Sinds 11 september 2001 kijkt de rest van de wereld met argusogen naar de Arabische wereld. De democratisering van de regio wordt algemeen beschouwd als het remedie tegen het toenemende radicalisme. De ironie van het lot zorgt er echter voor dat de aanwezige autoritaire regimes steeds meer het democratische discours overnemen ten voordele van hun eigen machtsbestendiging. Egypte is hiervan een typisch voorbeeld.
In maart 2007 werden de nieuwe grondwetshervormingen via referendum goedgekeurd. Amnesty International beschouwt deze hervormingen als de zwaarste ondermijning van de mensenrechten sinds 1981. Het regime van Mubarak ziet ze echter als een cruciale fase in het democratiseringsproces van Egypte.
Op 26 maart 2007 keurde het Egyptische kiezerspubliek een pakket van amendementen bij 34 grondwetsartikelen goed via een referendum. Een week eerder, op 19 maart, werden deze amendementen echter reeds goedgekeurd door het Egyptische parlement. Volgens vele critici is dit de zoveelste nederlaag voor de democratie in Egypte. In zijn perscommuniqué van 18 maart omschreef Amnesty International deze amendementen nog als de “greatest erosion of human rights in 26 years” [1]
Zij die geloofden in een reële politieke verandering in de Arabische wereld en de aanslagen van 11 september 2001 zagen als een soort van startshot voor de democratisering van het Midden Oosten, kwamen bedrogen uit. Nochtans vormt de democratisering van de Arabische regio vandaag een integraal onderdeel van het officiële discours van de Amerikaanse ‘War on Terror’. Deze stelt dat de promotie van democratie een tegenwicht zou kunnen bieden tegen religieus extremisme en terrorisme. Maar de zwakke reactie van de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, Condoleezza Rice, na een bezoek aan Mubarak op zondag 25 maart, één dag voor het referendum, spreekt boekdelen. In een officiële persconferentie sprak ze over het Egyptische democratiseringsproces als een moeilijk proces met zijn ups en downs. [2] Tot daar de reactie van de Amerikaanse overheid. Het is duidelijk dat de VS haar “bevriende regimes” nog altijd niet voor het hoofd durft stoten en politieke stabiliteit verkiest boven een eventuele turbulente democratische transitie.
De kritiek op deze amendementen kan men onderverdelen in drie grote blokken. Eerst en vooral ziet men in deze hervormingen een poging van het regime om de befaamde “state of emergency” vast te leggen in de grondwet. Ten tweede wordt de rol van het gerechtelijke apparaat als waarnemer in verkiezingen serieus beperkt. Op die manier hoopt het regime toekomstige verkiezingen op een veel “beschaafdere” manier te manipuleren. Tot slot voelt vooral de islamistische Moslimbroederschap, de grootste oppositiebeweging in Egypte, zich geviseerd. Het laatste restje hoop om in de nabije toekomst alsnog als legale politieke beweging erkend te worden, zien ze met deze nieuwe grondwetshervormingen als sneeuw voor de zon verdwijnen.
Artikel 179: Een state of emergency voor altijd!
Door het opkomende islamistische geweld aan het einde van de jaren ’70 en de moord op de toenmalige president Anwar Sadat in 1981 zag de nieuwe en huidige president, Hozni Mubarak, zich genoodzaakt zijn greep op het land te verstevigen. De noodtoestand werd opnieuw uitgeroepen op basis van de beruchte Emergency Law 162 van 1958. Volgens artikel 148 van de grondwet heeft de president het recht om de state of emergency uit te roepen voor een beperkte periode mits goedkeuring van het parlement. De Emergency Law geeft de president haast onbeperkte macht met weinig of geen parlementaire controle. De wet beperkt de vrijheid van meningsuiting, geeft de autoriteiten het recht vermeende criminelen op te pakken zonder aanhoudingsbevel en deze vast te houden zonder enige vorm van proces. Ze verbiedt verder ook publieke bijeenkomsten en betogingen en voorziet dat burgers berecht kunnen worden voor militaire rechtbanken en de speciale ‘security courts’. [3] De zogenaamde beperkte periode waarvoor deze noodtoestand mocht worden uitgeroepen, werd door het nieuwe regime van Mubarak niet zo nauw genomen. Al sinds 1981 is de state of emergency ononderbroken van kracht. Het terroristische geweld van militante groepen zoals al-Jama’a al Islamiyya en al-Jihad in de jaren ’80 en ’90 gaf Mubarak de nodige legitimiteit om af te rekenen met extremisten. Tezelfdertijd gaf dit hem ook de kans om zijn eigen politieke tegenstanders onschadelijk te maken. Sinds de terroristische aanslagen op de WTC torens in New York lag het voor de hand dat het regime van Mubarak zou instappen in de logica van de Amerikaanse ‘War on Terror’ en in april 2006 werd de ‘state of emergency’ voor de laatste keer vernieuwd voor een periode van 2 jaar.
