrende en ook wel provocerende titel ‘Eigen volk eerst?’ (let op het vraagteken!) gaat Koçak verder op het elan van zijn vorige boek. Nee, Koçak is in het voorbije jaar geen Dewinter geworden, maar een kritische bevrager van een aantal ontwikkelingen van de ‘multiculturele samenleving’ in dit landje. Koçak stelt niet alleen vragen, hij steekt ook zijn nek uit door het formuleren van voorstellen die je, mocht je de context ervan niet kennen, ook van het Vlaams Belang zou kunnen verwachten.

Een en/en-positie

De positie die Koçak inneemt in het debat rond de multiculturele samenleving is zeer ongewoon in dit land. De schrijver begint dit boek niet toevallig met een pijnlijk verhaal. Samen met zijn dochter Ayse trekt hij naar een buurtschool in het Beringse om haar te laten inschrijven. De directeur, een oud-leraar van Koçak, moet hen teleurstellen want de ‘voorraad’ allochtonen was al bereikt en dus kon Ayse er niet meer bij. Vader Koçak is verbouwereerd – hij weet natuurlijk ook dat er een zeventig/dertig regel bestaat – maar hij voelt zich helemaal geen vreemdeling of allochtoon. Het antwoord van de directeur: ‘Wij hebben een vermoeden dat jullie thuis Turks spreken. Dan kun je onmogelijk bij de zeventig procent behoren.’

Koçak kookt van woede: ‘Eigen volk eerst? Tja, als ik al niet bij dat ‘eigen volk’ hoor, waar hebben we het dan over? Ik, Selahattin Koçak, geboren in Beringen uit Turkse ouders, kon dit niet verteren.’ (p. 14) Allochtoon? Wat betekent dit onbruikbare woord? Koçak wil zich niet in een hokje laten plaatsen volgens de 70/30 regel. Hij is een en/en-figuur (Beringenaar, Limburger, Belg, Europeaan, SPA’er en toevallig ook Turk en moslim), die zich blauw ergert aan het dominante of/of denken van deze samenleving. ‘Mensen vragen me weleens: ‘Wat ben je nu het meeste? Belg of Turk? Dat is hetzelfde als me vragen om te kiezen tussen mijn vader of mijn moeder. Waarom moet ik per se verleid worden om te kiezen? Waarom kan dat niet én én zijn? (p. 44)

Eigen volk eerst?

In zijn persoonlijk leven ervaren Koçak, zijn dochter en nog zoveel perfect geïntegreerden – de inleiding draagt niet toevallig als titel ‘Ik bén integratie – ‘dat er iets stinkt in integratieland’. ‘Vandaag scoort Marouane Fellaini voor ‘ons’, Belgen, maar mag hij dezelfde avond niet binnen in discoteek Carré omdat hij een bruin velt heeft. Trouwens, vandaag noemt Frank Raes hem nog steeds een ‘Marokkaanse Belg’. (p.19-20) Ook radiomaakster Friedl Lesage krijgt van hem een veeg uit de pan. Tijdens een interview op Radio 1 als BV(‘in mijn geval Bekende Vreemdeling’) zegt Koçak dat een liedje van Ann Christy heel veel voor hem betekende. De interviewster is duidelijk verrast.

‘Waarom?’ vroeg ze me.

‘Waarom niet?’

‘Ja maar, maar, maar…’

‘Maar wat?’ Ik wist wat ze dacht, maar ze durfde het amper te zeggen.

‘Tja, ik wil maar zeggen…Je bent toch een Turk?’

‘Ja, maar ik heb ook de Joepie gelezen, hé! Ann Christy was onze eigen Madonna en ze is veel te vroeg gestorven!’ (p. 71)

Ondanks zijn perfecte integratie blijft Koçak een ‘tussenfiguur’ ook voor onverdachte figuren als een Friedl Lesage. Hij is iemand ‘van ons’, maar toch ook een andere.

