In Ecuador is er sprake van een ‘socialisme van de 21ste eeuw’ . Het gaat niet zozeer over het denken over de organisatie van de economie dan wel over de doelstelling ervan en over de rol die de staat en de samenleving hierin kunnen en moeten spelen. De aanpak van de regering onder president Rafael Correa is vernieuwend en pragmatisch. Het gaat om een nieuwe logica die rekening houdt met de realiteit en met de lessen uit het verleden.
Erg veel nieuws lees je niet over Ecuador. Misschien is het land daar te klein voor. Toch zijn er jaarlijks duizenden ook Vlaamse en Belgische toeristen die het land verkennen. Dat is logisch. Ecuador is bijzonder mooi, met stranden, vulkanen en regenwoud, dank zij de inheemse bevolking is er een exotisch tintje aan, en bovendien is het goedkoop. Wat wil een hedendaags toerist nog meer?
Ecuador is ook één van de drie landen in Latijns Amerika die een uitgesproken links regime hebben, naast Venezuela en Bolivië. Sinds enkele weken wordt dit weliswaar betwijfeld – de CONAIE, de grootste inheemse beweging in het land noemde de regering ‘kapitalistisch en neoliberaal’ – maar het is wel duidelijk dat president Rafael Correa een koers volgt die afwijkt van wat vandaag de dag wordt verwacht door de mondiale elites.
Sommigen zullen van oordeel zijn dat de hervormingen in Ecuador redelijk bescheiden blijven en het land precies daarom minder aandacht verdient dan Venezuela of Bolivië. De partij van de president, ‘Movimiento País’ spreekt weliswaar over een ‘socialisme van de 21ste eeuw’, maar voor het land heeft de president een ‘burgerrevolutie’ aangekondigd, wat heel veel verschillende dingen kan betekenen, van uitgesproken socialistisch tot inderdaad neoliberaal.
Wat ik in deze twee artikelen (zie hier voor het tweede artikel van Francine Mestrum) wil bespreken en verdedigen is dat Ecuador wel degelijk een socialistische richting is ingeslagen. Daarenboven denk ik dat veel van de maatregelen die worden genomen misschien nog niet goed begrepen worden en dat het niet voor iedereen duidelijk is hoe waarachtig revolutionair de regering is.’Revolutionair’ moet hier anders worden ingevuld dan wat we gewoon zijn. Het gaat niet over de nationalisering van de economie, het gaat niet over een éénpartijstaat, het gaat niet over een ‘dictatuur van het proletariaat’. Het gaat wel om een ‘socialisme van de 21ste eeuw’ waarin minder over de organisatie van de economie wordt nagedacht dan over de doelstelling ervan en over de rol die de staat en de samenleving hierin kunnen en moeten spelen.
In dit eerste artikel wil ik de nieuwe Grondwet en de wetgeving bespreken aan de hand van de 7 criteria die professor G. Bajoit van Louvain-la-Neuve heeft opgesteld om te oordelen over het ontwikkelingsregime van een land. In een tweede artikel wil ik de achterliggende logica bespreken, de oppositie tegen het regime en de risico’s van het beleid. Want ook al is President Correa in de lente van dit jaar en in de eerste ronde met 51,95 % verkozen, nadat hij in 2006, in een tweede ronde 59 % haalde, en nadien ook een referendum over de grondwetgevende vergadering haalde en die grondwet zelf met 81,7 % werd goedgekeurd, oppositie is er wel degelijk, links en rechts. En de president is buitengewoon intelligent. Elke tegenstand wordt met oerdegelijke argumenten weerlegd, zodat je echt wel vroeg moet opstaan om inderdaad je punt te halen. Het is één van de redenen waarom ook die oppositie niet altijd goed te begrijpen is.
Ik was twee weken in Quito. Ik sprak er met ministers, parlementsleden, sociale bewegingen van inheemsen, boeren, vrouwen en zwarten, onderzoeksinstellingen, media en coöperatieven. Volledig is het plaatje nooit, maar ik denk wel een vrij evenwichtig beeld van de situatie vandaag te kunnen brengen.
