Zoals overal in Latijns Amerika zijn de verkiezingen een gelegenheid om de aandacht te vestigen op het politieke slagveld. Andere activiteiten worden dan lam gelegd of worden in functie van die verkiezingen ingezet. Op een ogenblik dat er grondige veranderingen bezig zijn, is politiek natuurlijk erg belangrijk. Veranderingen kunnen verschillende richtingen uitgaan die telkens opnieuw een invloed hebben op het leven van de mensen. Dat was ook zo in Venezuela, met de herverkiezing van Hugo Chavez in 2012. Het overleven van het Bolivariaans project hing af van het verkiezingsresultaat. Structurele, sociale en economische veranderingen vergen tijd, en één mandaat is doorgaans niet voldoende om alles te verwezenlijken. Er is steun nodig vanuit de bevolking en het is niet noodzakelijk dezelfde persoon die aan de macht moet blijven. Elk land is anders en het zijn de lokale omstandigheden die bepalen wat de oplossingen kunnen zijn.
De politieke krachten in de verkiezingen van 2013
Acht zeer verschillende politieke bewegingen doen mee aan de verkiezingen van 17 februari 2013. De eerste is Movimiento Alianza País, “Patria Altiva y Soberana” die nu aan de macht is. Ze ontstond in 2006 als resultaat van een akkoord tussen verschillende bewegingen, rond een programma voor sociale en economische veranderingen. Mettertijd is er steun voor de beweging weggevallen, zoals met de Ruptura de los 25, de CONAIE (Confederación de Nacionalidades Indígenas del Ecuador), de ecologisten, Alberto Acosta, Diego Borja, Gustavo Darquea, Betty Amores, Gustavo Larrea, en anderen. Rafael Correa is kandidaat voor het presidentschap en Jorge Glas, ex minister van telecommunicatie en informatiemaatschappij, gaf zijn ontslag bij het Ministerie voor de coördinatie van strategische sectoren, om zich kandidaat te stellen voor het vice-presidentschap. Binnen de beweging werd hier negatief op gereageerd.
De ‘Partido Sociedad Patriótica “21 de Enero” stelt Lucio Gutiérrez als kandidaat voor, vroeger militair en ex-president. Officieel was hij ‘centrum links’, maar hij heeft sterk ontgoocheld en verried de inheemse en de sociale bewegingen die hem hadden gesteund. Hij werd een trouw bondgenoot van de Verenigde Staten. Gutiérrez kon zijn mandaat niet afmaken en werd in april 2005, na twee jaar presidentschap, afgezet door de beweging van de ‘forajidos’ .
De Partido Renovador Institucional Acción Nacional (PRIAN) stelt Alvaro Noboa voor als president. Hij vertegenwoordigt de oligarchie van de bananenteelt. Noboa was al vijf keer kandidaat bij presidentsverkiezingen. De vorig keer, toen Rafael Correa verkozen werd, haalde hij 23 % van de stemmen. Dit keer, en voor de tweede keer, stelt hij zijn vrouw, Anabela Azin, voor als vice-president.
De Movimiento Creando Oportunidades (CREO) is een beweging van een nieuw, modern en neoliberaal rechts, sterk vergelijkbaar met de beweging van Capriles in Venezuela. Kandidaat is Guillermo Lasso, bankier en ex-voorzitter van de Banco de Guayaquil. Als vice-president kiest Lasso een inheems vertegenwoordiger, Auki Tituaῆa. Als gevolg daarvan werd Tituaῆa onmiddellijk uitgesloten van de CONAIE. Nadien gaf hij zijn ontslag en werd vervangen door Juan Carlos Solines, die uit de politieke beweging van Cesar Montufar, Concertación Política komt.
Unidad Plurinacional de Izquierda is het resultaat van een linkse alliantie tussen de Movimiento Popular Democrático (MPD), de Movimiento Pachakutik en diverse andere bewegingen tégen het beleid van president Correa. Bij hen o.m. Movimiento Montecristi Vive (de plek waar de nieuwe grondwet werd geschreven) en waarvan Alberto Acosta de belangrijkste leider is. Verder Red Etica y Democrática (RED), Poder Popular, Participación en Socialismo Revolucionario. Pachakutik werd in 1996 gesticht door inheemse leiders en verschillende politieke bewegingen; de MPD had decennia lang een belangrijke invloed in de universiteiten via de UNE (Unión Nacional de Educadores) en de studentenbeweging. De beweging kiest soms voor gewelddadige actie en sluit soms opportunistische allianties. Ze stelt zich nu als ‘nieuw links’ voor en kan rekenen op steun van de inheemse beweging, van de ecologisten en van sommige intellectuelen die ontgoocheld zijn in het beleid. Presidentskandidaat is Alberto Acosta, econoom die in Duitsland studeerde, ex voorzitter van de Grondwetgevende Vergadering en ex minister voor Mijnbouw onder Rafael Correa.
