Dit is de zoveelste commentaar op het gewelddadige conflict dat is losgebarsten naar aanleiding van de Deense cartoons die de Profeet Mohammed afbeeldden in september 2005. Alle partijen waren uitermate verontwaardigd en dit heeft zich op verschillende manieren geuit: het in brand steken van ambassades, sterven in Afghanistan en het onophoudelijk herpubliceren van de Profeet in de één of andere ludieke gedaante.
De meesten onder ons zijn het er ondertussen wel over eens dat dit conflict eigenlijk door middel van een debat of dialoog moet beslecht worden. In wat volgt wil ik bijgedragen aan deze dialoog door ons zelfbeeld van verlichte en moderne burgers aan te kaarten.
In het debat rond de cartoons werd impliciet – en te vaak ook expliciet – het grote verschil onderstreept tussen ons en ‘die gewelddadige’ moslims. In feite is er echter geen fundamenteel verschil. Niet omdat wij diep van binnen ‘zo slecht’ zijn als hen of omdat zij ‘bijna zo goed’ zijn als ons. Neen, eigenlijk leven we allen gewoon volgens bepaalde dogma’s die onze samenleving sturen. In dit conflict zijn elementen van verschillende dogma’s op elkaar gebotst of frontaal op elkaar afgestuurd.
Laten we even teruggrijpen naar de aanleiding van de protesten. Daar zien we dat de Profeet niet alleen op papier werd gezet, – hoewel dit is op zich al problematisch binnen de Islam, is het zeker niet onoverkomelijk als het uit de pen van een nietsvermoedende niet-moslim vloeit – , maar dat hij in direct verband gebracht werd met geweld en terrorisme. Daar zorgde de prachtige ‘bomtulband’ voor. De satirische en samenlevingskritische boodschap die daaruit kan gedistilleerd worden is zeer duidelijk en zeker niet onpertinent.
Aan de ene kant valt het moeilijk te ontkennen dat de Islam, net als alle andere religies en dogma’s, gebruikt en misbruikt wordt om terechte en minder terechte strijden te voeren. Een terrorist afbeelden of fotograferen terwijl hij of zij zwaait met een bijbel of een koran kan in die zin een kritisch-informatieve rol vervullen (zoals het ook een stereotyperende-discriminerende rol kan spelen). Aan de andere kant zou het afbeelden van Jezus of Boeddha met een machete in de hand, aan het stuur van een witte fosfor strooiende bommenwerper of terwijl ze de gaskraan opendraaien, meteen al tot een fundamenteel andere orde behoren.
Alhoewel,…dit is misschien geen goed voorbeeld, want in onze geseculariseerde samenleving is het beeld van een gewapende Jezus nauwelijks choquerend en voor velen eerder een satirisch-educatieve voorstelling die duidelijk maakt hoe religies bijdragen tot ellende en vernieling; de geschiedenis heeft het ons tenslotte al vaak genoeg getoond. Indien we dus een echte dialoog willen aangaan in deze kwestie moeten we een voorbeeld vinden waarin waarden of overtuigingen die zelfs voor onze ‘moderne’ samenleving een heilige koe zijn, worden aangekaart.
Gelukkig is zo’n voorbeeld in dit geval heel gemakkelijk te vinden, met name in het actuele conflict zelf. De hele heisa is namelijk evenzeer gestoeld op de verontwaardigde reacties van bepaalde actoren in de moslim wereld als die van de moderne Europeaan. Deze laatste voelt zich evenzeer aangetast in zijn of haar diep geloof in de fundamentele vrijheden van onze democratische samenleving als de religieuze moslim door de cartoons. U zou onmiddellijk kunnen zeggen dat cartoons die de draak steken met ‘onze’ fundamentele vrijheden nooit zo’n felle reacties zouden losweken. Waar. Niet omdat we van nature vredelievender zijn, maar eerder omdat satire of spot zelf, grenzeloos en op dagdagelijkse basis, deel uitmaken van onze moderne samenleving; het zijn methodes die in die waarden zelf vervat zitten. Op het moment echter dat ‘onze’ waarden werden aangevallen door middel van boycots die een deel van de westerse economie viseerden, is de verontwaardiging snel en automatisch komen opzetten. (Wanneer wij economische sancties opleggen aan ‘bepaalde’ landen omdat ze niet volgens ‘onze’ waarden door het leven gaan, is het uiteraard wel gerechtvaardigd.) Niet alleen omwille van het feit dat een daad van een Deense cartoonist veralgemeend werd naar de Deense overheid en vervolgens naar de alle Denen, alle Scandinaviërs, Europeanen en tenslotte alle Westerlingen. De verontwaardiging is nog meer gestegen, en terechter ook, vanaf het moment waarop ‘onze’ waarden met fysiek geweld werden betwist. (In tussentijd blijft het wel normaal dat we bepaalde landen met het oog op de fundamentele vrijheden bombarderen en er zo zeker van zijn dat het geweld nooit meer tot in onze superieure moderne samenleving geraakt.)
