Miriam Sluis, Een koloniale speeltuin, de Antillen achter de schermen, Prometheus NRC boeken, 2010, 262 blz. ISBN 9789044616057, prijs 19,95 euro
10.10.10 was een magische datum voor de Nederlandse Antillen. Niet alleen voor trouwlustigen die met ronde getallen wilden beginnen, maar ook voor afscheidnemers van de politieke entiteit die het Caraïbische deel van overzees Nederland vormde. Miriam Sluis schreef naar aanleiding daarvan een boek.
De Nederlandse journaliste Miriam Sluis is correspondent voor NRC Handelsblad en NOS Nieuws op de Nederlandse Antillen en Aruba en schreef in 2004 De Antillen bestaan niet. Zij beschrijft daarin wat zij noemt De nadagen van een fictief land. Ten dele is Zoutrif uit 2008 een voortzetting van het politiek uiteenvallen van de Nederlandse Antillen, maar dan alleen bekeken vanuit Curaçao en het verleden van dat eiland. Sluis is de geschikte persoon om over die ‘koloniale speeltuin’ te schrijven, want ze woont al bijna vijftien jaar op Curaçao, het grootste en rumoerigste eiland van de ex-Nederlandse Antillen.
Vóór 10.10.10
Wat ging er vooraf aan 10.10.10? Het Koninkrijk der Nederlanden was in het verleden niet alleen dat lage polderland aan de Noordzee, maar bestond ook uit overzeese gebieden die het ‘moederland’ qua grootte en bevolking ver achter zich lieten. Dat is in de loop der jaren flink veranderd. Indonesië (1945-1948) en Suriname (1975), die ooit bij dat Koninkrijk hoorden, vertrokken helemaal. Als grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden regelde het Statuut van 1954 de machtsverhoudingen tussen Nederland aan de ene kant en de Nederlandse Antillen – en toen nog Suriname – aan de andere. De benedenwindse eilanden Aruba (100.000 inwoners), Bonaire (10.000) en Curaçao (150.000) zijn in oppervlakte stuk voor stuk niet veel groter dan het Waddeneiland Texel. De bovenwindse eilanden Sint Maarten (45000) en zeker Sint-Eustatius (2300), en Saba (1500) zijn niet meer dan molshopen in de Caribische Zee. Tussen de ABC-eilanden en de SSS-eilanden liggen negenhonderd kilometer Cariben en een zee van verschil. In 1986 maakte Aruba zich los uit de Nederlandse Antillen en verkreeg het een autonome status als land dat toch deel bleef uitmaken van het Koninkrijk. Dit hield in dat Aruba de status van Land binnen het Koninkrijk verkreeg. Tegelijk werd afgesproken dat Aruba op 1 januari 1996 onafhankelijk zou worden. In 1994 werd echter op verzoek van Aruba het vooruitzicht op onafhankelijkheid voor Aruba geschrapt. Dat was de eerste van de zes kleine negertjes. De bevolking van Sint-Maarten koos in 2000 voor een status aparte. Dat was de tweede domino die viel. “De Antillen bestaan niet meer,” constateerde VVD-leider van Aartsen tijdens een werkbezoek van de fractievoorzitters van de Tweede Kamer aan de Nederlandse Antillen op het einde van 2003 en dat werd dan ook de titel van Sluis’ eerste boek. En dan moest dominosteen Bonaire nog volgen, want in september 2004 spraken ook de Bonaireanen zich uit voor opheffing van de Antillen en directe banden met Nederland. Na een voorafgaande volksraadpleging werd op 2 november 2006 tussen Nederland, Curaçao en Sint-Maarten een akkoord gesloten, op grond waarvan deze twee eilanden een status aparte binnen het Koninkrijk zouden krijgen, vergelijkbaar met die van Aruba. Eerder waren al afspraken gemaakt waarbij Saba, Sint Eustatius en Bonaire de status van openbaar lichaam zouden krijgen, vergelijkbaar met die van een Nederlandse gemeente. De Nederlandse wetgeving komt daar onder voorwaarden in de plaats van de Antilliaanse. De inwoners mogen stemmen voor de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Curaçao en Sint Maarten behouden hun eigen wetgeving. Er komt een Gemeenschappelijk Hof van Justitie voor Nederland, Curaçao en Sint Maarten. Nederland neemt de schulden van de Antillen (4 miljard Antilliaanse guldens) over. In ruil daarvoor mogen de eilanden geen leningen meer afsluiten. De Nederlandse Antillen zouden als land binnen het Koninkrijk eerst op één juli 2007 en nadien op 15 december 2008 worden ontbonden, maar die data werd niet gehaald.
