In enkele landen van de Europese Unie zitten de regeerders weer te sleutelen aan het kiesstelsel, onder meer in België en Frankrijk. Zij voeren daarbij argumenten aan van efficiëntie en het tegengaan van versnippering, want dat zou de democratische instellingen ondergraven. Maar die hervormingen komen altijd neer op minder representativiteit, dus een vermindering van het democratisch gehalte.
Versnippering komt natuurlijk de gevestigde partijen zeer slecht uit. Nieuwe, bijna uiteraard kleinere, alternatieven bedreigen hun positie. De machtspartijen hebben alle baat bij een kiesstelsel dat electorale concurrentie zogoed als uitschakelt. De methodes zijn gekend: hoge kiesdrempels, het Britse systeem van winner takes all met districten van één zetel, noem maar op.
Evenredigheid heeft onbetwistbaar het hoogste democratische gehalte, alle strekkingen worden vertegenwoordigd naar rato van hun electorale aanhang. Daartegen wordt al jaren aangevoerd dat dit een efficiënt werkend bestuur belemmert.
Laten we dan even kijken naar Nederland, het land met een doorgedreven evenredigheidsstelsel. Nederland had nochtans jarenlang stabiele regeringen. De coalitie van CDA, VVD en LPF is niet gevallen ten gevolge van te grote evenredigheid, maar door een crisis van een van de partijen. Zoals de talrijke regeringscrisissen in het Italië van vóór de operatie Mani pulite bijna allemaal een gevolg waren van spanningen binnen de bijna almachtige christen-democratie (DC) en niets hadden te maken met evenredigheid.
De pleitbezorgers van minder evenredigheid zien er geen graten in dat regeringen een minderheid van de bevolking vertegenwoordigen – wat nochtans een grondbeginsel van democratische instellingen zou moeten zijn. Dat is onder meer het geval in het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Duitsland, Italië, Frankrijk.
Monopolievorming
In Frankrijk maakt de rechtse regering Raffarin, gesteund door partijen die samen iets meer dan 40 % van de stemmen haalden, van een hervorming van de kieswetten een van haar prioriteiten. Voor de Assemblée Nationale moet dat niet meer, het huidige stelsel bevoordeelt de grote gevestigde partijen al meer dan 40 jaar op een zeer grove manier, met een korte onderbreking. Onder president Mitterrand hadden linkse regeringen een grotere dosis evenredigheid ingevoerd. Rechts heeft dat voor het nationaal parlement weer opgedoekt met het argument dat die evenredigheid uiterst-rechts in de kaart speelde. Intussen is wel gebleken, bij voorbeeld in de recente presidentsverkiezingen, dat uiterst-rechts daardoor niet uitgeschakeld werd.
Maar voor de vertegenwoordiging bij het Europees Parlement en voor de regionale raden bleef een flinke dosis evenredigheid, wel getemperd door een kiesdrempel (vijf procent). Die grotere evenredigheid vermindert het gewicht van gaullisten en sociaal-democraten, ten bate van onder meer groenen, uiterst-links en uiterst-rechts. Door dit stelsel hebben groenen en uiterst-links (overwegend de trotskistische groepen Lutte Ouvrière en Ligue Communiste Révolutionaire) gekozenen in het Europees Parlement en in diverse regionale raden.
De Franse superminister van Binnenlandse Zaken Nicolas Sarkozy heeft een hervorming uitgewerkt die de grote blokken het monopolie van de vertegenwoordiging in die organen moet geven. Voor het Europees Parlement zou het land in kieskringen worden ingedeeld, met dus enkele zetels (soms maar twee) per kieskring, waardoor het rechtse blok rond de UMP (de partij van president Jacques Chirac en diens kandidaat-opvolger Alain Juppé) en de PS nog weinig concurrentie zouden hebben. Voor de regionale raden wordt ook gedacht aan een grondige hervorming die een ruime zetelmeerderheid moet geven aan de lijst met de meeste stemmen, terwijl de kleinere partijen uit de raden zouden verdwijnen.
Het is duidelijk de bedoeling om de politieke vertegenwoordiging te beperken tot de gevestigde partijen, een middel om alternatieve stemmen te marginaliseren. Met deze beperkende kiesstelsels kan ten eeuwigen dage het argument worden bovengehaald van de "verloren stem", van het "nuttig stemmen". Op die manier wordt het politiek "debat" lamgelegd. Het valt zo te voorspellen dat dit de nu al sterk dalende kiezersopkomst verder zal doen dalen.
Toch ziet de PS, vroeger voorstandster van een grotere evenredigheid, brood in de hervormingen. Zij is volledig gewonnen voor de zogenaamde regionalisering van de Europese verkiezingen, al wil zij wel acht grote regio’s in plaats van de voorgestelde 22 – in dat laatste geval zouden er regio’s zijn met slechts twee zetels die best alle twee naar rechts zouden kunnen gaan.
