Het langst verwachte vonnis van de laatste 17 jaar is bekendgemaakt. Met deze woorden raakte het nieuws bekend. Nicolás Zambrano, rechter aan het Hof van Nueva Loja, erkende dat het Noord-Amerikaanse oliebedrijf Chevron-Texaco verantwoordelijk is voor de aangerichte milieuschade en sociale schade in het Ecuadoraanse Amazonegebied toen het daar tussen 1964 en 1990 werkzaam was.
De rechter veroordeelde Chevron-Texaco tot het betalen van een geldsom van minstens 8 miljard dollar voor de aangerichte schade. Het vonnis vermeldt ook dat de Noord-Amerikaanse oliemultinational zich voor haar misdrijven publiekelijk moet verontschuldigen in Ecuador en in de VS tegenover de slachtoffers. Als dat niet binnen de veertien dagen gebeurt, kan de te betalen geldsom verdubbelen tot 16 miljard dollar. Dat is meteen ook een krachtig signaal van het vonnis: geld is niet alles!
De zaak kent een lange geschiedenis. Sinds de tweede helft van de jaren ’60 hebben de petroleumactiviteiten – die werden opgestart door Texaco in een alliantie met Gulf- de biodiversiteit ernstig aangetast, alsook het welzijn van de bevolking in het Amazonegebied. De meest fundamentele rechten van de inheemse gemeenschappen en de colonos (interne migranten die naar het Amazonegebied kwamen om er te werken op palmolieplantages of in de landbouw in het algemeen en in de petroleumsector) werden talloze keren geschonden, in naam van het mythische welzijn van de gehele Ecuadoraanse bevolking.
Het vonnis maakt brandhout van het discours over het belang van de Amazoneregio als leverancier van financiële middelen voor het land. De realiteit toont aan dat de regio en haar natuurlijke hulpbronnen door het systeem vooral worden gewaardeerd in functie van kapitaalaccumulatie, vooral multinationaal, ook als dergelijke activiteiten het leven zelf in gevaar brengen.
Voor de inheemse volkeren uit het Ecuadoraanse Amazonegebied betekende de confrontatie met de Westerse beschaving –in haar ergste vorm een oliebeschaving- een radicale verandering in hun leven. Voor sommigen betekende dat zelfs het einde van hun leven.
Niet alleen de inheemse volkeren die diep in het regenwoud wonen, maar ook de landbouwers die in de Amazoneregio werken en wonen zagen hun fundamentele rechten ontelbare keren geschonden. Het dient opgemerkt dat er meer armoede heerst in de Amazoneprovincies, vooral in de petroleumprovincies Sucumbíos en Orellana, dan in de rest van het land.
Het verzet van de gemeenschappen uit het Ecuadoraanse Amazonegebied kreeg zoveel bijval van over de hele wereld dat het een juridische zaak werd van internationaal belang. Het gekende “proces van de eeuw” wordt ondertussen meer dan 18 jaar gevoerd door de gemeenschappen en de colonos die schade hebben geleden onder de activiteiten van oliereus Chevron-Texaco. Het is goed eraan te herinneren dat vanuit dat verzet ook de claim is gegroeid voor een petroleumstop in het hart van het Ecuadoraanse Amazonewoud: het Yasuní-ITT-initiatief.
De opgeworpen argumenten tegen Chevron-Texaco zijn duidelijk: de oliereus draagt rechtstreekse verantwoordelijkheid voor de milieuschade aangericht door de olieontginning. Er werd niet alleen schade vastgesteld aan het milieu, maar ook de gezondheid van de bevolking werd ernstig aangetast. Rechter Zambrano van het Hof van Nueva Loja, heeft de eisers gelijk gegeven, ondanks de hoge druk die Chevron-Texaco op allerlei manieren heeft uitgeoefend.
Deze historische rechtszaak vormt een precedent aangezien hier één van de machtigste petroleummultinationals wordt aangeklaagd die actief was tussen 1964 en 1990 in de Ecuadoraanse Amazone. In die periode boorde het bedrijf 339 olieputten op een oppervlakte van 430.000 hectare. Om ongeveer 1,5 miljard vaten ruwe olie te ontginnen dumpte men honderden miljoenen vaten productiewater en ander afval en verbrandde men miljoenen kubieke meter gas.
De grootste bronnen van vervuiling in de concessiezone van Texaco zijn bekend: ruwe olie, oliedrab, giftige bestanddelen gebruikt tijdens de oliewinning,… en natuurlijk het afvalwater dat sinds 1967 systematisch in de natuur werd gedumpt. Daardoor zijn de bodems, het grondwater en het oppervlaktewater ernstig vervuild geraakt, tot op de dag van vandaag.
De hoofdoorzaak van de vervuiling is te vinden in de exploratie- en exploitatieactiviteiten uitgevoerd door Texaco. Het milieubeleid van het bedrijf was totaal ontoereikend. Er vonden geen milieucontroles plaats. Texaco beheerde het afval van de olieputten op een incorrecte manier, loste al het giftige afvalwater in de rivieren en zijrivieren, verbrandde gas in de atmosfeer, veroorzaakte tientallen olielekken,…
Dat zijn enkele van de conclusies van de tientallen deskundigen die werden opgeroepen voor de rechtszaak.
