William Grigsby is een Nicaraguaans politiek analist en journalist (voormalig hoofdredacteur van de krant ‘El Nuevo Diario’, regisseur van ‘Radio La Primerísima’, enzovoort). Grigsby is eveneens een toegewijd revolutionair: een studentenleider in de jaren 1970, militant van het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront (FSLN) sinds 1978, oprichter van de linkse fractie binnen het FSLN en lid van het Centraal Comité ervan.
Dit jaar is het de 30ste verjaardag van de Sandinistische Revolutie (1979), het is 47 jaar geleden dat het FSLN werd opgericht en 81 jaar geleden dat Augusto C. Sandino de wapens opnam tegen de militaire aanwezigheid van de Verenigde Staten in Nicaragua (1927-1933). Daniel Ortega, de leider van het FSLN, staat sinds november 2006 opnieuw aan het hoofd van het land. Dit interview peilt naar de visie van Grigsby over de historische en recente ontwikkelingen in Nicaragua.
Jorge Capelán: Nicaragua en het FSLN zijn moeilijke onderwerpen voor Europees links. Er wordt maar weinig over geschreven en nog minder positiefs. Wat is het grootste probleem voor Europees links bij het begrijpen van de politieke ontwikkelingen in Nicaragua?
William Grigsby: Links in Europa en de Noordelijke hemisfeer in het algemeen, heeft zich nog altijd niet kunnen neerleggen bij de nederlaag van de FSLN in 1990. Het mijmert nog steeds over die tijd. Maar de werkelijkheid is dat we twintig jaar verder zijn en dat Nicaragua veel veranderd is ondertussen. Over het algemeen zijn het veranderingen in negatieve zin. Maar je kan de situatie in Nicaragua niet analyseren met hetzelfde kader als in de jaren 1980 want er zijn enorme verschillen. Het eerste verschil ligt op het subjectieve niveau. 60% van de Nicaraguaanse bevolking was nog niet geboren tijdens de revolutie en 75% van de bevolking leefde nooit onder de Somoza-dictatuur. Voor de overgrote meerderheid van de bevolking zijn zowel de revolutie als Somoza niet meer dan een verre referentie. Meer nog, een groot deel van de bevolking weet zelfs niets af van de gebeurtenissen in het land uit die tijd, of heeft er een zeer vervormd beeld van.
Het neoliberalisme van de jaren 1990 heeft een grotere apathie veroorzaakt in de maatschappij. Tegenwoordig zie je dat de overgrote meerderheid van de Nicaraguanen niet bepaald betrokken is bij sociale organisaties die het systeem willen confronteren en vechten voor rechten. Dit ondanks het feit dat de mensen fel verarmd zijn. De dagelijkse strijd is veel meer gericht op het bevredigen van de individuele noden dan de collectieve noden. Het neoliberalisme is ook zeer succesvol geweest in het wegnemen van het recht van burgers op politieke participatie, met de idee dat politiek en politici corrupt zijn. Deze ideeën zijn zodanig geïncorporeerd in de jongste generaties, dat voor velen een manier vinden om Nicaragua te verlaten, het belangrijkst is geworden in hun leven. Het systeem heeft honderdduizenden emigranten Nicaragua uitgedreven. Het is toch verschrikkelijk dat de omstandigheden in een land, de inwoners verplichten het te verlaten om te kunnen overleven.
JC: Van buitenaf hebben verschillende commentatoren allerlei kritiek, onder meer op de tactieken van het FSLN en de beperkingen van het huidige programma…
WG: We moeten van de huidige realiteit uitgaan om een nieuwe realiteit te construeren. Deze realiteit bestaat niet alleen uit de aan- of afwezigheid van machines, land en bronnen, maar ook uit mensen, waarvan de meerderheid verarmd is, gevangen zit in onwetendheid en weinig revolutionaire waarden bezit. Dat is de realiteit waar we mee moeten werken.
