Het is met veel interesse dat ik kennis heb genomen van het dubbelinterview met Hind en Tarik Fraihi dat in De Morgen (27/03/06) gepubliceerd werd. In het interview, dat naar aanleiding van Hind Fraihi’s boek Undercover in Klein-Marokko werd afgenomen; hekelen de Fraihi’s het toenemende extremisme binnen de Maghrebijnse gemeenschap, en roepen ze die op om zich uit te spreken tegen wantoestanden die zich binnen de gemeenschap voltrekken.
Het argument luidt immers dat het nalaten van dergelijke ‘zelfkritiek’ tot een toenemende verrechtsing van het debat zal leiden, aangezien het hier in wezen om ‘linkse thema’s’ gaat die door ‘rechts’ werden gerecupereerd.
In dit essay wil ik mij niet richten op de Fraihi’s aanklacht van het zogenaamde ‘allochtonen-profitariaat’ (dixit: Ludo De Witte), en hun oproep voor ‘zelfkritiek’: hiervoor verwijs ik naar de uitstekende open brief van Ludo De Witte “Het Vlaams Belang bestrijden door het Blokvirus te verspreiden” (31/03/06) [De open brief is in dit nummer van Uitpers opgenomen, nvdr]. Verder volstaat het om hier opnieuw te herhalen dat problemen van armoede en maatschappelijke achterstelling bij de Maghrebijnse gemeenschap geen ‘allochtonen-probleem’ zijn, en dus niet op te lossen zijn met zogenaamde ‘zelfkritiek’. Het is een sociaal en maatschappelijk probleem, overgoten met racisme en discriminatie, wat een doortastend en verregaand sociaal én antiracistisch beleid vergt. In deze tekst zal ik ook niet ingaan op de parallel die getrokken wordt tussen het Vlaams Belang en de ‘politieke islam’, want – zoals uit de verdere tekst zal blijken – vind ik ze niet alleen belachelijk en overtrokken, ze is ook vrij simplistisch.
Met deze tekst wens ik vooral kanttekeningen te plaatsen bij de oproep van de Fraihi’s om een strijd aan te binden tegen het ‘extremisme’ en de ‘politieke islam’. Vanuit mijn Maghrebijnse en seculiere achtergrond, en professionele betrokkenheid bij de materie(1), voel ik mij bovendien des te meer geïnterpelleerd om hierop in te gaan aangezien de Fraihi’s beweren dat ‘de moslims hun mond niet durven opendoen uit schrik voor extremisten’. Mijn kritiek op de Fraihi’s heeft niets te maken met een ‘schrik’ voor ‘extremisten’ (ik heb daar al een tijdje geen schrik meer van…), maar wél met een fundamenteel meningsverschil met hun analyse en de aanpak die ze vooropstellen in verhouding tot de ‘politieke islam’.
Waarover heeft men het?
In het interview wordt politieke islam, extremisme, fundamentalisme, conservatisme in een adem genoemd, zonder enig onderscheid van wat wàt is. Hierdoor wordt de politieke islam gelijkgesteld aan ‘extremisme’, en wordt het beeld herhaald en bevestigd van de angstaanjagende politiek georganiseerde moslims die een gevaar zouden kunnen zijn; niet enkel voor de Maghrebijnse gemeenschap, maar tevens voor de westerse democratie.