Tijdens de presidentiële campagne van 2005 beloofde president Mubarak echter een einde te maken aan deze ‘state of emergency’ en ze te vervangen door een meer specifieke antiterrorismewet. Maar dit zou enkel mogelijk zijn indien de grondwet werd herzien. [4] Het geamendeerde Art.179 opende de weg voor deze nieuwe antiterrorismewet en stelt letterlijk dat het mogelijk is om Art.41, 44 en 45 van de grondwet te negeren indien dit nodig zou blijken. Dit zijn echter drie cruciale grondwetsartikels die de privé-sfeer van de burgers vrijwaren van politieke inmenging en een wettelijke bescherming bieden tegen het willekeurig arresteren en vasthouden van verdachten, het doorzoeken van huizen zonder officieel bevelschrift, het afluisteren van telefoongesprekken, het lezen van (elektronische) post, enz. Meer nog, Art.179 staat de president eveneens toe om verdachten van terrorisme direct door te schuiven naar de militaire rechtbanken en de speciale security courts zonder dat ze eerst voor de gewone rechtbanken moeten verschijnen.
Het amendement bij Art.179 vormt dan ook de grootste zorg voor de mensenrechtenorganisaties. Het voorziet de president van verreikende politieke macht en velen vrezen dat Mubarak nog maar op weinig beperkingen zal botsen om zich op een handige manier te ontdoen van zijn grootste politieke tegenstanders op dit moment, namelijk de leden van de Moslimbroederschap. Het nieuwe Art.179 voorziet het regime van ongeveer dezelfde politieke machtsinstrumenten als de Emergency Law van 1958. Op zich verandert er dus niet echt veel en dit is ook niet verrassend. Veel verontrustender is echter het feit dat de state of emergency op deze manier definitief wordt vastgelegd in de grondwet.
Artikel 88: Beperk de rol van onafhankelijke rechters tijdens verkiezingen!
De parlementsverkiezingen in Egypte worden sinds 2000 in drie verschillende fases georganiseerd. Een toenmalige beslissing van het Egyptische hooggerechtshof zorgde ervoor dat de supervisie van de verkiezingen de verantwoordelijkheid werd van het gerecht. Door een gebrek aan rechters werden de verkiezingen daarom verspreid in drie fases over een aantal weken zodat de meeste kiesbureaus konden gecontroleerd worden. Tijdens de laatste parlementaire verkiezingen in 2005 schrok de regerende NDP (National Democratic Party) er niet voor terug om alle mogelijke middelen in te zetten om dit euvel te omzeilen en de resultaten te beïnvloeden. De partij van president Mubarak werd echter wel verplicht om haar tactiek te veranderen. Door de toenemende controle van het Egyptische gerecht en onder druk van het internationale politieke klimaat zag het regime zich verplicht om haar manipulatieve activiteiten buiten de kiesbureaus te organiseren. Kiezers werden met geweld geïntimideerd en gemanipuleerd. Toch was het duidelijk dat het regime verveeld zat met de media-aandacht. Maar het nieuwe amendement bij Art.88 lost dit probleem grotendeels op. Het voorziet dat de verkiezingen terug op één dag zullen vallen waardoor het onmogelijk wordt voor de rechters om alle kiesbureaus te controleren. Verder stelt Art.88 dat de verkiezingen zullen waargenomen worden door een ‘onafhankelijke’ verkiezingscommissie. De grondwet blijft echter vaag over de samenstelling en de functie van deze commissie en stelt dat dit verder moet bepaald worden door de wetgeving. Als men weet dat de wetgevende macht volledig in handen is van de NDP dan hoeft men verder geen hoge verwachtingen koesteren over wie er in die commissie zal zetelen en welke orders zij zal meekrijgen. De officiële verklaring voor dit amendement is de bezorgdheid van het regime om de integriteit van de rechters te beschermen. Tijdens de verkiezingen van 2005 werden verschillende rechters immers verbaal, en in sommige gevallen zelfs fysiek, bedreigd. [5] Het hoeft geen betoog dat eigenlijk vooral de eigen NDP-aanhangers hiervoor verantwoordelijk waren. [6]
Artikel 5: Schakel de Moslimbroeders uit!