Ik kan al dan niet mijn twijfels hebben bij de manier waarop het FSLN functioneerde voor het aan de macht kwam, maar één ding is onbetwistbaar: het FSLN is aan de macht nu en heeft een leiderschap -gepersonaliseerd in de figuur van president Daniel Ortega- dat de laatste 19 jaar getoond heeft dat het consistent met de essentie van de strijd van het volk is omgesprongen. Er zijn hoogtes en laagtes geweest, zoals dat met elk politiek leiderschap gaat. Er zijn ook fouten gemaakt, soms zelfs zware fouten, maar het belangrijkste is nu dat het FSLN de kans heeft om daadwerkelijk iets te verwezenlijken. De acties van de FSLN-regering van de laatste jaren waren niet gericht op het brengen van een politiek project dat gelijkaardig was aan dat van hun vorige regeerperiode in de jaren 1980, maar op het uitwerken van een project dat tot doel heeft de huidige problemen aan te pakken in de realiteit van Nicaragua vandaag.
En vandaag ligt de prioriteit niet bij het bemachtigen van democratische rechten want die hebben we al. Het is ook niet de constructie van een nieuwe staat, want ondanks het feit dat die scheef getrokken is door het neoliberalisme, hebben we die ook al. Het is evenmin de constructie van een leger of een politiemacht. De prioriteit van vandaag is de honger bestrijden waar de bevolking aan lijdt. Honger in alle mogelijke opzichten: naar voedsel, naar gezondheidszorg, naar kennis, enzovoort. Als dit je prioriteit is en je hebt een precaire samenstelling van krachten in het parlement en op sociaal vlak, dan kan je die prioriteit alleen aanpakken startend van de gevestigde stand van zaken in het land.
JC: Een ander punt waar veel kritiek op komt, is de religieuze retoriek van het huidige regime.
WG: Tot een paar jaar geleden begreep ik nooit waarom de retoriek van het FSLN zo doorspekt was van de religiositeit. Maar het is mij uitgelegd door een vriend. Gedurende jaren waren de mensen arm, hongerig en voelden ze zich alleen. Hun enige toevlucht was god. De georganiseerde religie zegt dat je kalm moet blijven, geduldig, dat je je moet neerleggen bij de situatie. Door vroom te leven zullen de dingen verbeteren, door te bidden zullen de ziektes overwonnen worden, want in de hospitalen waren er geen dokters of medicamenten die je konden genezen.
Voor diegenen onder ons die van drie maaltijden per dag genieten, lijkt het meegaan in deze manier van denken een teken van onwetendheid, van achterlijkheid. Maar het is uiteraard veel complexer. Als je je bevindt in een situatie waarin je niet weet wat gedaan en je bent wanhopig, dan klamp je je vast aan religie, zeker als dit aangemoedigd wordt. Sociologische studies tonen aan dat voor 96% van de Nicaraguanen god het belangrijkste is in hun leven. Om te kunnen communiceren met een verarmd volk moet je hun taal spreken. Dat verantwoordt niet dat president Ortega en zijn vrouw Rosario Murillo soms wat te ver zijn gegaan daarin, maar vandaag is deze retoriek al veel gematigder. Een van de principiële ideologische discussies die momenteel aan de gang is in Nicaragua van, draait rond het onderwerp ‘god in de maatschappij’. De katholieke kerk bezat het concept ‘god’ volledig, niet alleen in de betekenis van god als een superieur wezen, maar ook als een symbool en vertegenwoordiger van macht. En zij waren de enige uitvoerders van die macht. Dus als Ortega en Rosario ineens zeggen “de noden van de mensen lenigen is gods mandaat uitvoeren” -dan betwisten ze de positie van de kerkelijke hiërarchie. Deze aanvechting van de kerk heeft geleid tot een serieuze discussie en het bestaan ervan helpt de recente harde kritiek van de kerk op de regering te verklaren. Ik zeg niet dat we nu allemaal theologen moeten worden, maar we zijn wel verplicht om uit te gaan van de bestaande realiteit om manieren vinden om die te kunnen veranderen.
