Nu de sociaaldemocratie in zowat alle Europese landen op apegapen ligt, loont het de moeite even na te gaan hoe die politieke beweging is ontstaan. Dat kan onder meer aan de hand van de biografie die Eric Bauwens schreef over Edward Anseele, een van de stichters van de sociaaldemocratie in België, meer bepaald in Gent. De sociaaldemocratie en met name Anseele wilde het kapitalisme niet afschaffen door een revolutie, maar wel het lot van de arbeiders verbeteren door de oprichting van een alternatief economisch stelsel via coöperaties, ‘rode’ fabrieken en een Bank van de Arbeid. Na jaren van succes liep het met die socialistische initiatieven fout, met name omdat ze nogal wat kapitalistische trekjes begonnen te vertonen.
Tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw werd Gent de meest geïndustrialiseerde stad van Vlaanderen. Alle macht was er in handen van een kleine groep liberale textielbaronnen. De grote meerderheid van de bevolking leefde in erbarmelijke omstandigheden. Dat was de ideale voedingsbodem voor het ontstaan van de arbeidersbeweging en van het socialisme. Edward Anseele (1856-1938) werd daar een van de pioniers van. Anseele was zelf geen arbeider en kwam niet uit een arbeidersgezin. Zijn vader was schoenmaker, een kleine middenstander. Maar als de schoenmakers in staking gingen, vergaderde het stakingscomité ten huize Anseele. Edward kreeg de kans enkele jaren school te lopen aan het atheneum. Daardoor werd hij binnen de arbeidersbeweging al vlug als intellectueel beschouwd en kon hij leidende posities verwerven. Als achttienjarige werd hij op 21 september 1874 lid van de Gentse afdeling van de Internationale, een voorloper van de socialistische partij. Hij kreeg er een opleiding en werk als letterzetter. Al vlug werd hij secretaris van de beweging. In 1877 was hij er al nummer drie.
Van bij het begin ging de beweging de reformistische toer op: het systeem veranderen door politieke hervormingen, vooral het algemeen stemrecht, zonder geweld te plegen en geen actie voeren als het niet echt nodig is. Anseele probeerde dan ook voortdurend een algemene staking voor het algemeen stemrecht tegen te houden. Hij was niet alleen een reformist, maar ook een ‘attentist’. Eric Bauwens gaat uitvoerig in op de jarenlange strijd die moest worden gevoerd alvorens het algemeen stemrecht (aanvankelijk alleen voor mannen) een feit was. Hij vermeldt hoeveel doden daarbij vielen. Het is dan ook verwonderlijk dat Bauwens het reformisme toejuicht omdat het zich tegen geweld kantte. En het dodelijk geweld dat betogende en stakende arbeiders moesten ondergaan? Maar dat is natuurlijk geen geweld, maar ‘ordehandhaving’. Anseele bracht zelfs begrip op voor politieagenten en rijkswachters. Hij noemde ze ‘arme sabelslaven’.
Op 20 mei 1877 werd de Vlaamse Socialistische Arbeiderspartij opgericht. Anseele werd er secretaris van. In 1879 zag de Belgische Socialistische Partij (BSP) het licht. Ook daarvan werd Anseele secretaris. Maar omdat het woord socialistisch nogal radicaal en revolutionair klonk, werd in 1885 de Belgische Werkliedenpartij (BWP) opgericht. Anseele stemde in met die naamsverandering, maar kon geen partijsecretaris blijven. Op 14 oktober 1894 werd Anseele tot volksvertegenwoordiger verkozen. Hij kwam in Luik op omdat hij in Gent tegen de katholieke kandidaten geen kans maakte. Hij haalde 65.000 stemmen. De BWP behaalde 28 van de 152 Kamerzetels, meer dan de liberalen. Anseele was de enige Vlaamse verkozene.
Vooruit: de socialistische maatschappij
Anseele was niet alleen een actief politicus (hij werd gemeenteraadslid, schepen, volksvertegenwoordiger en minister), maar ook een gewiekst zakenman. Hij werd de grote bezieler van de coöperatie als instrument van en voor het socialisme. Waar men van socialisten zou verwachten dat ze het kapitalistische systeem willen vernietigen, vond Anseele dat geen goede aanpak. Een doelstelling als ‘het kapitalisme vernietigen’ zou angst inboezemen. Daarom koos Anseele voor ‘het scheppen van een socialistische maatschappij’. Arbeiders zouden daarin geen patroons of kapitalisten meer nodig hebben, maar hun eigen economie, de coöperaties, besturen. Duizenden arbeiders zouden op die manier aan het kapitalistische systeem worden onttrokken.