Vernuftige constructie
Het werd dus 10.10.10, de dag waarop Miriam Sluis haar boek beëindigt. Zij stelt: ‘Samen met Nederland zien wereldmachten (de USA en Venezuela) de Nederlands-Caraïbische eilanden als een speeltuin waarin de eigen belangen voorop staan. Ondertussen gaapt tussen de strikte Nederlandse regels en de vloeibare Caraïbische souplesse een kloof van 8000 kilometer. Daarbinnen heeft iedereen zijn eigen verhaal.’ (p. 12)Wat is er Nederlands aan de zes eilanden? Hoeveel liefde voelen koninkrijksgenoten onderling? Waarom staan Curaçaose jongeren op straathoeken van Nederlandse steden en hoe raakten de staatkundige veranderingen de ziel van de eilanden? Dat zijn de vragen waarmee Miriam Sluis op pad gaat naar de zes eilanden en naar Nederland of, anders gezegd: haar zoektocht naar de Antillen achter de schermen van de grote politiek. Haar boek is zo geconstrueerd dat je als lezer voordurend geconfronteerd wordt met twee niveaus: enerzijds is zij voortdurend zelf aanwezig als rondreizende en participerende journaliste waardoor je als lezer de okselgeur, maar ook de verzuchtingen van de Antilliaan en de freewheelende blanke Nederlander meekrijgt, maar anderzijds krijg je via goed uitgebalanceerde kaderstukjes ook een helder beeld van de algemeen politieke ontwikkelingen. In een mooi kaderstukje maakte zij een verrassende vergelijking tussen de Nederlandse politicus Geert Wilders en de Curaçaose partijleider Helmin Wiels van Pueblo Soberano (PS). ‘Wilders en Wiels benoemen beiden maatschappelijke problemen die door de lokale elite lange tijd onder het tapijt zijn geschoven. Waar Nederlanders zich bedreigd voelen door de Antilliaanse en Marokkaanse socio-economische onderklasse, ervaren Curaçaoënaren een toestromende groep rijke Nederlanders als een gevaar.’ (p. 42) Op een aantal plaatsen in het boek laat Sluis ook ‘de stem van het volk’ horen door gebruik te maken van cursief gedrukte ik-constructies waarin zij een verteller aan het woord laat over het eigen levensverhaal.
País Kórsou
Op het einde van de rit trekt Sluis ook naar de Bijlmer in het zuidoosten van Amsterdam waar zij een stukje Curaçao ontmoet. ‘In scherp contrast komt de gemiddelde gekleurde inwoner van de Bijlmer me als vertrouwd voor. In de dreven van de Bijlmer is de sfeer dezelfde als op Curaçao. Het enige verschil: Curaçaoënaars zijn hier verpakt in dikke jassen. En ze lopen harder, om de metro te halen.’ (p. 226) Miriam Sluis doet hiermee eigenlijk een bekentenis: door haar lange aanwezigheid op Curaçao heeft zij een ander perspectief gekregen op het land waar zij vandaan komt. Zij kijkt meer als een Curaçaoënaar. Zij behoort tot het País Kórsou, waarschijnlijk meer dan tot Nederland. Dat blijkt ondermeer uit haar bezielde beschrijvingen van het dorp St-Willibrordus op Curaçao waar zij zelf woont.
Als bewoner van Curaçao wordt de auteur ook geconfronteerd met de aanwezigheid van Amerikaanse FOL-vliegtuigen die van op de luchthaven Hato in het Caraïbische opereren en tot grote tegenzin van Chávez uitkijken naar wat er enkele kilometers verder op Venezolaans grondgebied gebeurt. Sluis zegt in haar slotwoord dat zij zeker geen complottheorieën wil versterken of angst wil kweken, maar dat zij een overzicht wil geven van de bevolking van de Antillen tijdens de laatste jaren van het land. Daarin is zij ten zeerste geslaagd.
(Uitpers
nr. 131, 12de jg., mei 2011)U kunt dit boek via de link hieronder rechtstreeks bestellen bij:
en wie via Uitpers bestelt, helpt Uitpers!
De link:
http://www.groenewaterman.be/anne/index.dll?webpage=index.htm&inpartcode=969278&refsource=uitpers