Ecuador, lieflijk en verscheiden …
Laat me eerst kort een paar kenmerken van het land in herinnering brengen.
Ecuador is één van de kleinste landen van Latijns-Amerika, telt nauwelijks 13,5 miljoen inwoners en is bijna 10 keer zo groot als België. De bevolking bestaat uit 4 etnieën. De meerderheid is mesties, een mengeling van blank, inheems en soms zwart, daarna volgen de inheemsen, dan de zwarten, nakomelingen van de Afrikaanse slaven die vooral aan de kust in het noorden wonen, en tenslotte een kleine groep blanken. De inheemsen zelf moeten ook verdeeld worden over de kustregio, de Andes en het Amazonegebied, regio’s en volken met erg verschillende kenmerken. Voeg daarbij nog belangrijke groepen van immigranten, zoals uit het Midden-Oosten, die ook tot de hoogste ambten zijn doorgedrongen. Denk aan de Presidenten Jamil Mahuad (1998-2000) en Abdalá Bucarám (1996-97), beide van Libanese afkomst. De jongste migratiegolf komt uit China en is vooral in de handel actief.
Economisch gezien is Ecuador een bananenland. In de jongste decennia is daar een belangrijke export van visserijprodukten bijgekomen – de garnalenteelt waar ook de Belgische ontwikkelingssamenwerking in bedrijvig is – en aardolie. Die aardolie wordt vooral in het amazonegebied ontgonnen en blijft tot vandaag een twistappel. Verder blijft de kleine landbouw de belangrijkste activiteit voor de bevolking, een activiteit die meestal niet toelaat om aan de armoede te ontsnappen.
De armoede is erg groot in Ecuador, al is ze de afgelopen jaren lichtjes gedaald. 35 % van de bevolking is arm en 16,45 % extreem arm. Echter, bij de inheemse bevolking loopt de armoede op tot 68 % en bij de zwarten tot 43 %. Ecuador is het land met de meeste vluchtelingen in Latijns Amerika, met name zowat 200.000 Colombianen. Daartegenover staat dat ongeveer 2 miljoen Ecuadoranen zijn uitgeweken, het grootste deel naar Spanje.
Ecuador is het eerste land ter wereld dat stemrecht gaf aan vrouwen, in 1929. Maar op het algemeen stemrecht moest worden gewacht tot … 1967.
Ecuador is ook het land van het populisme en van de politieke onstabiliteit. Hier was zo ongeveer twintig jaar lang Velasco Ibarra aan de macht, alhoewel hij van zijn vijf mandaten er slechts één enkel volledig heeft kunnen uitzitten. Van hem komt de onvergetelijke uitspraak: ‘Geef mij een balkon en het volk is van mij’. De afgelopen tien jaar kende Ecuador 7 presidenten.
Ondanks de olierijkdom is Ecuador de afgelopen twintig jaar zowat leeggebloed door de mechanismen van de buitenlandse schuldenlast. De voorwaarden die door het IMF en door de privé-banken werden gesteld, komen neer op regelrechte diefstal, en het kan dan ook niet verbazen dat die schuldenlast nu als illegitiem wordt beschouwd. Dat het zover is kunnen komen heeft alles te maken met een elite die enkel aan persoonlijke verrijking en corruptie denkt. Vandaar dat President Correa het als zijn eerste opdracht zag een ‘grote schoonmaak’ te beginnen in de instellingen zelf.
Ecuador is tenslotte het eerste land van Latijns Amerika waar de inheemse bevolking van zich liet horen. Nog vóór de ‘viering’ van 500 jaar ‘ontmoeting’ in 1992 waren de inheemsen zich aan het organiseren. Eén keer namen ze deel aan een regering (6 maanden lang, in 2003, onder President Gutierrez), maar bij de laatste verkiezing verdween Pachakutik – de politieke arm van de grootste koepel van inheemse bewegingen, de CONAIE – bijna volledig van de kaart.
En als allerlaatste punt, voor wie het mocht zijn vergeten, President Rafael Correa studeerde in Louvain-la- Neuve en trouwde met de Belgische Anne Malherbe. Zij was het die scherp uitviel naar België toen in de zomer van 2007 een Ecuadoraanse vrouw met haar dochtertje in het gesloten centrum 127bis zaten opgesloten.