De breuk met Correa kwam er aan het eind van het grondwetgevend proces, toen Alberto Acosta meer tijd vroeg om het nieuwe politieke handvest te bespreken. Correa weigerde. De grootste meningsverschillen betreffen evenwel het ontwikkelingsmodel. Alberto Acosta is hoogleraar aan de FLACSO (Facultad latinoamericana de Ciencias Sociales) en is een belangrijk intellectueel. Hij nam de beslissing en was zo moedig het politieke slagveld opnieuw op te gaan, in erg moeilijke omstandigheden. Kandidaat voor het vice-presidentschap is Marcia Caicedo, van Afrikaanse afkomst , advocaat en ex-lid van de nationale verkiezingsraad waar ze MPD vertegenwoordigde.
De Movimiento Sociedad Unida Más Acción, beter bekend als SUMA, is een ecologistische beweging met Mauricio Rodas als presidentskandidaat en Inés Manzano als kandidaat vice-president.
De Movimiento Ruptura de los 25 was lid van Alianza País toen die nog ongeschonden was. De groep ontstond in 2004 met jongeren uit de middenklasse. Ze braken met Alianza País naar aanleiding van het referendum rond enkele grondwetswijzigingen. Ze stellen Norman Wray voor als president en Angela Mendoza als vice-president.
De Partido Roldosista Ecuatoriano (PRE) verwijst naar president Roldós, die in een zogenaamd vliegtuigongeval om het leven kwam, wellicht met medeweten van de CIA. Hij was een centrum-linkse nationalist. Aanvankelijk werd ex-president Abdala Bucarám als kandidaat voorgesteld, de man die na zes maanden werd afgezet en momenteel in ballingschap in Panamá verblijft. De kandidaat werd door de Nationale Verkiezingsraad afgewezen en de partij is nu op zoek naar twee andere namen.
In een opiniepeiling van oktober 2012, nog voor de verkiezingscampagne officieel van start ging, zei de helft van de ondervraagden nog niet te weten op wie men zou stemmen. Van diegenen die het wel wisten, zei 44 % voor Correa te zijn en 18 % voor Lasso. Telkens 7 % ging naar Acosta en naar Gutiérrez. Noboa kreeg 2 % van de stemintenties. De andere cijfers zijn niet significant. In Ecuador is er een tweede stemronde als geen enkel kandidaat 50 % haalt in de eerste ronde.
Het politieke traject van Rafael Correa
Correa werd geboren in 1963 in Guayaquil. Hij maakte er deel uit van een groep studenten van de Katholieke Universiteit van Guayaquil met belangstelling voor de sociale doctrine van de Kerk. Nadat hij was afgestudeerd ging hij een jaar wonen bij missionarissen van de Salesianen in Zumbagua, een inheemse kichwa gemeenschap in de bergen van de Sierra Centro. Hij ging dan een masters economie doen in Louvain-la-Neuve, waar hij voorzitter werd van de club van buitenlandse studenten. Hij trouwde met de Belgische Anne Malherbe. Hij haalde zijn doctoraat in de economie aan de Universiteit van Illinois, in Madison. Nadien werd hij hoogleraar aan de San Francisco Universiteit van Quito, een vrij elitaire privé-instelling.