Al jaren wordt in tal van academische bijdragen de veelvuldigheid en complexiteit van ‘het islamisme’ of de ‘politieke islam’ aangetoond (lees er het uistekend proefschrift van Sami Zemni op na, of de werken van François Burgat). Politieke Islam komt in verschillende gedaantes voor, gaande van moslimdemocratische (denk aan de AKP in Turkije), tot meer on-democratische vertalingen (cf. het door het Westen gesteunde Saudi-Arabië). Gemeenschappelijke noemer in deze is de verwijzing naar de Islam als leidraad en inspiratiebron in het politieke handelen, net zoals het bij de Christen-democratie het geval is. Ten tweede kan de politieke islam niet eenduidig als ‘conservatief’ worden bestempeld, maar gebeuren hoogst boeiend debatten rond de verhouding islam en democratie, vrouwenrechten en de verhouding tot de religieuze bronnen in het kielzog van deze ‘politieke islam’. Ik verwijs in deze context naar het moslimfeminisme van Nadia Yassine, woordvoerster van de belangrijkste Marokkaanse Islamistische oppositiebeweging Al ‘Adl wa Al Ihsane (Rechtvaardigheid en Spiritualiteit). Ten slotte is het ook belangrijk om te onthouden dat de politiek georganiseerde Islam een van de belangrijkste grass-roots oppositiebewegingen is bij de Maghrebijnse gemeenschap hier en in de Arabische wereld. De belangrijkste reden voor de populariteit van deze ‘politieke islam’ heeft vooral te maken met haar oppositiestem; dit in een context waarin de Arabische wereld met verregaande vormen van seculiere repressie (Algerije, Tunesië Egypte), koloniale bezetting (Palestina), en uitbuiting (Irak), wordt geconfronteerd; en waarbij de Westerse mogendheden zich door hun neokoloniaal, ‘twee maten, twee gewichten’ beleid bijzonder onpopulair hebben gemaakt in die regio. Net als het links pan-Arabisch discours in de jaren ’60 en ’70 populair was omwille van haar oppositiediscours, is vandaag de politieke islam de belangrijkste stem in het verzet tegen bezetting en kolonisering, tegen uitbuiting en achterstelling, tegen de heersende dictaturen in de Arabische wereld. Dit element verhullen is een groot deel weglaten van het waarom van haar populariteit bij de Maghrebijnse gemeenschap, ‘hier’ en ‘ginder’. Een waarom die belangrijk is om het fenomeen op een juiste manier te duiden en hier op een ‘correcte’ manier mee om te gaan.
Het spreekt voor zich dat het disproportionele gebruik van geweld tegen burgerslachtoffers ‘in naam van de islam’ volledig af te keuren valt, en aldus als ‘extremistisch’ kan worden bestempeld (cf. aanslagen van 11/09, 11/03, 7/07). Maar stellen dat dé politieke islam gevaarlijk is en dit zomaar te vereenzelvigen is met het ‘extremistisch geweld’, is even absurd als de SP.a en de goelag van de S.U. op één lijn plaatsen. Verder gaat een eenzijdige veroordeling van dit ‘islamitisch geweld’ voorbij aan het extremistische geweld dat in naam het ‘secularisme’, ‘communisme’ of de ‘democratie’ werd en, nog steeds, wordt veroorzaakt (cf. VS invasie van Irak, Israëlisch koloniaal beleid etc). Geen enkele ideologie is vrijgesteld van extremistische en gewelddadige excessen. In deze heeft dé ‘politieke islam’ geen patent op geweld. Het tegendeel beweren is niet alleen onjuist (in de Arabische wereld hebben seculiere regimes nog steeds meer ‘bloed’ aan hun handen dan islamistische oppositie-bewegingen), het is tevens gevaarlijk én goedkoop omdat men hierdoor inspeelt op de toenemende islamofobe neigingen om alles wat Islam is op een uniforme, negatieve en on-democratische wijze voor te stellen.
Een seculier alternatief?
De Fraihi’s willen in hun dubbelinterview echter niet enkel ‘het extremisme’ of ‘de politieke islam’ aanklagen, het is ook een oproep voor een ‘andere’ islam, een minder conservatieve Islam, een meer ‘progressief’ (lees: seculier) alternatief.
De auteurs wijzen terecht op het feit dat er een toenemende islamisering is vast te stellen binnen de Maghrebijnse gemeenschap. Steeds meer tweede-generatie jongeren voelen zich in hun identiteitsbeleving aangesproken door de Islam. Voor velen gaat de ‘islamisering’ gepaard met een ‘specifiek levensmodel’, waarbij men als belijdende moslim zo nauw mogelijk bepaalde religieuze voorschriften tracht op te volgen. De hoofddoek is daar het meest zichtbare onderdeel van. Op tijd bidden – en dus ook op de werkplaats trachten te bidden is een ander voorbeeld. Andere voorbeelden die als minder ‘leuk’ en ‘conservatief’ kunnen worden ervaren kunnen gaan van het weigeren nog langer een hand te geven aan iemand van het andere geslacht, tot het niet langer in een café willen zitten waar ook alcohol wordt geconsumeerd. Deze levensstijl – die voor velen als ‘conservatief’ en ‘orthodox’ wordt gezien – kan als problematisch overkomen, zeker voor iemand die vanuit een seculiere achtergrond komt. Deze islamitische ‘way of life’ is echter niet uitzonderlijk. Iedereen leeft immers volgens een ‘way of life’: ook de ‘seculiere’ levensstijl is een levensstijl. Dat andere mensen dus voor een alternatieve levensstijl kiezen die als ‘orthodox’ of conservatief wordt gezien hoeft a priori geen probleem te zijn. Men zou kunnen opwerpen dat een seculiere levensstijl meer compatibel is met de individuele vrijheid en ontplooiing. Het volstaat hier om te stellen dat ook dit een ‘subjectieve’ invulling is, immers: ontplooiing hangt af van persoon tot persoon. Terwijl sommige (veelal geschoolde en goed verdienende) vrouwen het arbeidsproces als zelf-ontplooiiend ervaren, is het voor anderen (vooral ongeschoolde vrouwen) vooral een vervelende last die nodig is om de eindjes aan elkaar te knopen.