Nieuwe concepten
De eerste opdracht die de nieuwe President in 2006 voor het land formuleerde was het schrijven van een nieuwe Grondwet. Het was een moeilijk proces, met de verkiezing van een Constituerende Assemblee, en de goedkeuring van de Grondwet zelf.
Maar het was een succesvolle onderneming en de nieuwe basistekst mag gelezen worden. Ietwat lang wellicht, maar zeer boeiend.
Twee nieuwe concepten – of inhouden – wil ik in eerste instantie bespreken.
De zware rode draad door de hele Grondwet is de ‘buen vivir’ (het goede leven), wat de omzetting is van het inheemse begrip ‘sumak kawsay’. Het staat vermeld vanaf de overwegingen van de nieuwe Basistekst en wordt gezien als doel van het beleid. Vanaf art. 12 staan de rechten van dat ‘goede leven’ vermeld: water, voeding, een gezond leefmilieu, onderwijs, gezondheid, enz. De Staat is verantwoordelijk voor het garanderen van deze rechten, met een participatie van de burgers, tijdens het hele leven.
Dit concept en de invulling ervan houdt een radicale verandering in, zo stelt het nationaal ontwikkelingsplan, met een totaal andere visie op de Staat. Er komt een uitbreiding van de vrijheden, de kansen en het potentieel van mensen, waarvoor de overheid beter moet kunnen beheren, plannen, reguleren en herverdelen.
Met dit concept van ‘buen vivir’ krijgt het concept ‘ontwikkeling’ een geheel nieuwe inhoud. Met ontwikkeling wordt voortaan het geheel van organische, duurzame en dynamische elementen bedoeld van de economische, politieke, sociaal-culturele en milieugebonden systemen die van het ‘buen vivir’ een werkelijkheid maken (art. 275 GW).
Het doel is de verbetering van de kwaliteit van het bestaan. Het veronderstelt een rechtvaardig, democratisch, productief, solidair en duurzaam economisch systeem op basis van een gelijkmatige verdeling van de productiemiddelen en het creëren van waardig en stabiel werk.
Het Nationaal Ontwikkelingsplan (p. 55) voegt daaraan toe dat groei niet wordt afgewezen, maar dat er juist daarom een ambitieuze definitie van ontwikkeling nodig is. Al te vaak worden doel en middelen van ontwikkeling immers verward. Ontwikkeling, zo staat er, is het bereiken van ‘buen vivir’ voor iedereen, in vrede en in harmonie met de natuur en met het onbepaald voortbestaan van de menselijke cultuur. Samenlevingen en individuen moet het leven kunnen leiden dat ze wensen. Het impliceert een algemene wederzijdse erkenning, begrip en waardering, gericht op ontplooiing en het bereiken van een gedeelde toekomst.
Oud en nieuw socialisme
Guy Bajoit, voormalig hoogleraar in Louvain-la-Neuve, stelde zeven criteria op om regimes op hun ontwikkeling en eventueel socialistisch karakter te kunnen beoordelen. Ik wil dit rooster gebruiken om de belangrijkste beslissingen van de Ecuadoraanse regering tot nog toe te bespreken.
- Anti-imperialisme
Het lijkt me moeilijk te twijfelen aan de anti-imperialistische ingesteldheid van Rafael Correa. Eén van zijn eerste maatregelen was het aan de deur zetten van de Wereldbank en het IMF. Dat had alles te maken met een bittere herinnering aan 2005 toen Correa Minister van Economie was en geld voor de schuldaflossing wilde gebruiken voor sociale programma’s. De Wereldbank zei ‘njet’ en Correa gaf zijn ontslag.
De Verenigde Staten hadden een militaire basis in Manta, aan de kust van de Stille Oceaan. Dat contract liep af in november 2009 en Correa liet van bij zijn machtsovername weten dat hij het niet zou verlengen. In september 2009 stapten de VS-militairen op.
