Officieel eindigde de Koude Oorlog tussen het Westen en het Sovjet-blok na de ineenstorting van de Sovjet-Unie op 31 december 1991. Maar de voorbije maanden zijn de spanningen en wrijvingen tussen Rusland en het Westen zodanig opgelopen dat er wordt gesproken over een nieuwe Koude Oorlog.
Maar de vraag is of de Koude Oorlog ooit echt geëindigd is. Hij is inderdaad wel geëindigd, in de zin dat er een einde gekomen is aan een wereldwijde confrontatie op ideologische grondslag tussen twee grootmachten en hun twee blokken – grosso modo een kapitalistisch en een socialistisch, het Westen en het Oostblok. Een confrontatie die eigenlijk niet echt “koud” kon worden genoemd. Tussen het Westen en de Sovjet-Unie was ze dat wel omdat beide blokken elkaar in evenwicht hielden. Er was voldoende wederzijdse afschrikking om elkaar in bedwang te houden en zodoende een ongetwijfeld voor de wereld catastrofale frontale botsing te vermijden.
Maar in de Derde Wereld was de indirecte oorlog tussen beide dikwijls heet, zeer heet. Miljoenen mensen kwamen daar bij om. De laatste grote indirecte confrontatie speelde zich af in Afghanistan van 1979 tot 1989, waar de Russen na hun interventie in het land af te rekenen kregen met een door westers geld, wapens en islamitische strijders gesteund verzet. Daarbij kwamen naar schatting één miljoen van de dertien miljoen Afghanen om het leven en moesten er vijf miljoen op de vlucht gaan.
Andere theaters van de confrontatie waren, onder meer, Vietnam, Cambodja (waar China en het Westen samenwerkten met de moorddadige Rode Khmers tegen het door Vietnam, een bondgenoot van de Sovjet-Unie, geïnstalleerde bewind), het Midden-Oosten en Afrika. Op dat laatste continent, in het bijzonder in zuidelijk Afrika, waar pas met het einde van de apartheid in 1993, de confrontatie voorbij was, waren er steevast door Moskou en door Washington gesteunde bevrijdingsbewegingen. Een situatie die nog gecompliceerder werd toen er na de breuk tussen de Sovjet-Unie en China in 1960 ook nog eens door Peking gesteunde bevrijdingsbewegingen bijkwamen. De diverse groepen pakten niet alleen de koloniale machten en minderheidsregimes aan, maar vochten ook onderling oorlogen uit.
Het was de Russische president Boris Jeltsin die de Sovjet-Unie formeel ontbond. Ten gevolge daarvan werden de Oost- en Centraal-Europese, Kaukasische en Centraal-Aziatische republieken onafhankelijk. In principe stond er niets een constructieve samenwerking tussen Rusland en het Westen nog in de weg. Jeltsin was immers een vriend, wiens “privatiseringen” (eerder verkwanselen van de nationale rijkdommen aan wat later de ‘oligarchen’ werden genoemd – er kan een parallel worden getrokken met de dubieuze wijze waarop de concentratie van de economische macht in weinige handen in de VS gebeurde vanaf de 19de eeuw) werden toegejuicht, evenals zijn staatsgreep van 1993 tegen het democratisch gekozen parlement.
Maar niettemin bleef het nu eenmaal een feit dat Rusland het grootste land ter wereld is en over enorme rijkdommen beschikt. Het zou sowieso een potentiële rivaal blijven voor de Verenigde Staten, waar de neocons besloten hadden dat de 21ste eeuw ook een Amerikaanse eeuw zou blijven en dus de opkomst van nieuwe machtscentra (Europa, Rusland en China) moest worden verhinderd. Met Europa was dat geen probleem, dat gedroeg en gedraagt zich als een vazal van Washington, die af en toe wel eens in beperkte mate (zoals in het geval van de oorlog tegen Irak in 2003) mag tegensputteren. Wat Rusland en China betreft werden hier en daar blauwdrukken gemaakt om die twee landen uiteen te doen vallen.