De bodems van de petroleuminstallaties van Texaco en de olieputten bevatten petroleumkoolwaterstoffen, en metalen in concentraties die enorm veel hoger liggen dan de milieunormen in Ecuador en andere landen van de wereld. Het grondwater onder de afvalputten is sterk vervuild, ook volgens de Ecuadoraanse normen. Toen het productiewater rechtstreeks werd gedumpt tijdens de ontginningsactiviteiten van Texaco, geraakten de rivieren, zijrivieren, moerassen en bodems zwaar vervuild met petroleum, zware metalen en andere toxische materialen. De vervuiling had en heeft een enorme impact op het leven van de mens en fauna en flora, en werd meer dan voldoende wetenschappelijk bewezen.
Ook op psychosociaal vlak zijn er een eindeloos aantal aanklachten: seksueel geweld gepleegd door werknemers van de oliemaatschappij tegen volwassen vrouwen en minderjarigen, miskramen, discriminatie en racisme, gedwongen verhuizingen, schadelijke culturele impact en het verbreken van de sociale cohesie. In de concessiezones werd schade toegebracht aan de territorialiteit, de voeding, en de culturele tradities van de inheemse volkeren. Meer nog, Texaco heeft het op haar geweten dat sommige oorspronkelijke bevolkingsgroepen helemaal zijn uitgestorven, zoals de Tetetes en de Sansahuaris, naast alle economische, sociale en culturele schade aangericht bij de verschillende inheemse volkeren zoals de Sionas, Secoyas, Cofanes, Kichwas del Oriente, en Huaoranis. Ook de colonos van blanke en mestieze oorsprong leden schade door de activiteiten van de oliemultinational.
Laten we niet vergeten dat Chevron-Texaco gedurende verschillende Ecuadoraanse regeringen kon rekenen op de hulp van hoge functionarissen en ook op een deel van de Ecuadoraanse pers. Zo kon de multinational een dure en hevige campagne opzetten in een poging om haar onschuld te bewijzen, zowel in Ecuador als in de VS. Tijdens de eerste fase van het proces probeerde het oliebedrijf de Noord-Amerikaanse wetten te omzeilen; nu houdt ze hardnekkig vol dat de Ecuadoraanse justitie gepolitiseerd is en dat de gegevens van de deskundigen “een geheel zijn van waanzinnige cijfers zonder enige wetenschappelijke bodem” (*).
Er kan geen prijs geplakt worden op de natuur, de waarde van het leven is immers onmeetbaar, maar de opgelopen schade kan geschat worden op duizenden miljoenen dollar. De complexe berekeningen houden daarbij geen rekening met slecht betaalde jobs, de ziektes ontstaan ten gevolge van de milieuschade,… (in de getroffen gebieden bedraagt het aantal gevallen van kanker 31%; het nationaal gemiddelde bedraagt 12,3%). De 8 of 16 miljoen dollar zijn onvoldoende om de slachtoffers te vergoeden en de natuur te herstellen.
De houding van Texaco, zoals ook BP en zoveel andere ontginningsbedrijven decennia later zullen doen, heeft de mensheid ernstige schade toegebracht. Het vonnis zou een kans kunnen zijn om vervuiling veroorzaakt door petroleumontginning en mijnbouw te verminderen en strenger te bestraffen. De sectoren blijven voortbestaan door de combinatie van de politieke macht en de transnationale macht over het discours dat de exploitatie van petroleum (en in Ecuador nu ook grootschalige mijnbouw) aanmoedigt. Oliewinning en mijnbouw worden beschouwd als basis voor verdere ontwikkeling. Dat is een discours die een beleid dat de waarheid verbergt in stand houdt. Een intimidatie tegenover wie zich ertegen verzet, een vernedering voor de slachtoffers…
Dit vonnis bewijst dat er dringend nood is aan een globale ecologische justitie die de mensenrechten en de rechten van de natuur over de hele wereld waar maakt. Er is een internationaal juridisch kader nodig om deze rechten te doen gelden, wetende dat milieuproblemen de hele mensheid aangaat. Daarom vormt deze recente uitspraak in de zaak Chevron-Texaco een triomf voor de Mensheid.
(Uitpers nr. 130, 12de jg., april 2011)
(*) We raden de lectuur aan van het boek “Las Palabras de la Selva” (233 blz.) van Berinstain, Carlos Martín, Páez Rovira, Fernández, Itziar, in pdf-bestand beschikbaar op het net:
http://pdf2.hegoa.efaber.net/entry/content/442/Las_palabras_de_la_selva.pdf
In dit boek wordt de studie opgenomen over de psychosociale impact van de petroleumexploitatie van Texaco in de gemeenschappen in het Ecuadoraans Amazonegebied.
Deze studie zit in de bibliotheek van het Ecuador-centrum, waar overigens nog tientallen andere boeken of rapporten over de affaire Texaco zitten. Eveneens beschikbaar is de uitstekende documentaire Film “Crude, the Real Price of Oil” van Joe Berlinger.
Bron: Esmeraldas, maandblad Ecuador-centrum maart 2011, p. 18-19.
Vertaling: Tim Spanhove.
Alberto Acosta is ex-voorzitter van de Grondwetgevende Assemblee en ex-minister van Energie en Mijnbouw van Ecuador.