Een probleem ontstaat echter wanneer een ‘seculiere’ levensstijl, of een ‘orthodoxe’ islamitische levensstijl de enige geldende norm wordt. Vandaag bestaat er binnen de Maghrebijnse gemeenschap een impliciete sociale druk om een islamitische levensstijl te volgen. Dit heeft enerzijds met haar zichtbaarheid te maken, aangezien vele Maghrebijnen belijdende moslims zijn; anderzijds wordt vanuit de islamitische identiteit ook vertrokken om verzet aan te tekenen tegen de toenemende assimilatiedruk, en tegen racisme en discriminatie. Anderzijds is er echter een expliciete en maatschappelijk aanvaarde druk – die gesteund wordt door sociale, juridische en politieke maatregelen – om volgens seculiere lijnen leven vanuit de dominante samenleving. Het hoofddoekenverbod (ook al heeft België geen officieel verbod, in de feiten komt het erop neer dat de meeste scholen de hoofddoek verbieden) is hier het meest sprekende voorbeeld van. Daar waar er dus een impliciete sociale druk bestaat om binnen de Maghrebijnse gemeenschap op een ‘islamitische’ wijze te leven, is er een expliciete maatschappelijke druk binnen de ‘dominante’ samenleving om een seculiere way of life te volgen.
De ‘open strijd’ tegen deze islamisering aanbinden om een seculier alternatief te creëren is niet alleen onnodig, ze is bovendien ondemocratisch en inefficiënt. Ondemocratisch omdat hierdoor voorbij wordt gegaan aan het feit dat de emancipatiestrijd binnen de Maghrebijnse gemeenschap zich vandaag vooral langs religieuze lijnen vertaalt, en dit miskennen tevens een miskenning van het democratische maxime van ‘zelfredzaamheid’ en ‘eigen organisatie’ betekent. De legitimiteit van dit proces dient volledig erkend te worden, en ook seculiere Maghrebijnse protagonisten moeten nu eenmaal aanvaarden dat een groot deel van de Maghrebijnse gemeenschap niet seculier is, en dit niet enkel een ‘accident de parcours’ is dat de ‘tijd’ wel zal oplossen, maar het ook gewoon op een alternatief levensmodel duidt. Emancipatie hoeft dus niet langs seculiere wegen te verlopen. Het is tevens inefficiënt omdat in de Arabische wereld al is aangetoond dat 30 jaren van open strijd, repressie en criminalisering van deze ‘politieke islam’ tot niets anders heeft geleid dan een toenemende vervreemding van de links-seculiere Arabische elite van haar bevolking. Het criminaliseren van de tegenstander blijkt op termijn nooit een succes-strategie te zijn, zeker als deze tegenstander de belangrijkste proteststem is tegen een dictatoriaal bewind. De heersende regimes hebben zich door de aanhoudende repressie op deze groepen bijzonder onpopulair gemaakt bij hun eigen bevolking. Het gebrek aan legitimiteit van seculier-democraten heeft minder met het ‘seculier-zijn’ te maken, en meer met het ‘failliet’ van (Arabisch) links, haar vervreemding, verwestersing, ondemocratische karakter en verregaande collaboratie met neo-koloniale machten.