Alles begon met een coöperatieve bakkerij, maar al vlug kwamen er kruidenierswinkels, apotheken enz. bij. Het geheel werd door de Samenwerkende Maatschappij Vooruit overkoepeld. Naast de coöperaties kwamen er ‘rode’ fabrieken: een brouwerij, een cichoreifabriek, een weverij, een sigaren- en meubelfabriek, een bouwonderneming, een smederij en ga zo maar door. Als kers op de taart kwam er in 1913 een eigen bank: de Belgische Bank van de Arbeid (BBA), waarvan de Samenwerkende Maatschappij Vooruit de grootste aandeelhouder werd. De bedoeling was ook op die manier duizenden arbeiders ‘van de kapitalistische onderdrukking te bevrijden’, zoals Anseele schreef en ‘in minder dan één generatie meester worden van een groot deel van de handel, de nijverheid en het bankwezen’. Vanzelfsprekend kon een socialistisch feestpaleis niet ontbreken. Dat werd de Vooruit aan de Sint-Pietersnieuwstraat. Het eerste nummer van het socialistische dagblad Vooruit verscheen op 31 augustus 1884. Edward Anseele werd de eerste hoofdredacteur.
Geen wonder dat de Gentse arbeiders Anseele als een volksheld beschouwden. Hij werd in hun ogen zelfs een martelaar toen hij in de gevangenis terechtkwam omdat hij de soldaten had opgeroepen niet op het volk te schieten. Toch riep Vooruit bij het begin van de Eerste Wereldoorlog de patriotten op dienst te nemen bij het leger, hoewel de socialisten zich aanvankelijk tegen de oorlog verzetten. Tijdens de hele oorlog spande Anseele zich in om het leed van de Gentenaars te beperken. Op 8 november 1918 (enkele dagen voor de wapenstilstand) vroegen de Duitsers hem de leiding te nemen van een overgangsrepubliek die België moest besturen in afwachting van de komst van de geallieerde troepen. Anseele weigerde.
Val van een held
De succesvolle politicus en zakenman Anseele kreeg wel wat kritiek te verwerken. Zo verweet men hem de coöperatieve beweging te perverteren door in zijn rode fabrieken kapitalistische principes toe te passen, zoals het omvormen van coöperaties tot naamloze vennootschappen om op die manier aan geld te geraken. Voor auteur Eric Bauwens was dat een teken van gezond verstand. Sommigen binnen de BWP konden geen vrede nemen met het reformisme en attentisme van Anseele. De toen 36-jarige Hendrik De Man kantte zich tegen de pragmatische aanpak van Anseele. Volgens hem hadden de coöperaties te veel macht ten nadele van vakbond en partij en gedroegen de coöperaties zich net als de vermaledijde kapitalistische erfvijand. Tussen haakjes: als voorzitter van de BWP ontbond De Man in 1940, bij de inval van nazi-Duitsland in België, de partij en riep de partijleden op de bezetter met open armen te ontvangen. Omdat de BWP volledig geïntegreerd was in de parlementaire democratie en lang niet meer revolutionair was, stichtten een aantal BWP-leden in 1921 de Communistische Partij van België.
Maar ook buiten de partij groeide de kritiek op Anseele. Zo verspreidde een klerikaal blad het gerucht dat het bestuur van de coöperatie Anseele beschuldigde van fraude ten nadele van de bakkerij van Vooruit. Maar ook binnen Vooruit werd Anseele ervan verdacht alleen maar aan zijn eigen profijt te denken. Hij zou zich laten omkopen door leveranciers van bloem en met dat geld villa’s kopen in Nederland. De verdachtmakingen werden Anseele te veel en hij gaf zijn ontslag als bestuurder bij Vooruit. Hij vroeg de Nederlander Domela Nieuwenhuis of hij geen letterzetter kon worden in diens drukkerij. Maar Nieuwenhuis kon hem ervan overtuigen bij Vooruit te blijven.
Als klap op de vuurpijl kwam er in 1934 het faillissement de van Bank van de Arbeid, waarvoor Anseele in grote mate verantwoordelijk was. Een interne onderzoekscommissie van de BWP besloot dat de bank failliet was gegaan door de flagrante onbekwaamheid van haar bestuur. Het directiecomité noch de raad van bestuur hadden enige zeggenschap. De beslissingen werden genomen door een beperkt clubje dat door Anseele met harde hand werd geleid. Er kwamen nog andere minder fraaie praktijken aan het licht. Zo verdienden Anseele en zijn drie vertrouwelingen gedurende jaren een fortuin aan tantièmes. Volgens het socialistische discours zijn tantièmes een uitwas van het verfoeilijke kapitalistische systeem. Op de koop toe gaf Anseele maar een deel van die inkomsten aan de belastingen aan. Een onderzoeksrechter stelde Anseele en zes anderen in 1935 in verdenking wegens het plegen van meerdere financiële misdrijven. Maar een jaar later klasseerde het parket het dossier zonder gevolg. Binnen de partij kon Vadertje Anseele van een ‘gentlemen’s agreement’ genieten. In 1936, toen hij tachtig werd, legde hij al zijn mandaten neer en stelde hij zich niet meer verkiesbaar voor de parlementsverkiezingen.
Wat dacht Anseele zelf over dit hele gebeuren? Tegen een van zijn advocaten, Henri Rollin, zei hij letterlijk: ‘Ik heb diep nagedacht en heb van niets spijt’. En de volksheld Anseele viel geenszins van zijn voetstuk. Bij vele arbeiders bleef hij populair. Hij kreeg een vorstelijke begrafenis en toen in 1948 in Gent een standbeeld ter ere van Anseele werd opgericht, defileerden 60.000 socialistische militanten voorbij het monument.