Na de inval van Colombia in Ecuador in maart 2008 waarbij een FARC-kamp werd vernietigd, bleek ook dat de CIA heel wat invloed had binnen de Ecuadoraanse inlichtingendiensten. Hier werd een grote schoonmaak georganiseerd, net zoals bij de politiediensten waar de Noord-Amerikanen eveneens o.m. benoemingen probeerden te beïnvloeden.
De inval van Colombië heeft ook geleid tot het verbreken van de diplomatieke betrekkingen. Zij zijn tot vandaag niet hersteld. Dit heeft misschien minder met anti-imperialisme dan wel met het herstel van de soevereiniteit te maken, een eis die altijd weer op de eerste plaats staat bij elke progressieve hervorming in Latijns Amerika.
Ook in de nieuwe grondwet staat die soevereiniteit centraal (art. 1 GW, en https://www.uitpers.be/artikel_view.php?id=2494). Hoe dan ook zoekt Ecuador betere betrekkingen met landen als Rusland, Lybië en Iran (waarvan het overigens een lening heeft gekregen).
- Antikapitalisme
Dit punt staat heel terecht op de tweede plaats maar is daarom niet het makkelijkst te behandelen. Want wat moet er exact veranderen of verdwijnen om over een antikapitalistisch programma te kunnen spreken? De privésector? De kapitalisten?
Verandering in het eigenaarschap van de productiemiddelen en een verandering van de productieverhoudingen? Een economie in dienst van de mensen? Maar wat is dat?
De regering van Ecuador heeft geen plannen voor nationaliseringen. Er zijn een aantal overheidsbedrijven, zoals voor de olie-ontginning, en daar werden de royalty-vereisten wel opgetrokken, van een 80/20 verhouding naar een 50/50 verhouding. In een nieuwe wet wordt nu gesteld dat voor de akkoorden met de privésector de voorwaarden zullen veranderen. Alle inkomsten zullen naar de overheid gaan die dan op haar beurt een ‘vergoeding voor dienstverlening’ terugbetaalt aan de bedrijven.
Verder wil de regering een ‘sociale en solidaire economie’ invoeren. De principes ervan zijn al in de grondwet en in het nationaal ontwikkelingsplan (2007-2010) vastgelegd: mensen zijn het voorwerp en het doel van de economie (art. 283 GW). Men wil komen tot een dynamische relatie tussen samenleving, Staat en markt, in harmonie met de natuur, om op die manier de productieve en reproductieve, immateriële en materiële voorwaarden van ‘buen vivir’ te verwezenlijken. De economie kan publiek, privé, volks en solidair zijn.
Het Nationaal Ontwikkelingsplan spreekt van de ontwikkeling van ieders capaciteiten en potentieel en van een strijd tegen de ongelijkheid (p. 51). Op de eerste plaats wil men het ‘publieke’ heroveren, want niet alles kan koopwaar zijn. De sociale Staat moet worden hersteld, er moet ruimte komen voor de civiele samenleving en voor sociale bewegingen. Met het ‘publieke’ bedoelt men het algemeen belang en het gemeenschappelijk nut voor alle leden van de samenleving.
Productiefactoren moeten gedemocratiseerd worden, zo stelt de Grondwet (art. 334). De productiewijze berust op arbeid, en niet op overheidsbezit van de productiemiddelen (Nationaal Ontwikkelingsplan, p. 54). Dit verschilt dus van het ‘reële socialisme’. ‘Het berust op een gemengd eigendomsregime waarin een gereguleerd particulier eigenaarschap samen bestaat met een overheidsvermogen, gemeenschappen en collectieve verenigingen (coöperatieven) die streven naar de reproductie van het leven en ook de mogelijkheid hebben om de reproductie van dat leven als collectief doel te hebben … Zo kan van een economie van het egoïsme worden overgestapt op een altruïstische en solidaire economie…’ Het is juist hieruit dat het vernieuwende van het Ecuadoraanse veranderingsproces blijkt.