Toen President Lucio Gutierrez werd afgezet riep zijn vice-president, Alfredo Palacios, Rafael Correa op om Minister van Financiën te worden. Op drie maanden tijd begon hij met belangrijke hervormingen die indruisten tegen de richtlijnen van de Wereldbank en het IMF. In 2006 was hij kandidaat voor de presidentsverkiezingen. Hij had geen politieke ervaring, maar na tien jaar onstabiliteit in het land, leek hij wel de geknipte persoon om de situatie recht te trekken. In de tweede ronde haalde Correa het van de oligarch Alvaro Noboa. Nadien, in de verkiezingen voor de grondwetgevende vergadering van 2007, haalde Alianza País 80 van de 130 zetels. In 2008, in het referendum over de nieuwe grondwet, kreeg hij 63 % van de stemmen. Rafael Correa was opnieuw kandidaat in de verkiezingen van 2009 en werd herverkozen met 51,99 % van de stemmen. In een opstand van de politie in september 2010 – bijna een staatsgreep – verloor hij bijna het leven. In 2011 werd een volksraadpleging gehouden over tien punten, gaande van een verplichte sociale zekerheid tot drastische veranderingen in de rechterlijke macht en de afschaffing van stierengevechten. De resultaten verschilden erg van regio tot regio, maar uiteindelijk haalde hij het met een nipte meerderheid.
Rafael Correa beweert dat zijn inspiratie voor de burgerrevolutie komt van Eloy Alfaro , leider van een liberale revolutie begin 20ste eeuw en om die redenen ook vermoord door reactionaire krachten. Zijn politieke visie gaat ervan uit dat na de neoliberale periode de Staat moet heropgebouwd worden en het burgerschap moet hersteld worden. Correa houdt een sterk en klijvend betoog, met een intensieve communicatie in de pers en op televisie. Elke zaterdag brengt hij verslag uit over het werk van de week. Om zijn politieke doel te bereiken moesten er een aantal hervormingen worden doorgevoerd. De corrupte juridische sector moest grondig worden aangepakt. Om dit proces te evalueren vroeg hij de medewerking van rechter Baltazar Garzón. Zijn critici beschuldigen hem ervan de hervorming te gebruiken om het gerechtelijk systeem te kunnen controleren.
De onderwijssector – lagere en middelbare scholen – werd uitgebreid, ook al zijn er kwalitatief gezien nog heel wat tekortkomingen, o.m. als gevolg van de uitbreiding. Ook het hoger onderwijs werd aangepakt. Het aantal studenten –meer dan 200.000 – was sterk gegroeid, er waren 49 rechtsfaculteiten en 60.000 advocaten in een door corruptie gekenmerkte sector. De onderwijshervorming was gebaseerd op de maatregelen van Bologna, d.w.z. met een technocratisch perspectief en op het bedrijfsleven gebaseerde doelmatigheidsregels. In universitaire kringen is men derhalve erg kritisch. Met zijn centralistisch staatsconcept werd ook het Directoraat generaal voor Tweetalig Onderwijs (kichwa en spaans) heropgenomen in het Ministerie van Onderwijs (het had sinds zijn oprichting in 1988 een autonoom statuut).
De belastinghervorming was erop gericht de rijksten te laten betalen. Net zoals elders in Latijns Amerika betaalden zij niets of erg weinig. De staatsinkomsten verdubbelden. Dank zij de gunstige conjunctuur in het land en in de rest van het continent bleven de reacties bij de rijksten vrij gematigd. De prijzen van de grondstoffen en van de landbouwproducten voor de export stegen. De traditionele exportsector (bananen, cacao, koffie), de banken, de grote handelshuizen deden goede zaken en onrechtstreeks kwam dit ook de zich ontwikkelende lokale industrie ten goede.
De hervorming van de mediawetgeving stuitte op grote meningsverschillen. Net zoals in de rest van Latijns Amerika (en ook elders) zijn pers en televisie in handen van het financieel of handelskapitaal. Niettemin wordt dit een ‘vrije en onafhankelijke’ pers genoemd. De nieuwe wetgeving in Ecuador stelt dat geen enkele economische, financiële of productieve sector eigenaar mag zijn van communicatiemiddelen. Het gaat erom de persvrijheid inderdaad te herstellen. Maar Rafael Correa reageerde in een persoonlijk geval tegen de zogenaamd corrupte pers en dit had een omgekeerd effect. Tijdens de rechtszaak vroeg hij een compensatie van 80 miljoen Dollar aan de krant El Universo wegens valse beschuldigingen aan zijn adres, plus één miljoen van elk van de twee journalisten die een boek schreven over zijn broer (El Gran Hermano) en diens zaken met de overheid. Het gerecht veroordeelde de krant maar bracht de schadeloosstelling terug op 40 miljoen en bevestigde de boete voor de journalisten. Er kwamen sterke reacties uit het buitenland en een maatregel die op zich correct was werd al gauw een mediaramp. Een paar ex-staatshoofden kwamen zelfs tussenbeide (Clinton en Cardoso). President Correa zag af van het geld. Mocht hij slechts één Dollar gevraagd hebben als morele schadevergoeding, was alles anders geweest.