De blinde vlek in onze analyse van het huidige conflict is dat we ons als zo fundamenteel anders, moderner, geëmancipeerder, vrijer en rationeler beschouwen als ‘die gewelddadige’ moslims die ons willen beroven van ‘onze’ meest fundamentele vrijheden. Het tragische is dat wij in onze ongenuanceerde verontwaardiging net als de woedende massa ten eerste bespeeld worden door of toevallig perfect inspelen op de agenda van politieke strekkingen waar we niet per se iets mee te maken hebben. Ten tweede is onze reactie, net als die van hen, buitensporig omdat we ons vast al langer dan vandaag bedreigd of onderdrukt voelen. Wie zich bij ons reeds geruime tijd stoort aan de moslim medeburgers uit angst of frustratie, ervaart de recente gebeurtenissen als het zoveelste bewijs dat het zo toch echt niet langer kan. Een zelfde gevoel leeft in de landen waar het protest het hevigste was. De dominante positie van het Westen in de wereld met het daarbijbehorende superioriteitscomplex is over de jaren heen een belangrijke voedingsbodem voor geweld gebleken. De Westerse positie bracht ons welstand en stabiliteit terwijl dit voor vele andere landen vaak het omgekeerde betekende. Het feit dat wij, in termen van welstand en stabiliteit, veel meer te verliezen hebben, verklaart voor een groot deel waarom we zelf niet spontaan tot fysiek geweld zijn over gegaan.
De blinde vlek zorgt er tenslotte voor dat we niet zien dat we ‘onze’ vrijheden, door ermee te zwaaien als de ultieme waarheid, tot een religie hebben verheven die bijgevolg ook de geschiedenis zal ingaan als een onderdrukkend dogma en een voedingsbodem voor conflict. Het is tijd dat we wakker worden uit onze superieure droom, beseffen dat ook wij, net als zoveel andere geloofsvoorschriften en ideologieën, dogma’s hebben waarvan we denken dat die onze samenleving op de beste manier ordenen. Dit besef houdt niet in dat deze dogma’s slecht zijn of moeten afgevoerd worden. Het betekent dat ze in een democratische samenleving (laten we in deze uiteenzetting even niet aan de absolute waarde van de democratie raken, het zou te ingewikkeld worden) nooit zondermeer en voor eeuwig als absoluut op tafel kunnen gesmeten worden. Democratie impliceert een dialoog, gevoerd op gelijke voet met de verschillende andere dogma’s en ideologieën om uit te zoeken op welke manier of welke dogma’s de bestaande samenleving in beste banen zouden leiden. De fundamentele vrijheden zijn niet absoluut, niet alleen omdat ze dat op papier al niet zijn, maar ook omdat ze niet a priori de beste samenlevingsvorm kunnen garanderen. Dit is in de eerste plaats omdat de samenleving constant verandert en bij gevolg aanhoudend nieuwe behoeften heeft. De huidige Europese burger is niet allochtoon, noch autochtoon, seizoenarbeider of migrant. Het individu op het Europese grondgebied, zowel de burger als de niet-burger, is vandaag de dag christen, atheïst, moslim, boeddhist, agnost en/of seculier, en de wetten die het samenleven van deze individuen in goede banen moeten leiden moeten zich daaraan aanpassen, niet andersom. De burgemeester van Mechelen zei onlangs op het journaal dat onze samenleving moet gebouwd worden op de fundamentele vrijheden, en dat de mensen zich daaraan moeten aanpassen. Zo’n uitspraak doet opvallend veel denken aan religies die met behulp van dogma’s zichzelf in stand houden. Het ‘verlichtende’ aspect van de mensenrechten is nu net dat de rechten er zijn voor het welzijn van de mens en niet andersom. De gezonde beleving van een godsdienst of een overtuiging heeft dezelfde functies: om de mensen te bevrijden, te troosten of moed te geven, kortom, een middel om een goed leven te leiden. Als we vandaag niet in staat zijn om zelf ‘onze’ vrijheden kritisch in vraag te stellen, zullen anderen het voor ons doen. We zullen zo in een conflict belanden waarvan we niet eens doorhebben dat het een godsdienstoorlog is, en dat wij de ‘andere’ godsdienst zijn. Het ergste is dat we op dat moment niet eens zullen weten hoe we het geweld moeten doen ophouden.
Olivia Umurerwa Rutazibwa
(Uitpers, nr. 74, 7de jg., april 2006)