Steeds meer leiders van de PS hebben het over één grote linkse partij, uiteraard rond de PS, "daar de kleinere partijen met het nieuwe systeem toch geen kans meer maken op vertegenwoordiging", aldus Moscovici, een medestander van de rechtse sociaal-democraat Fabius. Die leiders zien in de hervormingen de kans om de Verts (groenen) en de resten van de communistische PCF op te slorpen. Dominique Voynet, ontslagnemend aanvoerster van de Verts, helpt hen een handje met haar pleidooi voor één grote linkse partij als tegengewicht voor de rechtse bundeling in de UMP. Uiteraard zien de Groenen communisten in die hervorming van Sarkozy een complot van rechts en sociaal-democraten om die kleinere linkse partijen, tegelijk met uiterst-links, alleszins electoraal buitenspel te zetten.
Blokvorming
Italië kende lang, tot 1993, een kiesstelsel met tamelijk verregaande evenredige vertegenwoordiging. Enkele politici wezen dat stelsel aan als de grote schuldige voor de zogenaamde politieke instabiliteit, want de politieke crisissen volgden elkaar toch op. Het was wel zogenaamde instabiliteit, want van 1948 tot 1993 bleef de Italiaanse politiek gedomineerd door één enkele partij, de christen-democratische Democrazia Cristiana (DC), die in het begin van de jaren 1960 alliantie vormde met de kleinere socialistische PSI. De communistische PCI kwam er, ondanks haar grote aanhang, niet aan te pas. Maar die DC bestond uit elkaar beconcurrerende fracties die geen gelegenheid lieten voorbijgaan om rivaliserende partijgenoten te vloeren, wat dikwijls tot regeringscrisissen leidde. Dat had niets te maken met evenredige vertegenwoordiging.
Toch slaagden enkele politici, onder wie de toenmalige christen-democraat Segni (later bondgenoot van de postfascisten) en de communist Occhetto erin de kiezers te doen geloven dat alleen een meerderheidsstelsel naar Brits model Italië stabiliteit kon brengen. Zij wonnen met glans een referendum dat in 1994 voor de eerste keer bij nationale verkiezingen werd toegepast. Het resultaat was dat een rechtse coalitie geleid door Silvio Berlusconi een meerderheid haalde, niet van stemmen maar wel van zetels. De stabiliteit hield niet lang stand, na zeven maanden sloeg de Lega Nord de deur dicht. Na een "technocratisch intermezzo" kwamen er in 1996 verkiezingen die technisch door de centrum-linkse Ulivo werden gewonnen. Technisch, want die haalde met 35 procent van de stemmen voldoende zetels om alleen te regeren. Maar ook hier was de stabiliteit ondanks die comfortabele positie zoek: premier Romano Prodi werd onderuit gehaald door Massimo D’Alema die zelf na de nederlaag bij regionale verkiezingen plaats maakte voor Giuliano Amato, gewezen rechterhand van wijlen Bettino Craxi. Wiens boezemvriend Berlusconi dan weer de verkiezingen van 2001 won…
De kieswet heeft vooral geleid tot een bundeling van al wat reactionair is aan de ene kant, met een bijzonder bonte mengeling gaande van centrum-rechts tot links aan de andere kant. En met de marginalisatie van al wat kritisch is voor het neoliberalisme. Tot een echte politieke vereenvoudiging is het evenwel niet gekomen, er zijn nog altijd meer dan twintig politieke partijen die een betekenisvolle rol spelen.
Maar vooral Italië illustreert dat dit de critici van het kapitalisme daarmee niet noodzakelijk marginaliseert. De enorme massabetogingen van dit jaar georganiseerd door vakbonden en andersglobalisten zijn een zeer hoopgevend voorbeeld dat electorale kunstgrepen links daarom nog niet marginaliseren, want naast de parlementaire aula is er ook nog de piazza. Rifondazione Comunista, de partij voor communistische herstichting, heeft door het kiesstelsel in het parlement.
België
De hervorming die de regering Verhofstadt in België wil doorvoeren, tast ook – zij het beperkt – verder de evenredigheid aan. Het Belgische stelsel was al een stuk minder evenredig dan het Nederlandse, maar toch ook niet zo drastisch beperkend als het Britse of Franse. De hervorming komt de grotere gevestigde partijen ten goede en maakt politieke vernieuwing via electorale weg moeilijker.
Nog meer dan vroeger zullen SP.A en nu ook Agalev kunnen uitpakken met het argument van verloren en nuttige stemmen tegen al wat links van hen opduikt. De SP.A en de VLD hebben door het nieuwe stelsel al restanten van de VU, namelijk wat overblijft van Spirit, kunnen binnenhalen. Met de kieshervorming hoopt paarsgroen een andere restant, de N-VA, uit het parlement te houden en zo gemakkelijker zelf een meerderheid aan zetels te behouden. Met een verbetering van de democratische instellingen heeft het alleszins niets te maken.
(Uitpers, nr. 36, 4de jg., december 2002)