Het grootste probleem van het land is de armoede, aldus Correa. Vandaar dat hij heel wat maatregelen nam. Door de verhoogde belastingen kan de Staat een betere toegang geven tot onderwijs en gezondheid. Het minimum loon werd opgetrokken en de intresten gingen naar beneden (van 24-25 % tot 8-9 %) . Er worden ‘Bonos de Desarrollo Humano’ van 25 $ per maand aan 1,2 miljoen armen gegeven. Dit programma, dat minimaal is in het licht van de reële armoede, maar in extreme gevallen wel zeer belangrijk, is niet meer dan een kleine bijstand. De armen worden klanten van de Staat en geen sociale actoren.
Toen presidentskandidaat Guillermo Lasso aankondigde dat hij de ‘bono’ zou optrekken tot 50 Dollar en daarvoor het geld zou gebruiken dat nu naar reclame en propaganda gaat, reageerde Rafael Correa dat de ‘bono’ op 1 januari 2013 50 Dollar zou bedragen. Correa stuurde een urgent wetsontwerp naar de Assemblee om de inkomensbelasting nationaal op 23 % te brengen. Vandaag betalen de banken slechts 15 %. De armoede is tijdens de ambtsperiode van Correa verminderd, maar heel beperkt bij de inheemse bevolking. Dank zij de internationale conjunctuur en sommige regeringsmaatregelen wordt er voor 2013 een groei van 5,4 % verwacht met een werkloosheid die niet hoger is dan 5 %.
Vice-president Lenin Moreno heeft erg succesvolle programma’s uitgevoerd voor gehandicapten, want hij is zelf gehandicapt. Zijn werk wordt erg geapprecieerd door de hele maatschappij en hij kreeg ook internationale erkenning. Hij is niet opnieuw kandidaat voor Alianza País maar zal op Latijns Amerikaans niveau blijven werken.
Een groot gedeelte van de overheidsinkomsten komt van de ontginning van natuurlijke hulpbronnen, met name aardolie. Dit zal echter niet blijven duren. De exploitatie in Ecuador staat op maximaal niveau en over twintig jaar is de voorraad uitgeput. Vandaar dat Correa naar vervanging zoekt en die vindt in de mijnbouw. Het gaat om dagmijnen en om beperkte voorraden, maar met zware ecologische en sociale schade. De assemblee keurde een mijnbouwwet goed waardoor multinationals toegang krijgen en een aantal voorwaarden moeten vervullen. De regering stuurde het leger af op de artisanale mijnen die in bijzonder slechte ecologische en sociale omstandigheden werken.
Om het verzet tegen de mijnbouwconcessies van vooral Canadese en Chinese multinationals te breken, werd de anti-terreurwet ingeroepen. Verschillende inheemse leiders werden gearresteerd en gevangen genomen. Correa houdt vol dat Ecuador niet kan gaan bedelen terwijl het op een zak goud zit. De middelen zijn nodig om de armoede te bestrijden. Met de huidige technologie kan er schoner gewerkt worden en ‘als we voorzichtig omspringen met de natuurlijke hulpbronnen, dan kan dit het milieu ook ten goede komen’. Er zijn volgens hem nog veel andere bronnen die de natuur vernietigen: een gebrek aan energie, waardoor er bomen moeten gekapt worden, het afvalwater van Quito waardoor de rivier Machángara vervuild wordt. Met de middelen van de mijnbouw kunnen die problemen juist opgelost worden. ‘Het is waanzin, aldus Correa, om geen natuurlijke hulpbronnen te willen ontginnen, zoals een deel van de linkerzijde stelt … dit is infantiel en kan alleen de rechterzijde ten goede komen’ .
Toch zijn de boeren en met name de inheemsen bang van de gevolgen van de mijnbouw: watertekort, vervuiling, afval, uitwijzing van gemeenschappen. Er wordt actie gevoerd tegen de prospectie door wegen te blokkeren. De wet stelt wel dat er compensaties moeten betaald worden aan de gemeenschappen en dat ze ook in de opbrengsten moeten delen. Vandaar dat sommige inheemse leiders zich helemaal niet verzetten en dat de gemeenschappen verdeeld raken. Er zijn conflicten op komst, zoals ook elders in Latijns Amerika, van Mexico tot Patagonië. Uit ervaring in andere landen (de Filippijnen, Congo) weet men dat mijnbouwbedrijven de lokale wetten niet naleven en ze hun enorme economische, politieke en technologische macht gebruiken om aan de lokale regels te ontsnappen.
