Begin oktober was het weer prijs. Wegblokkeringen door inheemse volken in Ecuador. Eén dode en verschillende gewonden in botsingen met de politie. Protesten van een lerarenvakbond met leerlingen van een middelbare school die auto’s in brand steken en met knuppels door de straten lopen. Dit alles om te protesteren tegen een evaluatiesysteem voor de leraren, nadat de regering het onderwijs volledig gratis heeft gemaakt en nu ook de matige kwaliteit wat wil optrekken. Ja, er is dus oppositie in Ecuador, niet enkel van de rijke rechterzijde.
Vooraleer ik deze oppositie in detail ga bekijken, wil ik eerst de logica uitleggen die achter de radicale veranderingen in Ecuador schuilgaan. In een eerste artikel besprak ik de belangrijkste maatregelen die al genomen zijn en die duidelijk een socialistische richting uitgaan. Het is wel een nieuw ‘socialisme van de 21ste eeuw’ dat ons in West-Europa zou kunnen inspireren.
Een economie voor het leven
De regering van Ecuador voert een pragmatische en tegelijk radicale koers. Ze wil af van ‘de lange nacht van het neoliberalisme’ zoals de president het noemt. Ze bouwt aan een ‘andere wereld’, een andere logica om politiek te bedrijven en de economie te laten draaien.
Het centrale concept dat hiervoor werd bedacht is ontleend aan de inheemse bevolking: de ‘suma kawsay’ of ‘het goede leven’. Dit is veel meer dan een slogan maar een poging om vanuit een geherdefinieerde economie een geheel ander denken in te voeren.
Een kapitalistische economie produceert voor de winst en de accumulatie van rijkdom. Dat systeem heeft met de jongste crises op de voedselmarkt, de sociale rampen van het neoliberalisme, het falen van de banken en de vernieling van het leefmilieu, eens te meer bewezen dat het zijn beloften – meer groei en welvaart – niet kan waarmaken. In het kapitalisme wordt de democratie ondermijnd door de belangenvermenging met het economische leven en door het miskennen van collectieve rechten. De economie produceert winst en rijkdom, maar tegelijk armoede en ongelijkheid. De economie wordt ondermijnd door een speculatief financieel kapitalisme dat de productie ondergeschikt maakt. Het kapitalisme buit mens en natuur uit tot beide er aan ten onder gaan.
Het inheemse begrip van ‘buen vivir’ slaat op een economie van en voor het leven. Door dit leven en alle leven – dus ook de natuur – voorop te stellen, verandert de hele kijk op de productie en op de productiemiddelen. In die nieuwe logica moet de natuur rechten krijgen, want de natuur is van het grootste belang voor het leven. En vanuit datzelfde leven vloeien logischerwijs een aantal rechten voort. Vandaar dat de nieuwe Grondwet in eerste instantie de rechten van de ‘buen vivir’ opsomt: recht op water, recht op voedsel en voedselsoevereiniteit, recht op een schoon leefmilieu, recht op onderwijs en gezondheid.
Dat ‘leven’ slaat ook op alle menselijke leven en niet op de ‘homo oeconomicus’. Het betekent dat niet groei en winst bovenaan staan, maar wel productie en reproductie. De nieuwe Grondwet erkent de gelijkwaardigheid van productief en reproductief werk. Alle arbeid is noodzakelijk voor het voortbestaan van het leven en moet respect tonen voor dat leven.
Dit is de kern van het nieuwe ‘socialisme van de 21ste eeuw’ in Ecuador: het is de suprematie van het leven, van de natuur en van mensen, niet als productiefactoren maar als het doel zelf van de economie en van de productie. Vandaar dat de ‘buen vivir’, het ‘goede leven’ neerkomt op een uitbreiding van vrijheden en van rechten, van meer kansen en van meer potentieel. Het komt neer op een wederzijdse erkenning van eenieder, met samenwerkingsverbanden om meer sociale, economische, democratische en intergenerationele rechtvaardigheid te bereiken. Die samenwerking en die solidariteit moeten leiden tot een gedeelde toekomst.
Vandaar dat de sociale en solidaire economie centraal staat. Al moet de Staat de rechten garanderen en sociale diensten ter beschikking stellen , de dynamiek moet komen uit een economie die niet langer (uitsluitend) op winst is gebaseerd maar zoveel mogelijk op solidariteit berust en zelfs gedeeltelijk gedemonetiseerd is. Het komt erop neer dat het productieve en reproductieve werk van iedereen, en vooral van vrouwen en van kleine producenten, naar waarde wordt geschat, dat mensen en gemeenschappen met zelfbeschikking zelf kunnen beslissen wat en hoe ze produceren.
De Staat kan deze economie wel ondersteunen, b.v. met overheidsaankopen. Zo wordt nu een netwerk opgericht om de gratis schooluniformen ook lokaal te produceren. De overheid staat hier niet buiten de maatschappij, maar is er deel van.