JC: Voor velen was de revolutie van 1979 een verloren revolutie. Je hebt het vaak over de democratie, de van Somoza verloste staat en een soeverein leger. Waren dit resultaten van de revolutie?
WG: De Sandinistische revolutie was maar een fase in het Nicaraguaanse proces van nationale bevrijding, dat begon met Sandino en zelfs daarvoor met Benjamin Zeledon, die rebelleerde toen de Amerikanen het land binnenvielen. Benjamin Zeledon werd gedood in de strijd in 1912. Ik denk dat zijn dood het begin betekende van de strijd voor de bevrijding van Nicaragua. Een strijd die zijn hoogtes en laagtes heeft gekend. Na de dood van Zeledon verscheen Augusto Cesar Sandino op het toneel. Hij wilde het land bevrijden van de aanwezigheid van de VS-soldaten. Hij wilde onafhankelijkheid en nationale soevereiniteit. “De rest komt later wel”, zei hij. Toen Sandino voor het eerst in Managua arriveerde nadat de Amerikanen zich teruggetrokken hadden in februari 1933, werd hij er door de bevolking onthaald als een held, hoewel dit werd doodgezwegen door de grootste media van die tijd. Het waren ook de conservatieve media ‘outlets’ die als eerste begrepen dat ze van Sandino af moesten proberen geraken. Ze voelden dat het enthousiasme van het volk voor Sandino’s strijd, wel eens zou kunnen omslaan in iets anders. Uiteindelijk werd in het geheim de executie van Sandino bevolen door Somoza. Na de executie (1934) was er een 20-jarig intermezzo, waarin een klimaat van totale wanhoop heerste en dat pas ten einde kwam toen Rigoberto López Pérez, de dictator Somoza García vermoordde (1956). Na Somoza’s dood startte een nieuwe fase in de Nicaraguaanse geschiedenis die eindigde in 1979. Het hoogtepunt van die fase was de oprichting van het Sandinistisch Nationaal Bevrijdingsfront in 1961.
De overwinning van de revolutie op 19 juli 1979 markeerde het begin van weer een nieuwe fase. De FSLN had drie belangrijke taken te vervullen: het bemachtigen van democratische en andere vrijheden, ‘soevereiniteit’ bewerkstelligen in een land dat gedomineerd werd door de Verenigde Staten en de armoede die de bevolking teisterde overwinnen. Met Daniel Ortega als president van Nicaragua nam het FSLN deze taken op zich. In 1990 kwam de rechtse en door de VS gesteunde Nationale Oppositie Unie aan de macht. Tegen dat Ortega in november 2006 opnieuw tot president werd verkozen, was er maar een verwezenlijking intact gebleven: de bemachtiging van de vrijheden, samenhangend met de creatie van een staat met een eigen leger, een politiemacht en een institutioneel raamwerk, en het gevoel tot een natie te behoren.
De andere twee verwezenlijkingen (armoedevermindering en de realisatie van de soevereiniteit) waren teniet gedaan. Nicaragua had weliswaar haar onafhankelijkheid van de Verenigde Staten veroverd, maar de kapitalistische regeringen die aan de macht waren tussen 1990 en 2006 hebben die soevereiniteit gewillig weer opgegeven. In politiek en economisch opzicht legden ze het land immers in de handen van de Amerikaanse en Europese belangen.
JC: Maar het leiderschap tussen 1990 en 2006 kon het leger en de politie nooit volledig controleren?