Tegelijk verdedigt Correa de niet-ontginning van de aardolie in het nationaal park van Yasuní. Dit is een gebied met een grote biologische verscheidenheid en met een grote voorraad aardolie, tevens bewoond door inheemse volken. Toen Alberto Acosta minister voor mijnbouw was, lanceerde hij het idee om in ruil internationale financiële steun te vragen, voor de helft van de winst die met de ontginning zou kunnen gemaakt worden. Dit is een harde strijd die nog steeds niet gewonnen is. Toch bestaat er al een plan B voor de ontginning.
Permanent wordt er naar de Sumak Kawsay (Buen Vivir) verwezen. In de grondwet werd dit concept als een transversale as opgenomen. Het wordt behandeld in het Nationaal Ontwikkelingsplan. Ook de president zelf verwijst er geregeld naar. Toch lijkt de toepassing vaak in strijd met de inhoud van het concept, want het wordt voor alles en nog wat gebruikt. Zo werd een nieuwe weg ‘buen vivir’ genoemd. In feite blijkt het originele concept meer en meer een slogan te worden in dienst van een beleid.
Het is daarom goed om het concept dat de president gebruikt om de modernisering van het land te bespreken, goed te kennen. Er zitten verschillende dimensies aan vast. De bouw van een wegennet – en het is inderdaad indrukwekkend – is een goed voorbeeld van hoe de ontwikkeling van het land wordt ingezet. De stap van artisanale mijnbouw naar een industriële ontginning zal voor meer rijkdom zorgen. De monoculturele agro-energie en de bouw van stuwdammen kan de aardolie vervangen. Het gebruik van transgene teelten kan zorgen voor een hogere productiviteit in de landbouwsector (de President stelt voor om de grondwet te veranderen om dit mogelijk te maken). Yachai (‘wijsheid’ in het kichwa) is een nieuwe universiteit die wordt opgebouwd als stad van de kennis en van technologie om deskundigen in geavanceerde technologie op te leiden. Het is, alles bij elkaar, een vrij technocratische visie op ontwikkeling waarbij geen rekening wordt gehouden met de ‘externaliteiten’, dit is de zowel culturele als ecologische kosten van dit model. Kleinschalige landbouw bijvoorbeeld, vindt geen plaats in dit model. Deze culturele bezorgdheid geldt vooral voor het behoud van het erfgoed, wat efficiënt en nuttig is voor het geheugen van de natie, maar wat tegelijk slechts een deel van het culturele erfgoed is.
In het betoog van Correa is het ‘socialisme van de 21ste eeuw’ precies het ontwikkelingsmodel wat hij voorstelt, dit is de modernisering van het land gekoppeld aan sociale rechtvaardigheid. Dit wordt stapsgewijs verwezenlijkt, maar er werd mee begonnen. Maar een uitstap uit het kapitalisme is het niet. ‘Het accumulatiemodel is niet veranderd’, aldus de President. Om verder te kunnen gaan, vraagt hij daarom een nieuw mandaat. De theoretische vraag daarbij is of dit op lange termijn een zoektocht kan betekenen naar een nieuw postkapitalistisch paradigma, dan wel of het er enkel om gaat het bestaande model aan te passen aan nieuwe vragen. Correa’s model is duidelijk post-neoliberaal, of het ook post-kapitalistisch kan worden, op lange termijn, is onduidelijk.
Vandaar dat er heel wat conflicten zijn, niet enkel met de rechterzijde die haar voorrechten niet wil verliezen, maar ook met de inheemse bewegingen, de ecologisten en enkele intellectuelen die door de President als ‘infantiel’ worden bestempeld. Rafael Correa heeft de inheemsen van meet af aan enkel als burgers gezien, als boeren en als armen, maar nooit als volken, ook al spreekt de Grondwet over een ‘plurinationale Staat’. Dit heeft geleid tot een zwaar conflict en uiteindelijk een breuk met de CONAIE. De inheemsen maken ongeveer 30 % uit van de bevolking en zijn politiek verdeeld, net zoals andere groepen in de Ecuadoraanse samenleving. De politieke macht gebruikt die verdeeldheid en daardoor is inheemse beweging een deel van haar macht verloren. Een aantal radicale groepen maken het de CONAIE ook niet makkelijk. De Pachakutik partij geeft blijk van een zeker opportunisme, wat al het geval was tijdens het presidentschap van Lucio Gutiérrez. De officieel beleden ‘inter-culturaliteit’ blijkt meer een integratie te zijn van iedereen in een kritiekloze klassieke moderniteit, dan een dialoog tussen culturen met gelijke rechten.