X+Y= WIJ

Ondanks de frustratie die zo’n positie voor Koçak vaak meebrengt, maakt hij toch ook dankbaar gebruik van dat statuut om vegen uit de pan uit te delen aan zowel ‘allochtonen’ als ‘autochtonen’. ‘Laat het dus duidelijk zijn: ik wil ook de allochtone gemeenschappen wakker schudden! Een Turks spreekwoord zegt: ‘Je mag je opponent steken met een naald, zolang je jezelf steekt met een breinaald’. Als ik het integratiebeleid van België en Vlaanderen op de korrel neem, moet ik ook mijn eigen gemeenschap op haar plichten wijzen. Wel, ik mag dat, ik kan dat, en ik zal dat dus ook doen.’ (p. 22)

Koçak doet dat ook en op een zeer constructieve manier volgens wat hij het X+Y=WIJ-principe noemt. ‘Integratie is de optelsom van het aantal kansen dat jij geeft (X) + het aantal kansen dat ik grijp (Y). Een concreet voorbeeld: jij organiseert taallessen en ik volg ze, dus ik kan integreren. Volg ik ze niet, kan ik niet integreren. Organiseer jij géén taallessen, dan is er evenmin een kans op inburgering.’ (p.18) Inspanningen van beide kanten, dat is een belangrijke premisse voor integratie. Met deze formulering komt Koçak dicht bij het uitgangspunt van zijn partijgenoot, de Antwerpse burgemeester Patrick Janssens, die in zijn recent boek ‘Voor wat hoort wat’ het principe van de wederkerigheid hanteert.

Radicaal

Dit vuistdikke boek bestaat uit een zestal hoofdstukken, die telkens een slogan van het Vlaams belang (Blok) als uitgangspunt hebben (‘Eigen volk eerst’, ‘Aanpassen of opkrassen’, ‘Multicul is flauwekul’, ‘Waar is de poen van uw pensioen? In de pocket van Mohamed!’), maar de teneur van zijn genuanceerde benadering is helemaal anders. In een Belgische context kan je echter een aantal van de voorstellen die Koçak lanceert als behoorlijk radicaal beschouwen. Zo vindt hij dat het volgen van inburgeringslessen altijd en voor iedereen verplicht zouden moeten zijn, ook voor wie werkt. Hij benadrukt in het kader van inburgering ook zeer sterk de noodzaak van een degelijke taalkennis, maar is daarnaast ook te vinden voor een soort moraliteitstest. Bedoeling is om te zien ‘of je je ook in Vlaamse kringen beweegt, of je Vlaamse contacten hebt, of je enig benul hebt van wat zich hier vandaag afspeelt en last but not least: of je niet volledig bent teruggeplooid op je allochtone gemeenschap.’ (p. 97) Zelfredzaamheid en actieve participatie aan de samenleving zijn zeer belangrijke doelstellingen. Daarom dat Koçak, indien hij integratieminister zou zijn, ook geen cent zou besteden aan Turkse of Italiaanse verenigingen die aan cultuurconservatie doen. ‘Gedragen ze zich als heemkundige kringen? Wel, dan moeten ze geen subsidie krijgen van het ministerie van Integratie, maar wel van Cultuur. Of je het nu leuk vindt of niet, de Turkse cultuur maakt nu eenmaal deel uit van de Vlaamse multiculturele samenleving.’ (p. 173)

Omdat hij taalkennis zo belangrijk vindt, wil Koçak de leerplicht vanaf de eerste kleuterklas laten invoeren, precies omdat er vanuit allochtone hoek onvoldoende gebruik van gemaakt wordt. Koçak vindt ook dat de imams een te grote macht hebben en dat de allochtone gemeenschappen intern aan de macht van die mensen moeten knibbelen. België of Vlaanderen zou dan kunnen regelen dat imams hun opleiding hier genieten, zodat ze zich meer bewust zijn van de scheiding van Kerk en Staat. Koçak ergert zich ook aan een homogeniserende term als dé moslimgemeenschap. ‘Er bestaat eigenlijk geen samenhorigheidsgevoel onder moslims. En dat zien te weinig Vlamingen in, zij veralgemenen te vaak als zouden wij één grote groep zijn.’ (p. 122) Maar, Koçak zou Koçak niet zijn, mocht hij ook de andere partij niet op de vingers tikken: ‘Het zou veel efficiënter zijn, als elke groep zich apart out ‘als ‘niet akkoord’. Dan zou de Vlaming veel sneller overtuigd zijn van onze diversiteit dan via een massale betoging.’ (p. 123)