WG:…onder andere, dankzij het verzet in die periode. Het waren de vakbonden die de FSLN-belangen echt verdedigden in de eerste helft van de jaren 1990. De partijstructuur van het FSLN was toen nog altijd gedesoriënteerd. Industriële arbeiders, boeren en plattelandsarbeiders, Sandinisten of niet, kwamen op straat en verdedigden het FSLN. In deze moeilijke jaren maakte Daniel [Ortega] deel uit van het historisch leiderschap dat op de voorgrond van deze beweging te zien was. Het was toen, en niet als president in de jaren 1980, dat hij autoriteit verwierf binnen de Sandinistische beweging, wat gedeeltelijk zijn huidig leiderschap verklaart. Het zijn de krachtsverhoudingen waar zo hard voor gevochten is in de jaren 1990 die de rechterzijde verplicht hebben om zich te kalmeren en die ervoor gezorgd hebben dat ze nu tweemaal nadenken voor ze het tegen het leger opnemen.
Rechts heeft tussen 1990 en 2006 wel de controle over de politiediensten proberen verwerven. De gemakkelijkste weg om een institutie te vernietigen is door het te corrumperen met speciale individuele privileges, … Of bijvoorbeeld door geen werkingsmiddelen meer ter beschikking te stellen van de politiediensten, zodat de sector verplicht is om zich op de privé te richten om de nodige middelen te vinden. De Nicaraguaanse politie was tegen 2006 semi-geprivatiseerd. De rechterzijde was hierin geslaagd zonder juridische en/of politieke maatregelen te moeten nemen. Als het FSLN de verkiezingen niet gewonnen had in 2006 zou dit privatiseringsproces geëindigd zijn in een compleet corrupte politiemacht, want tegen dan waren er ernstige problemen [binnen de institutie]. We waren opgescheept met een politiemacht die alsmaar vijandiger werd tegen de eigen bevolking, een die alsmaar meer begon te lijken op de politiemachten op de rest van het continent. Onze openbare veiligheidsdiensten zouden zonder de machtswissel van 2006 kapitalistische krachten van repressie geworden zijn. Ik denk dat er nog altijd problemen zijn, al is het al minder dan 2 of 3 jaar geleden.
Het leger zou exact hetzelfde lot gekend hebben. Er was een aanzienlijke penetratie van de Amerikaanse intelligentiediensten in de verschillende niveaus van de legerstructuur, in de militaire training, en in termen van inhoud en geld. En jammer genoeg zijn er daar vandaag nog overblijfsels van. Bijvoorbeeld een akkoord waardoor het Nicaraguaanse leger elk jaar een groep soldaten naar de Verenigde Staten stuurt voor opleidingen.
JC: Het “socialiseren” van de economie, enzovoort, zijn dat taken die verder in de toekomst opgenomen zullen worden?
WG: De FSLN-regering ziet zichzelf momenteel vooral voor twee essentiële taken geplaatst: de nationale soevereiniteit herstellen en het drastisch verbeteren van de levensomstandigheden van de mensen. Onze Europese vrienden vergeten vaak dat socialisme niet geïnstalleerd kan worden per decreet. Het vereist meer dan alleen politieke wil. Naast het bewustzijnsniveau, de organisatiecapaciteit, het model en de doelen, moet onder meer rekening gehouden worden met de ontwikkeling van productieve krachten. In vele opzichten heeft Nicaragua nog pre-kapitalistische productierelaties. In sommige regio’s van veeboeren en in sommige landbouwgebieden, zijn er nog mensen die gronden huren onder voorwaarden die bijna feodaal zijn. Nicaragua is Venezuela niet, en de Venezolaanse realiteit is trouwens ook complex. Maar mijn punt is dat het socialisme niet kan verordend worden, dat moet opgebouwd worden. Hier schuilt meteen de zwakheid van het FSLN. Want als je socialisme wil construeren -een van de doelstellingen van de partij- dan is het niet voldoende om de materiële problemen op te lossen. Je moet simultaan een politiek bewustzijn creëren, een klassenbewustzijn. De regering heeft een programma uitgewerkt waarin het aan de politieke instrumenten ontbreekt om de problemen op te lossen op een manier die het politiek bewustzijn van de mensen ontwikkelt.
