Robert Verdussen. Naïm Khader. Prophète foudroyé du peuple palestinien (1939-1981).Ed. Le Cri, Brussel, 2001. 268 blz
Twintig jaar geleden, op 1 juni 1981, om 9 uur ‘s ochtends, werd Naïm Khader, de vertegenwoordiger van de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO), voor zijn woning in Brussel met zeven revolverschoten omgebracht. Deze verjaardag was de aanleiding voor Robert Verdussen, tot zijn recente pensionering de eminente specialist van La Libre Belgique voor het Nabije Oosten, een boek te wijden aan Naïm Khader, die hij van nabij zeer goed heeft gekend.
Wie vermoordde Naïm Khader? Twintig jaar na de feiten is dit nog steeds niet duidelijk. Zowel Israëlische agenten als Palestijnse dissidenten van Abou Nidal vermoordden eerder een aantal vertegenwoordigers van de PLO in Europa. Zowel Israël als Palestijnse en Arabische extremisten hadden hun redenen.
De Palestijnse en Arabische nationalisten namen het niet dat de PLO van Yasser Arafat na de oktoberoorlog van 1973 een ommezwaai had gemaakt: van een niet-religieuze staat in heel Palestina naar een Palestijnse mini-staat op elk deel van Palestina dat bevrijd zou worden (in principe als eerste stap naar deniet-religieuze staat, maar in praktijk…). En in dit kader had Naïm Khader contacten met joden en Israëli’s.
Israël van zijn kant maakte zich enorme zorgen over de steeds toenemende sympatie voor de Palestijnen in Europa, iets waar Naïm Khader een grote rol in had gespeeld. Als vertegenwoordiger van de PLO in België en bij de Europese Gemeenschap had hij een belangrijk aandeel in de Verklaring van Venetië (van 12 en 13 juni 1980), waarin werd gepleit voor de erkenning van de wettige rechten van het Palestijnse volk. Meer nog, de Verklaring stelde dat het Palestijnse probleem, dat geen eenvouding vluchtelingenprobleem is, een rechtvaardige oplossing moet krijgen. En dat het Palestijnse volk in staat moet worden gesteld volop zijn recht op zelfbeschikking uit te oefenen. Iets waarmee Israël het volledig oneens mee was. Evenmin als met de bijkomende verklaring dat de PLO bij de (vredes)onderhandelingen moest worden betrokken.
Ook stond Naïm Khader op het punt tot vertegenwoordiger van de PLO in Parijs te worden benoemd, waar François Mitterrand president was geworden en links de wetgevende verkiezingen had gewonnen. Claude Cheysson, met wie Naïm Khader in Brussel een goede verstandhouding had opgebouwd, werd minister van Buitenlandse Zaken. De traditionele pro-Iraëlische houding van de Franse socialisten leek in het gedrang te komen.
Van de Belgische justitie kan niet worden gezegd dat ze echt haar best deed om het raadsel op te lossen. Ze was verdacht laat om het onderzoek te beginnen. Het Israëlische spoor werd gewoonweg niet onderzocht. En het bleek al snel dat Naïm Khader weinig of geen bescherming genoot. Men concentreerde zich op de gelijkenissen met een moord in Wenen en bracht daarvoor een Irakees van Palestijnse afkomst, Hesjam Rajeh, in maart 1999 voor het assissenhof, alhoewel hij al vier jaar eerder was uitgeleverd en in februari 1996 in voorlopige vrijheid werd gesteld. De weduwe van Naïm Khader, Bernadette Reynebeau, probeerde -vergeefs – de schuld van de verdachte aan te tonen. Maar Hesjam Rajeh werd vrijgesproken door de jury.
Het feit dat hij drie jaar eerder al in voorlopige vrijheid was gesteld, wijst erop dat justitie niet geloofde in zijn schuld. Verdussen vermeldt het niet maar, maar Arabische diplomaten die het proces bijwoonden zeggen vanaf het eerste ogenblik te hebben gezien dat het hen hoogst onwaarschijnlijk leek dat Hesjam Rajeh iets met de moord te maken had. Kortom, voor hen was het proces een louche zaak. Zelf ontkende Rajeh ten stelligste zijn schuld en als bewijs daarvoor wees hij erop dat hij drie jaar lang de kans had gehad te vluchten, maar dat niet had gedaan. De conclusie dringt zich op: een showproces om andere sporen te verdoezelen? En wellicht de hoop de verdenking in één bepaalde richting te sturen omdat de voorlopig vrijgelaten verdachte wel de benen zou nemen…? Gezien de uitstekende relaties tussen België en Israël en hun respectieve geheime diensten geen onredelijke hypothese.
We hebben het hier uitvoerig gehad over de moord en de mogelijke daders. Maar het grootste deel van het boek is niet daaraan gewijd. Het is een echte, volledige biografie van Naïm Khader. Van zijn jeugd in Zababdeh, op de westelijke Jordaanover, in 1939. Over zijn studies aan het seminarie te Beit Jala (een plaats bij Bethlehem, die sedert het uitbreken van de Al Aqsa-intifada herhaaldelijk in het nieuws is geweest), tot zijn aankomst in Leuven in 1966 – in het spoor van zijn broer Bichara (nu professor aan de UCL) die er eerder toevallig na een tegenvallend verblijf in Parijs was gearriveerd.
In 1967 ging Israël in de zesdaagse oorlog over tot de verovering van het deel van Palestina dat het nog niet in handen had (plus de Syrische Golan-hoogten en de Egyptische Sinaï-woestijn). Dat betekende een keerpunt in het leven van Naïm Khader, die zich sedertdien aan het bevorderen van de Palestijnse zaak ging wijden. Met groot succes, ondanks alle tegenstand, zoals ondergetekende kan getuigen. Als vertegenwoordiger van de PLO in Brussel volgde hij in 1974 de evolutie van de organisatie naar een Palestijnse ministaat. Iets waaraan het boek uitvoerig en klaar aandacht besteedt.
Naïm Khader was een eminent intellectueel, een begaafd diplomaat, onverstoorbaar onder elke kritiek – hij werd meer dan eens uitgescholden in het publiek -, kortom een buitengewoon intelligente en succesvolle verdediger van het Palestijnse volk en zijn rechten. Het lijdt geen twijfel dat hij om die reden werd vermoord.
Paul Vanden Bavière
(Uitpers, juli-augustus 2001)