- Antineoliberalisme
Om te kunnen uitmaken wat ‘antineoliberalisme’ is, moet er een duidelijk idee bestaan over wat neoliberalisme is. Om de discussie hier niet te lang te rekken kan ik verwijzen naar de ‘Consensus van Washington’ die door de Wereldbank en het IMF tot vandaag wordt toegepast, als is het tegenwoordig iets minder stringent dan vroeger. Het Nationaal Ontwikkelingsplan spreekt van een ‘conceptuele breuk’ met die Consensus van Washington.
De terugtrekking van de Staat uit de economie is in Ecuador grotendeels ongedaan gemaakt, niet door het nationaliseren van diverse sectoren, wel door duidelijk in de Grondwet en het Nationaal Ontwikkelingsplan in te schrijven dat de Staat de economische soevereiniteit wil herstellen. Er is inmiddels wetgeving uitgevaardigd of in bespreking op voedselsoevereiniteit, mijnbouw en water. Er wordt gewerkt aan een nieuw initiatief voor de sociale en solidaire economie. De Staat moet zijn vermogen herstellen om te beheren, te plannen, te reguleren en te herverdelen. De processen van decentralisering, deconcentratie en burgerparticipatie moeten worden uitgediept.
De sociale programma’s, zoals de ‘Bono de Desarrollo Humano’ – een beperkte uitkering in geld, naar het voorbeeld van de Braziliaanse ‘Bolsa familia’ – werden uitgebreid en opgetrokken (van 30 naar 35 $/maand), maar vooral is er een duidelijke bedoeling af te zien van elke vorm van ‘bijstand’ (‘asistencialismo’). De regering wil de sociale zekerheid universeel maken (art. 34 GW), en nu al hebben huisvrouwen die niet op de arbeidsmarkt aanwezig zijn het recht zich bij de sociale zekerheid in te schrijven. Geleidelijk aan wil men de sociale zekerheid uitbreiden door stimulansen te geven aan de informele sector en kleine zelfstandigen. Men wil dat de diverse sectoren van de volkseconomie zich beter organiseren. Het concept van ‘sociale bescherming’ zal worden uitgebreid tot andere ‘risico’s’ en de overheid krijgt een verantwoordelijkheid om die risico’s te dekken. Ook dit druist in tegen het ‘risicobeheer’ dat de Wereldbank voorstaat.
De sociale uitgaven van de overheid zijn de afgelopen jaren zeer sterk gestegen (in 2008 stegen ze met 158 % in vergelijking met 2007), maar liggen nog laag in vergelijking met andere (en rijkere) Latijns-Amerikaanse landen. Ecuador werd onlangs officieel ‘vrij van analfabetisme’ verklaard. Het onderwijs werd volledig gratis gemaakt.
President Correa stelt dat hij de belastingdruk nog wil optrekken, nadat die al met 34 % is verhoogd. Hij spreekt zich uit voor directe en progressieve belastingen, wat duidelijk in strijd is met de ‘Consensus van Washington’ die een indirecte BTW voorstaat. Aangezien 60 % van de belastingen wordt ontweken, probeert Correa ook daar iets aan te doen. Panama werd aangeklaagd als belastingparadijs, en bij wet wordt het onderdanen van dat land verboden contracten met de Ecuadoraanse overheid af te sluiten. Er is nu controle op het kapitaalverkeer en er werd een soort ‘Tobintaks’ ingevoerd op de export van kapitaal. Aan de privé-banken én aan het autonome instituut voor Sociale Zekerheid werd vriendelijk gevraagd om hun reserves niet in het buitenland maar in Ecuador zelf te investeren.
De Centrale Bank is haar autonomie kwijt gespeeld en de regering is nu aanwezig in het directiecomité. De middelen van de Bank kunnen via een bijzondere procedure ook naar andere sectoren vloeien, wat neerkomt op vloeken in de neoliberale kerk. Of met andere woorden, de Centrale Bank kan een politieke rol spelen.