De Moslimbroeders werden officieel verbannen door Gamal Abdel-Nasser in 1954. Niettemin hebben de Moslimbroeders altijd getracht hun invloed te laten gelden op de samenleving. Na de dood van Nasser werden de Moslimbroeders opnieuw getolereerd en Sadat gebruikte zijn banden met de islamisten om zijn regime een meer islamitische legitimiteit mee te geven als tegenwicht tegen de linkse politieke krachten (socialistisch, communistisch en Nasseristisch). [7] Na de moord op Sadat zag Mubarak in de gematigde moslimbroederschap een ideaal instrument om de invloed en het maatschappelijk draagvlak van de extremistische islamistische groeperingen te beperken. [8] Sindsdien hebben de Moslimbroeders een dubbelzinnige relatie met het regime. De Moslimbroeders zijn er in geslaagd een verregaand sociaal netwerk op te bouwen maar zagen deze maatschappelijke integratie nooit vertaald in een officiële erkenning van de Broederschap als legitieme politieke organisatie. Vermits ze niet als officiële partij mocht deelnemen aan de verkiezingen heeft de Islamistische organisatie dan ook altijd getracht via politieke allianties of via onafhankelijke kandidaten een politieke rol te vervullen voor zover het autoritaire regime dit toestond. Het hoeft de lezer niet te verwonderen dat telkens wanneer de politieke invloed van de Moslimbroeders een reële bedreiging vormde, het regime terug naar de repressieve middelen greep. Vele malen werden politieke kopstukken van de organisatie geïntimideerd en gearresteerd, niet toevallig in periodes net voor verkiezingen.
Het succes van de Moslimbroederschap tijdens de laatste verkiezingen was dan ook onverhoopt. [9] De islamistische beweging won maar liefst 88 zetels in het parlement en werd hiermee de belangrijkste oppositiebeweging. Hiermee vervijfvoudigde ze bijna haar eigen aantal zetels. Door dit succes werd de Moslimbroederschap de enige oppositiepartij van enige betekenis. De seculiere oppositie werd volledig van de kaart geveegd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het amendement bij Art.5 er specifiek op gericht is de invloed van islamistische beweging te ondermijnen. Er bestond voordien al een wet die politieke partijen op basis van religie verbood maar het amendement gaat zelfs nog een stuk verder. Het nieuwe Art.5 verbiedt elke politieke activiteit evenals de formatie van politieke partijen “within any religious frame of reference (marja’iyya) or any religious basis or on the basis of gender or origin“(zie bijlage). Het is vooral de verwijzing naar “marja’iyya” in het Arabisch dat van belang is. Want dit is een term waarnaar vaak verwezen wordt door gematigde islamistische partijen. De ‘Parti de la Justice et du Développement’ (PJD) uit Marokko beschouwt zichzelf niet zozeer als een religieuze partij maar eerder als een partij met een religieus referentiekader en ook de Moslimbroederschap evolueert meer en meer in dezelfde richting. We zouden kunnen zeggen dat hetzelfde opgaat voor de CD&V in België. Het is dan ook ironisch te beseffen dat zelfs de PJD en de CD&V geen bestaansrecht hebben volgens de nieuwe grondwet in Egypte.
Ironisch genoeg was het juist de regerende NDP die met slogans als “your vote is a duty before God” haar kiezers probeerde te mobiliseren om te gaan stemmen voor de nieuwe grondwet. De recente fatwa van de Imam Sheikh Mohamed Sayed Tantawi van de befaamde Al-Azhar universiteit en moskee (voor vele soennieten het belangrijkste islamitische centrum) spoorde de Egyptenaren eveneens aan te gaan stemmen. Dit deed bij vele critici vragen rijzen betreffende de eigenlijke betekenis van “de scheiding van religie en politiek” in Egypte. [10] Tantawi wordt algemeen beschouwd als een politieke spreekbuis van het regime en Al-Azhar is financieel afhankelijk van de Egyptische overheid. Van een politieke paradox gesproken. Qua politieke activiteit “within a religious frame of reference” kan dat tellen natuurlijk.