En wat moet er gebeuren met uitgeprocedeerden? Koçak is niet mals en zet zich op een legalistisch standpunt à la Louis Tobback: ‘Alstublieft: retourticket. Waarom komt dat er niet van in dit flauwe land? Omdat we verscheurd worden tussen twee groepen. Als een politieagent een uitgeprocedeerde bij de hand neemt, dan staan de allochtonen en de flowerpower-Belgen op hun achterste poten: ‘Remember Semira Adamu!’. Vragen we hen beleefd om te vertrekken, dan schreeuwen de rechtse demagogen dat we veel te braaf zijn. Vergeet toch dat geschreeuw en pas gewoon de wet toe!’ (p. 253)

Nadenkboek

Over wie die ‘flowerpower-Belgen’ zijn is Koçak minder duidelijk. En dat is hij nogal eens meer wanneer hij zich fors positioneert en naar mijn smaak soms ook vergaloppeert. Ik vraag me af wat hij bedoelt met ‘de groenen zijn soms ook op het randje van fascistisch bezig door maatregelen op te leggen over groene energie…’ (p. 64) is dat een ongelukkige formulering of zit daar meer achter? Misschien sluit die kort-door-de-bocht-formulering wel aan bij een ‘populistische’ layout die ‘Eigen volk eerst?’ soms meer op een groot-letterboek doen lijken waarin sommige forse uitsmijters van Koçak nog eens extra in de verf worden gezet. Dat is jammer omdat het niet strookt met de gedachtegang van Koçak die in het algemeen zeer genuanceerd is over een zeer gecompliceerd en politiek zeer gevoelig thema als de multiculturele maatschappij.

‘Eigen volk eerst?’ is voor mij toch in de eerste plaats een combattief en hoopvol boek, waarin de auteur geen vragen, maar ook geen aanzetten tot antwoorden uit de weg gaat. Koçak is op zijn sterkst wanneer hij zeer concrete voorbeelden, vaak uit zijn eigen belevingswereld, als uitgangspunt neemt om te reflecteren over maatschappelijk hete hangijzers. Selahattin Koçak is geen antropoloog, maar vanuit eigen ervaring en denken komt hij tot dezelfde conclusies als onderzoekers als Rik Pinxten, die de hybriditeit als uitgangspunt nemen om een samenleving te bestuderen. ‘Het plezier van het zoeken’ en het benadrukken van de en/en-positie in plaats van een steriele of/of-benadering is ook in grote mate bij Koçak aanwezig. Na ‘Wie er bang van de islam’ is de kritische bruggenbouwer Selahattin Koçak er andermaal in geslaagd een belangrijk nadenkboek te schrijven dat vele lezers verdient, ook in politieke kringen.

(Uitpers, nr. 137, 13de jg., december 2011)

Laatste bijdrages

Bayrou, dan toch

Het zou geen verrassing mogen zijn, en toch: François Bayrou heeft eindelijk een van zijn twee dromen gerealiseerd, hij is premier van Frankrijk. De andere droom: president. Maar voorlopig…

SYRIË: EEN MIDDELEEUWS OPBOD

De weg naar Damascus is lang. De apostel Paulus werd er van zijn paard gegooid. De kruisvaarders moesten eerst de oninneembaar  geachte stad Antiochië (vandaag Turks Antakya) belegeren –…

Komt er stabiliteit in Syrië na het verdwijnen van Assad?

Het regime van Bashar al-Assad is gevallen, maar daarmee is er nog geen eind gekomen aan de gevechten. Het land is nu opgedeeld in twee stukken. Met het vertrek…

Grenskolonialisme

You May Also Like

×