Zoals reeds gesteld is Ecuador het eerste land dat een integrale en onafhankelijke ‘audit’ van zijn buitenlandse schuldenlast heeft uitgevoerd. Een deel van de schuldenlast werd niet terugbetaald en op een bijzonder handige manier ontweken: er werd officieel een weigering van betaling meegedeeld, de waarde van de schuldbewijzen zakte meteen op de secundaire markt en Ecuador kocht diezelfde bewijzen tegen 30 % van de prijs weer in… Twee keer lukt zo’n truuk natuurlijk niet, maar Ecuador kon zo wel voor twintig jaar lang een besparing doen van 300 miljoen $ per jaar. Over een verdere vermindering van de schuldenlast wordt onderhandeld en nagedacht.
- Duurzame ontwikkeling
Een van de grote vernieuwingen in de Grondwet is het feit dat de natuur rechten heeft gekregen (art. 10). Art. 71 stelt dat de natuur het recht heeft integraal te worden geëerbiedigd in haar bestaan en in het behoud en de regeneratie van de levenscycli, de structuur, de functies en de evolutieve processen. Ieder persoon, gemeenschap, volk of natie kan respect voor dit recht van de overheid opeisen.
Een essentieel onderdeel van de ‘buen vivir’ is ook de stelling dat ontwikkeling slechts kan gebeuren ‘in harmonie’ met de natuur.
Deze principes zijn niet zo makkelijk in de praktijk te brengen. Misschien wel in de zogenaamde ‘sociale en solidaire’ economie, maar het wordt moeilijker als men olie, koper of goud wil gaan ontginnen. Correa heeft wel één natuurpark – Yasuní – vrijgesteld van olie-ontginning, iets wat geen enkel land hem ooit heeft voor gedaan. Hij vraagt hiervoor wel een compensatie aan de rijke landen, en ook dat is alweer niet zo makkelijk te krijgen. En uiteraard is er een duidelijke tegenstelling tussen de ‘buen vivir’, de rechten van inheemsen en van de natuur, enerzijds, en de ontginning van olie of grote dagmijnen in het Amazonegebied. Het is duidelijk dat dit nu al tot grote spanningen en conflicten lijdt. Hierover volgt meer in het tweede artikel.
- Politieke democratie
Van een ‘socialisme van de 21ste eeuw’ dat zichzelf een burgerdemocratie noemt, verwacht men een grotere politieke participatie van alle burgers. Door het organiseren van verkiezingen en referenda, is dat zeker al voor een stuk waar gemaakt.
Er is inmiddels wetgeving uitgevaardigd om de burgerparticipatie concreet vorm te geven. De Grondwet bepaalt in de artikelen 95 en 207 het recht op participatie en de samenstelling en de functies van de Nationale Raad die hiervoor werd opgericht. De participatie moet er op alle niveaus komen, territoriaal en sectoraal, met assemblees of raden. Er zal altijd een ‘lege stoel’ zijn, zodat de oppositie tegen een of ander voorstel nooit kan uitgesloten worden. De Nationale Raad vergadert openbaar. In het Parlement liggen nog diverse voorstellen ter discussie.
Dit is een duidelijke erkenning van de volkssoevereiniteit, een revolutionaire verandering en daarom ook punt 1 van het Nationaal Ontwikkelingsplan.
Anderzijds is er een totaal nieuw parlement dat niet langer ‘Congreso’ heet, maar ‘Asemblea’. De woordkeuze doet er eigenlijk niet toe, van belang is het feit dat men duidelijk een kentering wil en niet wil vervallen in het apolitieke gehakketak van het verleden.
Volgens de nieuwe Grondwet kan er ook een referendum worden afgedwongen en kan de bevolking de politieke leiders afzetten (art. 105 GW).
Vernieuwend zijn ook de ‘ambulante kabinetten’: de regering die gaat vergaderen in provinciesteden, er hoorzittingen met de bevolking organiseert, en op die manier rechtstreeks in contact komt met de locale realiteit.
Eén van de belangrijke en moeilijke punten voor de regering is de hervorming van het bestuur. Wie als buitenstaander naar het gebeuren kijkt ziet een warboel van veranderingen en verschuivingen waarvan de logica niet meteen zichtbaar is. Er is een groot verloop van politiek personeel. De logica is er ook nog niet, want het blijft een zoektocht naar een manier om ministeries en overheidsdiensten op zo’n manier georganiseerd te krijgen dat ze niet sectoraal maar in functie van doelstellingen kunnen functioneren. Ook het Nationaal Ontwikkelingsplan is zo opgesteld. Zo is er op dit ogenblik niet echt een minister van economie – wel een minister voor de coördinatie van het beleid -, omdat de economie een plek in diverse andere ministeries bezet. Dit is geen makkelijke opdracht, en de vele veranderingen en verschuivingen leiden tot heel wat misverstanden en moeilijkheden.