Rusland werd, ondanks de retoriek over vriendschap, ‘strategisch partnerschap’, lidmaatschap van de G7 (de groep van zeven rijkste landen), zijn rol in het “Partnerschap voor vrede” van de NAVO enz. in het kader van de politiek van de “Amerikaanse eeuw” toch constant tegengewerkt. Na de val van de Sovjet-Unie werden er westerse “economische adviseurs” naar Moskou gestuurd om “marktgerichte hervormingen” te gaan doorvoeren. Het resultaat van hun adviezen was dat Rusland economisch helemaal ineenstortte – volgens menig waarnemer was dat ook de bedoeling van die adviseurs en hun opdrachtgevers. Het land begon torenhoge buitenlandse schulden op te stapelen, de vrije val van de roebel zorgde ervoor dat de meeste Russen hun spaarcenten kwijtraakten en de levensstandaard ineenstortte, wat dan weer leidde tot een verlaging van de levensverwachting van de Russen en een vermindering van de bevolking.
De invloed van Rusland werd systematisch ondermijnd in het Gemenebest van Onafhankelijke Staten (GOS), het samenwerkingsverband waarmee Moskou poogde om toch iets over te houden van de voormalige banden. Anti-Russisch was de aanleg van dikwijls onrendabele olie- en gaspijpleidingen, zoals die van Bakoe (Azerbeidzjan) naar Ceyhan in Turkije, met de bedoeling de energiebevoorrading zoveel mogelijk aan de greep van Moskou (en ook van Iran) te onttrekken. Tegelijk werd getracht controle te krijgen over de olie- en gasproductie, ten nadele van Moskou.
Daarnaast begon Washington invloed te zoeken in de voormalige lidstaten van de Sovjet-Unie, die nog redelijk goede relaties hadden met Moskou. Zo werden “revoluties” gefinancierd in Georgië en Oekraïne. In het eerste land werd dit een succes. Nog vóór de revolutie hadden de Amerikanen al basissen gekregen in het land, officieel ter bestrijding van het terrorisme van uit Tsjetsjenië afkomstige islamisten maar volgens sommigen om van daaruit wapens te bezorgen aan de Tsjetsjenen in hun strijd tegen Moskou. In Oekraïne lukte het niet helemaal: de verdreven president kon terugkeren, eerste minister worden en het land terug op een evenwichtiger koers brengen.
In Centraal-Azië waren de aanslagen op de Twin Towers in New York op 11 september 2000 een gedroomde kans om een stevige voet aan de grond te krijgen. Niet alleen vielen de Amerikanen met hun Navo-bondgenoten Afghanistan – al in de 19de eeuw het toneel van Oost-West-rivaliteit, toen tussen Rusland en Groot-Brittannië – binnen, ze maakten van de gelegenheid gebruik om militaire basissen op te richten in verscheidene Centraal-Aziatische republieken. Iets waarbij Rusland en China zich niet goed voelen.
In de strijd tegen Rusland werden ook de bondgenoten ingeschakeld. De Noord-Atlantische Verdragsorganisatie probeert zoveel mogelijk voormalige Oostbloklanden binnen te halen, een actie die duidelijk tegen Rusland gericht is en daar dan ook niet wordt geapprecieerd. Dat komt immers neer op een indringen in wat de Russen als hun traditionele invloedssfeer beschouwen. Het is ook een bedreiging van hun veiligheid. Het voorbeeld van de NAVO werd gevolgd door de Europese Unie, die ook leden begon te werven onder de ex-Oostbloklanden, ook al zijn die daar helemaal niet klaar voor. Bovendien dwingt de expansiedrift de Europese Unie tot discriminatie van zijn eigen lidstaten. De nieuwbakken leden kunnen bv. immers niet rekenen op gelijke behandeling van hun landbouw. Want de EU heeft daar het geld niet voor. Maar het gaat hier om een strategische optie tegen Rusland, een optie die een aantal lidstaten, waaronder België, ertoe aanzet ook voluit te ijveren voor lidmaatschap van Turkije, ook al deelt dat land niet “de Europese waarden” (o.m. eerbiediging van de rechten van de mensen) zoals België die in het Verdrag van Nice liet opnemen. Turkije is immers belangrijk als westerse gendarm. En daar moeten alle waarden voor wijken. Alles samen lijkt de EU zichzelf te reduceren tot een financieel-economische component van “het Westen”, dat wordt geleid door de Verenigde Staten. De NAVO is er de militaire component van en heeft, op verzoek van Washington, plannen om wereldwijd te gaan opereren.