JC: Heeft dat iets te maken met het feit dat er in het FSLN mensen van verschillende sociale klassen zitten?
WG: Dat is een interessant onderwerp. Het FSLN heeft een multi-klassen alliantie gevormd -een breed front, zoals dat in de marxistische terminologie genoemd wordt- om de Somoza-dictatuur omver te kunnen werpen. Dit breed front was zeer gevarieerd. Eerst en vooral was het FSLN geen partij, maar een politiek-militaire organisatie. Er werd ons sinds we kinderen waren altijd geleerd dat er “uit het FSLN een revolutionaire partij en een revolutionair leger zou groeien”. En dat is inderdaad ook wat gebeurd is. Later, vanaf 1969-1970 kwamen er mensen uit de middenklassen bij het FSLN, wiens ideologieën beïnvloed waren door de bevrijdingstheologie. Dat gebeurde eerst geleidelijk aan, maar daarna veel vlugger. Er sloten zich ook mensen aan die geïnspireerd waren door een oprecht verlangen om Nicaragua te helpen bevrijden van de dictatuur, maar die het aan politiek bewustzijn ontbrak. Dus het FSLN bestond zowel uit een groot deel van de geradicaliseerde middenklassen, als uit arbeiders uit de rurale en industriële sectoren. De combinatie van al deze segmenten maakte het finale offensief tegen de dictatuur mogelijk. Ook zeer belangrijk in dit offensief, was de alliantie die het FSLN vormde met een deel van de hogere middenklassen en leden van de anti-somocista bourgeoisie- de groep van Twaalf. Het begon als een alliantie, maar deze groep ging daarna geleidelijk in het FSLN op. We hebben het hier dus over een organisatie die zeer heterogeen is. Het waren de middenklasse en de bourgeoisie die zich in de eerste helft van de jaren 1990, samen met een handvol guerrillero’s, van het FSLN afscheurden en de Sandinistische Renovatie Beweging (MRS) vormden. Onder de oprichters van de MRS heb je voormalige ministers, ambassadeurs en andere leiders.
Maar de FSLN is vandaag nog altijd een multi-klassen organisatie. Het is zeer moeilijk om te begrijpen wat er in Nicaragua gebeurt zonder hier rekening mee te houden. De partij bevat vandaag mensen die belangrijke posten hadden in de eerste regeerperiode van het FSLN en die later merkten dat de kapitalistische formule van de jaren 1990 hen in staat stelde om persoonlijke fortuinen te accumuleren. Ze refereren nog altijd naar zichzelf als Sandinisten maar spreken vanuit de hoedanigheid van grote zakenmannen. Ze werden nooit uit het FSLN gezet. Wat hun aanhoudende lidmaatschap verzekert, is eerder hun loyaliteit tegenover de figuur van Daniel [Ortega] als leider, dan hun loyaliteit aan het historisch programma van het FSLN of de arbeidersklassen. Ze vormen een lobbygroep binnen het FSLN. Ze zijn niet geïnteresseerd in partijstandpunten en willen alleen nauw verbonden blijven met het Algemeen Secretariaat om hun belangen te kunnen verdedigen en omwille van de eventuele mogelijkheid op een publieke post. Deze groep heeft belangrijke posities verworven binnen het FSLN en dat is een probleem.