Het zou goed kunnen dat het regime niet van plan is de Moslimbroederschap volledig uit te schakelen. De gematigde islamistische organisatie vormt nog altijd een perfecte buffer tegen de meer radicale en extremistische groeperingen. Maar met de nieuwe grondwet heeft het regime de perfecte legitieme middelen om repressief op te treden tegen de Moslimbroederschap wanneer dit haar het best uitkomt. De amendementen bij Art.62 en 76 kan men eveneens zien als indirecte maatregelen tegen de Broederschap. Art.62 voorziet het regime van de mogelijkheid om het kiessysteem aan te passen. Velen zien dit artikel dan ook als de basis voor een nieuw proportioneel kiessysteem op basis van partijlijsten.[11] Vermits Moslimbroeders enkel als onafhankelijke kunnen deelnemen aan verkiezingen zal dit nieuwe systeem hun groeimogelijkheden ernstig belemmeren. Art.76 handelt over de presidentsverkiezingen. Het werd als eens geamendeerd in 2005 maar voorzag in zulke strenge eisen dat de NDP als enige een kandidaat kon afleveren bij de volgende verkiezingen. Deze eisen werden afgezwakt met het nieuwe amendement bij Art.76. Het voorziet dat elke legale politieke partij die ten minste één zetel bezit in het parlement een kandidaat mag afvaardigen voor de presidentsverkiezingen tijdens de volgende 10 jaar (daarna heeft elke partij tenminste 3% van de zetels nodig in beide kamers of een equivalent van het aantal zetels in één van de beide kamers). Voor de Moslimbroederschap blijft het echter even moeilijk om een presidentskandidaat naar voor te schuiven. Als illegale partij mogen ze enkel een onafhankelijke presidentskandidaat afvaardigen op voorwaarde dat deze de officiële steun geniet van minstens 250 vertegenwoordigers van lokale en nationale bestuursorganen. [12] Geen makkelijke hinderpaal om te omzeilen als men weet dat de NDP op dit moment maar liefst 98,5% van de lokale bestuurszetels in handen heeft. [13]
De democratie is dood, lang leve de dictatuur!
Het referendum werd maandag 26 maart 2007 goedgekeurd met 75,9% van de stemmen. Volgens de Egyptische autoriteiten nam 27% van de geregistreerde kiezers deel aan het referendum. Tal van onafhankelijke waarnemerorganisaties spreken echter van een opkomst van niet meer dan 10% van de officieel geregistreerde kiezers. [13] De EOHR (the Egyptian Organization for Human Rights) spreekt zelfs van een opkomst niet hoger dan 3%. In vele kiesbureaus kwam er zelfs niemand opdagen. [14] Het regime schrok er echter, net zoals tijdens de verkiezingen van 2005, niet voor terug opnieuw geweld te gebruiken tegen haar eigen bevolking om de resultaten in haar voordeel te beslechten. De rest was ‘business as usual’: kieslijsten werden vervalst, stembiljetten werden op voorhand ingevuld, NDP-aanhangers werden met bussen aangevoerd, overheidsambtenaren werden financieel onder druk gezet te stemmen voor de nieuwe grondwet, kiesbureaus hingen vol met propaganda ten voordele van het regime, enzovoort. Maar het meest schrijnende was het feit dat vele Egyptenaren niet eens wisten dat er een referendum plaatsvond of dat ze geen flauw besef hadden waarover het referendum ging. Dit is niet te verwonderen in een land waar 60% van de bevolking analfabeet is. [15] Het zegt ook veel over de ongelofelijke snelheid van uitvoering door het regime. Amper twee maand na het publiek maken van de officiële tekst werd het goedgekeurd door het parlement en nog geen week later via het referendum. In een land waar het heersende regime geen enkele serieuze politieke tegenstand ondervindt is het ook niet moeilijk de eigen machtsbestendiging in de grondwet te verzekeren onder het mom van democratische hervormingen. Mubarak’s zoon kan op zijn twee oren slapen. Zijn troon is verzekerd.