- Sociale en economische democratie
De sociale en economische democratie moet concreet gemaakt worden in de nieuwe wetgeving op de ‘sociale en solidaire economie’, een van de paradepaardjes van de regering. Net zoals in andere Latijnsamerikaanse landen is de formele sector slechts een kleine minderheid van alle activiteiten. De meerderheid van de mensen werkt in allerhande informele structuren, terwijl de inheemsen hun eigen ‘mingas’ hebben – buiten de geldeconomie georganiseerd collectief werk – dat niet meteen kan ondergebracht worden in de ‘normale’ economie. De bedoeling is wel om alles zo goed als mogelijk te organiseren en te formaliseren, en vooral de diverse economische actoren zichtbaar te maken en te valoriseren. Een uitzonderlijk punt dat hier moet vermeld worden is het feit dat de reproductieve economie – het onbetaalde werk van vrouwen – op voet van gelijkheid is erkend met het productieve werk. Huisvrouwen hebben trouwens al een mogelijkheid gekregen om toe te treden tot de sociale zekerheid.
De Grondwet is duidelijk over de vormen van eigenaarschap. Het socialisme van de 21ste eeuw betekent niet dat de gehele economie in overheidshanden komt, noch dat de privé-sector volledig aan banden wordt gelegd. Er zijn verschillende vormen van eigenaarschap mogelijk, zo stelt de grondwet, en er zal bijzondere aandacht worden besteed aan coöperaties en andere samenwerkingsverbanden. Het is de bedoeling om zowel gedemonetiseerde samenwerking te bevorderen als om tot een algehele integratie te komen van de verschillende sectoren in één nationale economie.
De regering kondigde ook aan om met ‘comité’s voor de burgerparticipatie’ te beginnen, maar dat werd uiteraard meteen op een groot protest onthaald, omdat er eerst werd gesproken over de ‘verdediging van de burgerrevolutie’ en men er prompt een kopie van de Cubaanse of Venezolaanse comités voor de verdediging van de revolutie in zag. Het is duidelijk dat zulke comité’s een grote steun kunnen zijn voor de regering en ook de participatie lokaal kunnen bevorderen. Er bestaat momenteel grote verwarring over, omdat dit ook een partijpolitieke concurrentie voor de officiële organen kan worden.
In dit punt kan ook de aandacht voor migranten worden vermeld. Miljoenen Ecuadoranen zijn uitgeweken naar Europa en naar de Verenigde Staten, en daar wil de president rekening mee houden. Er zijn programma’s opgezet om de terugkeer van migranten te bevorderen, met investeringssteun, en in het Parlement zijn zes zetels voorbehouden aan de vertegenwoordiging van mensen die in het buitenland wonen. De Grondwet spreekt ook over de bevordering van een ‘universeel burgerschap’ (art. 416/6).
- Culturele democratie
De grondwet erkent dat Ecuador een plurinationaal land is, ook al zijn sommige linkse bewegingen van inheemsen het daar niet noodzakelijk mee eens. Ze vinden dat de eenheid van het land erdoor bedreigd kan worden.
Plurinationaliteit en interculturaliteit staat al in art. 1 van de Grondwet ingeschreven. In het Nationaal Ontwikkelingsplan wordt de interculturaliteit behandeld bij Doelstelling 8 (p. 270). Er wordt een nieuw concept mee bedoeld dat een grote vooruitgang is in vergelijking met multiculturaliteit en pluriculturaliteit omdat die oude concepten niet nuttig zijn om te kijken naar de conflicten die het samenleven van verschillende culturen kenmerken. Interculturaliteit leidt een nieuwe politieke agenda in: het opbouwen van een interculturele samenleving, wat meer is dan de erkenning van diversiteit, respect en gelijkheid. Het houdt ook een erkenning in van de noodzakelijke permanente onderhandelingen die nodig zijn om telkens weer tot een nieuwe synthese te komen, om een pluraal begrip van de realiteit mogelijk te maken, om te bouwen aan de toekomst en het materiële en immateriële culturele erfgoed te herwaarderen. Het sociaal pakt is duidelijk politiek, zo wordt gesteld, maar de rode draad er doorheen is grondig cultureel.