Ook de verdediging van het leefmilieu, waarvoor in de Grondwet de rechten van de natuur zijn ingeschreven, is een bron van conflicten, vooral rond water en de mijnbouw. De bescherming van ‘moeder aarde’ staat vandaag op de eerste plaats in het officiële discours (zie de toespraak van President Correa op de VN Conferentie Rio+20), maar de praktijk is er niet mee in overeenstemming. De argumenten van de verdedigers van de natuur zijn niet altijd overtuigend – over hoe de ‘rechten van de natuur’ moeten ingevuld worden – en soms vervalt men in wat sommigen neerbuigend het ‘pachamamismo’ noemen. Toch blijft dit een erg belangrijk punt, zelfs binnen een beleid dat zich ‘modernizerend’ noemt en vereist dat er een nieuw paradigma wordt gevonden.
Naast deze fundamentele conflicten zijn er ook nog andere, van secundair belang, bijvoorbeeld met dissidenten van Alianza País, wat zou kunnen beletten dat er al in de eerste rond een absolute meerderheid wordt behaald. De President is erg dynamisch en hij komt tussenbeide op alle details van het politieke leven met zijn eigen stijl. Dat botst vaak op kritiek, zeker wanneer hij zijn tegenstanders of tegensprekers beledigt.
Internationaal gezien krijgt het beleid van Correa meer steun. Hij is vastberaden tegenover de VS en heeft het contract over het behoud van de militaire basis in Manta niet verlengd. Hij heeft alle militairen in de vernieuwde ‘School van de Amerika’s’ teruggeroepen, en na de revelaties van Wikileak ook de ambassadeur van de VS uitgewezen. Hij had ook scherpe kritiek op het beleid van de Wereldbank en het IMF en veroordeelt de uitsluiting van Cuba uit de OAS. Hij heeft het land miljoenen Dollar bespaard door te onderhandelen over de buitenlandse schuldenlast. Hij is één van de beste initiatiefnemers van de nieuwe Latijnsamerikaanse integratie, met voorstellen voor een ‘Sucre’ als handelsmunt, met de UNASUR met zetel in Quito, met ALBA en CELAC. Hij gaf asiel aan Assange. Op de Ibero-Amerikaanse top in Cádiz, verwierp hij het pro-cyclich beleid dat de Europese Unie voert om uit de crisis te geraken en hij veroordeelde eveneens de aanvallen van Israël op Gaza.
Toekomstperspectieven
Men kan niet over de toekomst spreken zonder ook op een dialectische manier na te denken over de context van het politieke project. Een eerste vatstelling is dat de klassenstructuur en de kloof tussen de maatschappelijke groepen niet fundamenteel is veranderd. Enerzijds is dit normaal, want zo’n verandering kan er slechts op lange en middellange termijn komen. Anderzijds heeft het proces wel verschillende gevolgen. Er heeft zich een moderne burgerij ontwikkeld die gebruik maakt van de positieve conjunctuur op wereldvlak. Ook een deel van de traditionele oligarchie sluit daar bij aan. Ook al heeft deze klasse de afgelopen jaren heel wat voordelen binnen gehaald, men is bang voor de toekomst omdat men niet weet of het ‘socialisme van de 21ste eeuw’ een realiteit kan worden dan wel of het een aanvaardbaar sociaal-democratisch concept wordt.
