Ecuador, Venezuela, Bolivië, Chili, Argentinië … het was wel even geleden dat Latijnsamerikaanse landen zo sterk in de actualiteit stonden. Het is inmiddels duidelijk dat de ‘roze vloedgolf’ weliswaar voorbij is, maar het verlangen naar ‘iets anders’ zeer groot blijft. Het neoliberalisme heeft gefaald, zoveel is zeker. De linkerzijde probeert zich te herstellen, met vallen en opstaan.
Zondag 27 oktober zijn er ook verkiezingen in het kleine maar relatief rijke Uruguay. De linkerzijde is er al sinds 2005 aan de macht. De meeste lezers zullen zich wel José ‘Pepe’ Mujíca herinneren, de president die in zijn armzalig huis bleef wonen en met zijn aftandse auto bleef rijden. Hij was enorm populair en in 2014 werd Tabaré Vazquez opnieuw verkozen van diezelfde Frente Amplio, een coalitie van linkse partijen.
Of dit nu opnieuw kan lukken is zeer de vraag. Misschien wordt de Frente Amplio de grootste partij, maar daarom heeft ze nog geen 50 %. En indien er een tweede ronde nodig is, bestaat het risico dat de andere partijen (een tiental!) een coalitie tégen de kandidaat van links vormen.
De kandidaten die het nu tegen elkaar opnemen zijn, voor links, Daniel Martinez, ‘el Pelado’, de ‘kale’ genoemd, een ingenieur, ex-burgemeester van Montevideo en voormalig directeur van ANCAP, het oliebedrijf van de overheid.
Zijn tegenstander wordt Luis Lacalle Pou, een jurist en zoon van voormalig president Luis Lacalle (1990-95).
Het was een vrij kleurroze campagne. De belangrijkste thema’s die besproken werden zijn milieu (de Finse multinational UPM wil een nieuwe cellulose fabriek bouwen) en de sociale zekerheid. Uruguay was het land met de best ontwikkelde welvaartstaat van Latijns Amerika, maar ook hier heeft het neoliberalisme toegeslagen. Weliswaar niet in de banksector, Uruguay blijft het ‘Zwitserland’ van Latijns Amerika, in alle betekenissen.
Zondag weten we meer.