Hetzelfde gaat ook op voor West-Europa. Eerste generatie – voornamelijk – seculiere politieke mandatarissen, ongeacht hun ‘goede bedoelingen’, zijn tot dus ver vaak dermate zwakke schakels geweest dat ze vaak niet meer dan een symboolrol konden vervullen in het politieke landschap, enkele uitzonderingen niet te na gesproken. Veredelde ‘House Arabs’ (dixit: As’ad Abu Khalil) die in het slechtste geval zelfs worden ingezet om de ‘eigen gemeenschap’ in toom te houden. Dit aanhoudend neokoloniale beleid, en de actieve collaboratie van seculiere ‘House Arabs’, heeft de legitimiteit van een seculier alternatief mee aangetast, waardoor ‘seculiere’ mandatarissen spijtig genoeg nog maar amper op krediet kunnen rekenen. Ik verwijs in deze context graag naar die paar uitzonderingen (zoals een Zohra Othman of een Dyab Abou Jahjah) die een uitgesproken seculier profiel hebben, maar toch op een brede steun binnen de gemeenschap kunnen rekenen, juist omwille van hun ondubbelzinnige antiracistische en antikoloniale opstellingen.
Een oplossing op de ‘sociale druk’ om volgens een orthodoxe Islamitische ‘way of life’ te leven ligt in het zichtbaar maken van de diversiteit van de moslimgemeenschap. De Islam kent een rijkdom aan filosofische en theologische geschriften die maar al te vaak ongekend blijven voor vele tweede-generatie jongeren in West-Europa. Bovendien is het gebrek aan alternatieve kanalen; zoals de Nederlandse Moslim Omroep – waarin de diversiteit van het islamitische erfgoed en de moslimgemeenschap aan bod kan komen; problematisch. Het is niet via De Morgen, die maar een kleine elite van de Maghrebijnse gemeenschap bereikt, dat dergelijke ‘interne’ debatten kunnen worden gevoerd. Alternatieve ruimtes moeten worden gecreëerd, die een breed draagvlak hebben, en waar er op een genuanceerde manier kan worden gesproken rond zaken die de moslimgemeenschap – als gemeenschap – aanbelangen.
En om een ‘seculiere’ weg binnen de Maghrebijnse gemeenschap te ‘openen’ is geen strijd tegen ‘de politieke islam’ nodig, maar juist een meer doortastende en verregaande antiracistische strijd, dit vertrekkende vanuit een duidelijke profilering van de eigen identiteit en seculiere achtergrond. Een seculier alternatief heeft daarom enkel kans tot slagen indien het de legitimiteit van de politieke islam aanvaardt – in plaats van gratuite Westerse en secularistische clichés hierrond over te nemen – en zich ondubbelzinnig lieert met de antiracistische strijd. Elk seculier alternatief dat in haar antiracisme inbindt is gedoemd om te mislukken; net zoals de seculiere elites in de Arabische wereld hun legimiteit als sneeuw voor de zon hebben zien smelten omwille van hun verregaande pro-westerse houding.
De Fraihi’s vergissen zich dus als zij denken dat media- stunten, zoals het interview in De Morgen of de artikelenreeks in Het Nieuwsblad, het ‘extremisme’ of het ‘conservatisme’ binnen de Maghrebijnse gemeenschap zal doen dalen. Waar het wel toe zou kunnen leiden is een nog grotere bevestiging van de achterlijkheid van moslims, meer legitimiteit voor een maatschappelijke verrechtsing, een toenemende vervreemding van de Maghrebijnse achterban, en een versterking van de polariteit: ofwel is men ‘progressief’, ‘seculier’ en aanhanger van een ‘rechts’ discours rond multiculturalisme; ofwel is men ‘conservatief’, ‘islamistisch’, ‘extremistisch’ en tegenstander van ditzelfde ‘rechts’ discours. Over ‘extreme’ keuzes gesproken…
Nadia Fadil
5/04/06
(Uitpers, nr. 75, 7de jg., mei 2006)
(1) In het kader van mijn proefschrift heb ik interviews met tweede-generatie Belgische Maghrebijnen afgenomen over hun religieuze beleving. De religieuze profielen waren uiteenlopend, gaande van de meest orthodoxe tot de meest atheïstische. Deze tekst heeft echter geen ‘wetenschappelijke’ pretenties, en is vooral een persoonlijke tussenkomst rond deze materie.