De Grondwet geeft aan de inheemse bevolking het recht op een eigen rechtspraak voor zover die niet in strijd is met de Grondwet en voor zover de participatie van vrouwen ook gegarandeerd is (art. 171 GW).
Woorden en feiten
Alleen maar woorden, zo kan men zeggen. Wat komt er van deze mooie principes in de realiteit terecht? Ik zal het daar meer in detail in een volgend artikel over hebben.
Wat echter duidelijk moet zijn is dat deze woorden weliswaar geen kracht op zich hebben, maar wel politieke en sociale actie mogelijk maken. De rechten die in de grondwet worden vermeld en de principes die het nationaal ontwikkelingsplan hanteren kunnen door partijen en bewegingen worden gebruik om actie te voeren. En dat is nu volop aan de gang.
De vraag of deze basisteksten ook ‘socialistisch’ zijn is moeilijk te beantwoorden. M.i. gaan ze duidelijk een socialistische richting uit, al is dat inderdaad een nieuw soort socialisme – van de 21ste eeuw – dat afstand neemt van enkele oude dogma’s. Op zich is dit al een belangrijke les voor de sociale krachten in West-Europa die in een vernieuwingsproces verwikkeld zijn.
Eveneens moet duidelijk zijn dat veel begrippen, zoals de ‘buen vivir’ en de ‘sociale en solidaire economie’ erg makkelijk door het neoliberalisme kunnen gerecupereerd worden. Ze gaan vandaag een socialistische richting uit door de concrete invulling die ze krijgen en door de context waarin ze gebruikt worden. Net zo goed kunnen ze een andere inhoud en context krijgen.
Er wordt op dit ogenblik in Ecuador erg vlijtig gewerkt aan nieuwe wetgevingsinitiatieven om alles zo snel mogelijk te verankeren, maar juist die haast kan ook contraproductief zijn. Veel mensen in Ecuador begrijpen nog niet helemaal wat hen overkomt. Alle veranderingen vergen een intensieve pedagogische aanpak, vooral in het licht van de vele en grove leugens van de rechtse media. Het zou de beleidsmakers er moeten toe aanzetten iets minder snel te werken en alles beter uit te leggen, of om het met de woorden van de Zapatisten te zetten: ‘de ir al paso del más lento’.
Mijn indruk is dat de huidige aanpak van de regering zeer vernieuwend en zeer pragmatisch is. Hij houdt een nieuwe logica in die rekening houdt met de realiteit en met de lessen van het verleden.
Eens te meer speelt Latijns-Amerika hier een voortrekkersrol. In West-Europa hangen de linkse krachten nog grotendeels vast in de oude concepten en logica’s. In Ecuador staat het ‘goede leven’ voorop en daarvoor is geen totaal bezit van de productiemiddelen door de overheid nodig. Wel een sterke Staat en een strenge regulering om de doelstelling van de economie zelf aan te passen. Latijns Amerika laat zich niet langer inspireren door Europa, men gaat zijn eigen weg, bewust van zijn geschiedenis, overtuigd van zijn eigenheid en voortbouwend op de grote voordelen van een interculturele samenleving. We kunnen er veel van leren.
Vanzelf gaat het echter niet. De oppositie zwelt aan naarmate linkse en rechtse krachten in de samenleving merken dat ook zij zullen moeten inleveren en moeten veranderen. Deze revolutie laat niemand onberoerd. In een tweede artikel wil ik dieper ingaan op de logica achter de veranderingen, de oppositie en de risico’s voor de revolutie, en op de valkuilen voor de sociale bewegingen.
(Uitpers, nr. 114, 11de jg., november 2009)