De spanningen tussen Rusland en het Westen zijn de voorbije maanden ernstig toegenomen door de Amerikaanse plannen om in het kader van een verdediging tegen raketten, in Polen en in Tsjechië respectievelijk afweerraketten en radars te plaatsen. De Amerikanen houden vol dat die installaties gericht zijn tegen een toekomstige rakettenbedreiging door “schurkenstaten” als Noord-Korea en Iran, ook al liggen die landen duizenden kilometer ver weg. Rusland ligt daarentegen vlakbij. Geen wonder dat Moskou er een bedreiging van zijn rakettenarsenaal in ziet en een poging een nieuwe bewapeningswedloop uit te lokken, wat de Amerikanen ook mogen beweren.
In het licht van het voorgaande kan men zeggen dat de koude oorlog, maar dan in de betekenis van de confrontatie van het Westen tegen Rusland, nooit is geëindigd. En hij kan volop hernemen ten gevolge van het onverwachte herstel van Rusland, dat in de loop van de voorbije eeuwen al meermaals bewees dat het uit diepe putten kon kruipen. Ditmaal zijn het de enorme stijgingen van de prijzen van grondstoffen en energie, die Rusland weer op de wereldkaart hebben gezet. Dat liet het land toe zijn buitenlandse schulden vervroegd terug te betalen, zodat de westerse chantagetechnieken via instellingen als het Internationaal Muntfonds niet meer werken. Ook heeft Rusland met Poetin een president met allure. Het contrast met zijn voorganger Jeltsjin, die niet anders was dan een meestal dronken paljas, is enorm.
Rusland heeft opnieuw zelfvertrouwen gekregen en is niet langer bereid zich te laten doen. Poetin las de Amerikanen de les op een veiligheidsconferentie in München in februari. Hij hekelde het Amerikaanse unilateralisme en noemde dat een heel gevaarlijke politiek. Hij maakte ook duidelijk dat Rusland een deel van zijn vroeger gewicht heeft teruggevonden. Met een reis naar enkele Arabische satellietstaten van Washington (Saoedi-Arabië, Qatar en Jordanië) na zijn toespraak in München bewees hij, dat ook hij zich in de invloedssfeer van de andere kan begeven. Eén van de initiatieven die Poetin heeft genomen, en die door het energiehongerige Westen met lede ogen worden aanzien, is die van de oprichting van een organisatie van gas producerende landen, een soort tegenhanger van de OPEC (Organisatie van Olie-exporterende landen). Daarvoor heeft hij al de steun gekregen van Algerije en er wordt gepraat met Iran en Qatar, twee van de belangrijkste gas-exporterende landen. Het is een tegenzet tegen de pogingen van de Europese Unie Rusland als een onbetrouwbare energieleverancier af te schilderen en tegen haar pogingen om greep te krijgen op de productie in Rusland via het verplicht toelaten van buitenlandse investeringen in de sector.
Kortom, er broeit wat. Laat ons hopen dat de westerse en Russische leiders de lessen uit de geschiedenis van de voorbije zestig jaar trekken en een zinloze confrontatie zullen proberen vermijden en dat het ten hoogste bij een koude vrede blijft in plaats van dat een koude oorlog wordt. Wat Rusland betreft is het afwachten wie Poetin volgend jaar als president zal opvolgen. In Washington zitten we nog twee jaar met een gevaarlijke president, George Bush jr., die de steun heeft van de neoconservatieven en de christelijke fundamentalisten – mensen die niet voor rede vatbaar zijn. Niet alleen heeft Bush de VS in een catastrofaal avontuur gestort door de invasie van Irak, maar hij denkt aan een vlucht vooruit door nog meer troepen te sturen en eventueel zelfs de oorlog uit te breiden tot Iran.
(Uitpers, nr. 84, 8ste jg., maart 2007)