Een tastbaar resultaat, zowel vanuit de conjunctuur op wereldvak (de olie-’boom’) als vanuit het beleid van het regime, in de groei van de middenklasse. Volgens een verslag van de Wereldbank maakt die middenklasse zowat 34 % uit van de Ecuadoraanse bevolking, tegenover 30 % op continentaal vlak. Dit wordt vooral toegeschreven aan de verbetering van de sociale bescherming. Het is een divers samengestelde klasse die zich vooral in de dienstensector ontwikkelt. Haar consumptiepatroon stelt nieuwe eisen die vooral worden ingelost met ingevoerde goederen. In die zin volgt er geen bijdrage tot de economische ontwikkeling van het land, omdat ze grotendeels de middelen gebruiken die voortvloeien uit de export van olie en landbouwprodukten. Politiek gezien is het een verdeelde klasse. Deels sluit ze aan bij de oude traditionele partijen, maar dat is slechts een minderheid. Een ander deel steunt de regering van Correa, vooral zij die de afgelopen jaren een opwaartse mobiliteit hebben gekend. Een laatste deel tenslotte is bang van de toekomst, wegens het belastingbeleid. De vakbonden van de overheidsambtenaren (ministeries, onderwijs…) staan kritisch tegenover het ontwikkelingsmodel omdat ze een grondiger analyse maken, maar ze vormen een minderheid. De regering steunt een nieuwe regeringsvriendelijke vakbond. Toch mag men er van uitgaan dat een deel van de middenklasse voor Correa zal stemmen in de verkiezingen van 2013.
De lagere klassen, het proletariaat van de steden (een minderheid) en van het platteland, de kleine boeren en de leden van inheemse gemeenschappen die de ‘Bono’ krijgen waarmee de ergste armoede kon worden gelenigd, hopen dat het beleid van Correa hun lot verder zal verbeteren. Een deel van de inheemse beweging volgt die redenering, ook al is de beweging zelf tegen het regime wegens een gebrek aan respect voor haar identiteit en haar collectieve rechten. Vandaar ook dat het belang van de inheemse beweging afneemt. Een andere verklarende factor is de participatie van sommige inheemsen in de moderne burgerij en de integratie van sommigen in de stedelijke middenklasse. De inheemsen zullen verdeeld stemmen. Men kan stellen dat Correa de stemmen zal krijgen van het niet-georganiseerde volk, maar niet van hen die wel georganiseerd zijn. Maar aangezien de regering verschillende manieren gebruikt om mensen te coöpteren en de organisaties te marginalizeren en de macht ook sterk geconcentreerd is, zal de electorale gewicht van de organisaties niet groot zijn.
Zoals reeds gezegd is het project van Alianza País ondanks een vaak afwijkend discours, niet echt verschillend van een klassiek moderniseringsmodel, zoals het kapitalisme en het ‘reële socialisme’ (dat moest leren lopen op de benen van het kapitalisme, zoals Maurice Godelier stelde) al hebben gekend. Vandaar de reacties van de politiek bewuste ecologisten en inheemsen en van een deel van de intelligentsia. Aangezien ze een minderheid vormen zal hun politieke gewicht beperkt blijven.
De politieke coalitie van ‘nieuw links’ is vrij heterogeen. Het valt af te wachten of ze een alternatieve oplossing kan aanbieden. Het ziet er hoe dan ook naar uit dat ze de presidentsverkiezingen niet kan winnen. Men kan zich ook afvragen of het verstandig was van de CONAIE om in een dergelijke coalitie te stappen en zoveel energie en geloofwaardigheid te besteden aan een campagne die hoe dan ook verloren is. Misschien had men beter geprobeerd een nieuwe sociale beweging te vormen en op middellange en lange termijn een post-Correa tijdperk voor te bereiden. Een dergelijk project zal moeten berusten op de reële situatie om een nieuw en noodzakelijk paradigma uit te werken om de planeet (moeder aarde) en de mensheid te redden. Men kan daarbij voortbouwen op de verwezenlijkingen van Correa en tegelijk de fouten en beperkingen ervan vermijden (met name het ontwikkelingsconcept zelf). Het argument dat een verkiezingscampagne een gelegenheid is om nieuwe ideeën bekend te maken, is op dit ogenblik niet geloofwaardig omdat het politieke leven in Ecuador te gepolariseerd is.
Vanuit electoraal oogpunt mag men denken dat de verkiezingen van 17 februari 2013, tenzij er zich nog uitzonderlijke omstandigheden voordoen, in de eerste ronde door Correa kunnen gewonnen worden. Hij beschikt over een belangrijke maatschappelijke basis en over het staatsapparaat. Als er op 7 april een tweede ronde komt, dan zal het een confrontatie met modern rechts en niet met nieuw links worden.
Quito 21/11/2012.
Vertaald door Francine Mestrum