(Uitpers, nr 86, 8ste jg., mei 2007)
Eindnoten:
[1] http://news.amnesty.org/index/ENGMDE120082007.
[2] Al-Ahram Weekly, On the campaign trail, 29 maart – 4 april, 2007.
http://weekly.ahram.org.eg/2007/838/eg1.htm.
[3] DUNNE, Michele (2006), “Evaluating Egyptian Reform”, Carnegie Papers, Middle East Series, n°66, p.13.
[4] Brown, Dunne & Hamzawy, Egypt’s controversial constitutional amendments. Carnegie Endowment for International Peace, 23 maart 2007, p.2.
http://www.carnegieendowment.org/files/egypt_constitution_webcommentary.pdf
[5] Al-Ahram Weekly, Judges call for monitor, 25-31 januari, 2007.
[6] Koen Bogaert, Egypte: wachten op democratische hervormingen, pp.110-121, in: Koen Bogaert (red.), Democratie en de Arabische wereld, vredescahier 2/2006. Een publicatie van vzw Vrede.
[7] Voor meer uitleg omtrent de ontstaansgeschiedenis van de Moslimbroeders en de impact van hun invloed zie: Sami Zemni, Politieke Islam, 9/11 en Jihad, Leuven: Acco, 2006, 219p.
[8] Hesham Al-Awadi, Mubarak and the Islamists: Why did the “Honeymoon” end?, Middle East Journal, vol.59, 2005, n°1, pp.62-80.
[9] Voor meer informatie zie: Koen Bogaert, Verkiezingen in Egypte: geweld, fraude en Moslimbroeders, uitpers, nr.71, 2006: https://www.uitpers.be.
[10] Al-Ahram Weekly, political paradox, 12-18 april, 2007.
http://weekly.ahram.org.eg/2007/840/eg1.htm.
[11] Brown, Dunne & Hamzawy, Egypt’s controversial constitutional amendments. Carnegie Endowment for International Peace, 23 maart 2007, p.2.
http://www.carnegieendowment.org/files/egypt_constitution_webcommentary.pdf
[12] Koen Bogaert, Egypte: wachten op democratische hervormingen, pp.110-121, in: Koen Bogaert (red.), Democratie en de Arabische wereld, vredescahier 2/2006. Een publicatie van vzw Vrede.
[13] May Kassem, Egypt: politics in the new millennium. UNISCI Discussion Papers, n°12, 2006, p.126.
[14] Amnesty International – Egypt – Systematic abuses in the name of security. April 2007. MDE 12/001/2007,p3.
http://web.amnesty.org/library/pdf/MDE120012007ENGLISH/$File/MDE1200107.pdf
[15] Voor een aantal voorbeelden zie het rapport van de EOHR:
http://www.eohr.org/press/2007/pr0326-2.shtml
[16] Al-Ahram Weekly, What constitution?, 29 maart- 4 april, 2007.
http://weekly.ahram.org.eg/2007/838/eg2.htm.
Bijlage: de drie beruchte grondwetsartikelen:
(Zie Brown, Dunne & Hamzawy, Egypt’s controversial constitutional amendments, pp.11-13, http://www.carnegieendowment.org/files/egypt_constitution_webcommentary.pdf)
Article 5
“Citizens have the right to form political parties in accordance with law. It is not permitted to pursue any political activity or establish any political parties within any religious frame of reference (marja’iyya) or on any religious basis or on the basis of gender or origin.”
Article 88
“…Voting will take place on a single day and will be supervised by a supreme electoral commission that enjoys independence and neutrality, in a way to be specified by law. The law shall specify the committee’s mandate, the manner of its formation, and the guarantees for its members, provided that current and former members of judicial bodies are among its members. The electoral commission will form the general committees that will monitor elections on the level of electoral districts and the committees that will oversee voting and counting procedures. General committees must be comprised of members of judicial bodies. Counting will take place under the supervision of the general committees, according to rules and procedures specified by law.”
Article 179
“The state shall be responsible for protecting security and public order from the dangers of terrorism. The law will set stipulations concerning procedures for investigation and identification of suspects which the state deems necessary in confronting these dangers, provided that the procedure stipulated in the first clause of article 41 and 44 and the second clause of article 45 of the constitution do not obstruct such an effort. All will be carried out under the oversight of the judiciary.
The president has the right to refer any crime of terrorism to any judicial authority under the Constitution or the law.”