Binnen het FSLN vindt je ook de verarmde segmenten van de bevolking terug, mensen die bij het leger werkten, vooral ex-militairen. En dan heb je een groot aantal voormalige ambtenaren uit de jaren 1980 die ontslagen werden in de jaren 1990. Getalenteerde mensen die volledig gemarginaliseerd werden onder het neoliberalisme. Er zijn ook een pak mensen met een arme achtergrond die de kans hebben gehad om te studeren: ingenieurs, advocaten,…
Zonder twijfel, bestaat het meest belangrijke deel van het FSLN uit arbeiders. Deze groep wordt vertegenwoordigd door wat vandaag het Nationaal Arbeidersfront genoemd wordt. Het is de groep met de grootste mobiliseringskracht. Er is nog een Sandinistische (arbeiders)vakbond, de Sandinistische Arbeidercentrale (CST), maar deze is opportunistischer en is er niet in geslaagd om de rechten van de arbeiders op een authentieke manier te verdedigen. In de Vrijhandelszones hanteert de CST -die een minderheid vertegenwoordigt- een beleid van klasseverzoening om de Koreaanse, Taiwanese en Amerikaanse bedrijven te accomoderen die een arbeidsregime aanhouden dat bijna onder de noemer slavernij valt.
Het zou vanuit historisch standpunt bekeken, niet gepast zijn dat het FSLN een partij zou worden uitsluitend voor de arme klassen. Dat zou niet passen in de Nicaguaraanse manier van denken over de maatschappij. Tot op een bepaalde hoogte overstijgt het Sandinisme de klassenkwesties. Dus ja, je kan gerust zeggen van de Sandinisten dat ze revolutionaire en socialistische standpunten hebben, maar het is ook correct om te zeggen dat een deel van de Sandinisten reformistische en sociaal-democratische posities innemen. De multi-klasse samenstelling wordt gereflecteerd in de samenstelling van het kabinet en meer het algemeen in het beleid van het FSLN.
JC: Als deze regering faalt dan zal het FSLN gedoemd zijn?
WG: De huidige regering, die ingezworen werd op 10 januari 2007, bestaat eigenlijk grotendeels uit nieuwe Sandinistische kaders, verbonden aan het volksverzet. Gezien de moeilijke sociale en politieke omstandigheden in het land en het feit dat de machtsverhoudingen in het parlement niet in het voordeel van de regering liggen, doen ze hun best. Ik begrijp dat Europees links zijn twijfels had voor het FSLN aan de macht kwam, of tijdens de eerste zes maanden van het bestuur, toen ze nog moesten uitstippelen hoe ze zich zouden gedragen. Maar het is een feit dat de beleidsmaatregelen genomen door deze regering vooral tot doel hebben de levensomstandigheden van de arme meerderheid van de bevolking te verbeteren. Als het hierin slaagt gedurende deze bestuursperiode zal het veel gemakkelijker zijn om vooruitgang te boeken op het vlak van politiek bewustzijn, populaire organisatie en de maatschappij in het algemeen.
JC: Zou de situatie anders zijn voor de FSLN in Nicaragua als bepaalde politieke ontwikkelingen in Venezuela, in Bolivia en in andere Latijns-Amerikaanse landen niet hadden plaatsgevonden.
WG: Hoewel het FSLN waarschijnlijk de verkiezingen van 2006 wel zou gewonnen hebben, zou het niet in staat zijn om vandaag zo succesvol te regeren zonder het Bolivariaans Alternatief voor de Amerika’s (ALBA). Zonder de kracht van ALBA [een samenwerkingsverband tussen verschillende Latijns-Amerikaanse en Caribische landen gebaseerd op de idee van sociale, politieke en economische integratie] zou deze regering zich waarschijnlijk in een permanente schaakmat positie bevinden. We zouden het kritieke energietekort niet overwonnen hebben zonder Venezuela. We hadden het onderwijs en de gezondheidszorg niet drastisch kunnen verbeteren zonder Cuba. Niet alleen kapitaal kan geglobaliseerd worden, maar ook strijd en verzet, misschien kunnen oplossingen zelfs geglobaliseerd worden.
(Uitpers, nr. 113, 11de jg., oktober 2009)
Vertaald, ingekort en bewerkt door T.A.
http://www.tortillaconsal.com/capelan-grigsby.html
Deze tekst verscheen eerder in Vrede. Tijdschrift voor internationale politiek, nr. 399, september-oktober 2009, blz. 4-7