In dit ‘socialisme van de 21ste eeuw’ is het niet de bedoeling dat alle economische activiteiten in handen van de Staat zijn, maar zijn er verschillende vormen van bezit en eigenaarschap mogelijk, zowel privé, publiek, gemengd en coöperatief. De Staat zal dit wel streng moeten reguleren en moeten zorgen voor een herverdeling.
Door het proberen creëren van een andere logica, een andere Staat, een andere economie en derhalve een andere samenleving, komen sommige klassieke vraagstukken van het socialisme in een andere daglicht te staan en verliezen ze hun relevantie. Het kapitalisme wordt immers niet uitgeschakeld maar komt eveneens in een andere logica terecht. In die zin is het programma tegelijk radicaal en pragmatisch.
Maar vanuit deze nieuwe visie kan gewerkt worden aan andere definities en andere invullingen van concepten zoals ‘ontwikkeling’, ‘markt’, ‘plan’ of ‘bezit’. Het zijn immers nooit de groei of de rijkdom die centraal staan, wel het bereiken van het ‘goede leven’ en daarom het beschermen en het voortbestaan van het leven.
Hoe pragmatisch ook, dit is duidelijk geen makkelijke opdracht. Niet enkel omdat de economie van het land nu grotendeels kapitalistisch is met daarnaast een deels op solidariteit gebaseerde inheemse economie, maar omdat moet worden vermeden dat de nieuwe ‘solidaire’ economie zich parallel en naast de kapitalistische economie ontwikkelt of, erger nog, er in dienst van staat.
Niet alle problemen en vragen zijn vandaag uitgeklaard. Het is een zoektocht naar nieuwe concepten en nieuwe praktijken. Ik bezocht een coöperatieve die met deze nieuwe concepten werkt maar waar ook duidelijk werd dat dit niet zomaar kan veralgemeend worden. Alles hangt er immers van af hoe goed mensen met elkaar leren samenwerken en hoe ze hun relatie bepalen tot de economie en de samenleving in hun geheel. Over de valkuilen en de risico’s zal ik het in het laatste deel van dit artikel hebben.
De oppositie
Dat de dominante klassen van het verleden dit alles met lede ogen aanzien hoeft geen betoog. Net als in Venezuela of in Bolivië wordt er een radicale oppositie gevoerd, vooral via de media – kranten en televisie – die zo goed als volledig in hun handen zijn. Die oppositie is grof en leugenachtig. Er is ondertussen wel openbare televisie bijgekomen en de president geeft elke week een praatje op televisie. Op die manier kunnen de leugens worden ontkracht en komen de argumenten van de regering ten minste aan bod.
Opvallend is echter dat ook bij de eerste medestanders van de President en zijn project ondertussen heel wat opposanten zijn ontstaan. Daar zijn verschillende verklaringen voor. De makkelijkste is te verwijzen naar de autoritaire trekjes van Correa die bovendien weinig geduld heeft. Het komt dus al gauw tot botsingen met mensen. Een tweede verklaring zit bij de mensen die in een regering stappen met een eigen project, een hoop om snel een of ander te verwezenlijken – niet altijd met de meest nobele doelstellingen – en die van zodra het ze is gelukt of van zodra ze merken dat het niet zal lukken, weer overstappen naar de oppositie. Tenslotte is er een groep van mensen, vooral bij de betere middenklasse, die het nieuwe project bij het begin zeer genegen waren, maar van zodra ze merken dat ze zelf een of ander moeten inleveren, eveneens van kamp veranderen.
Dit is grosso modo de oppositie van rechts. Maar ook aan de linkerzijde groeit de oppositie aan. In eerste instantie door de hang naar ‘zuiverheid’ van een aantal mensen die moeilijk kunnen leven met de compromissen die bij het schrijven van een nieuwe Grondwet of van nieuwe wetten altijd moeten gemaakt worden. Het zijn, bij manier van spreken, de ‘perfectionisten’.
Een tweede groep wordt gevormd door diegenen die vasthangen in en aan het verleden. Het huidige conflict met de linkse onderwijsvakbond is er een voorbeeld van. Afgelopen jaar werd ontzettend veel geïnvesteerd in de sociale sector. Het onderwijs werd volledig gratis gemaakt, boeken en schooluniformen worden niet meer betaald. Als tegenprestatie wil de President ook een betere kwaliteit, en er werd daarom een evaluatie van de leraren ingevoerd. Het werd erg soepel georganiseerd, maar voor de corporatistische vakbond die zijn privileges zag verloren gaan, was dit er te veel aan. Er werd een staking georganiseerd die weliswaar niet veel succes kent – slechts 5 % van de scholen ging dicht – maar die wel met veel geweld gepaard gaat. Middelbare scholieren steken auto’s in brand en lopen met knuppels over straat. Ze worden gemanipuleerd door mensen die niets met de onderwijssector hebben te maken maar wel een lange geschiedenis van brandstokers hebben. Het voorlopige resultaat is dat één linkse partij haar parlementaire steun aan Correa heeft opgezegd. Als men weet dat de regerende partij geen parlementaire meerderheid heeft – slechts 59 van de 124 zetels – maar op linkse allianties moet rekenen, dan ziet men hoe snel het nieuwe elan zou kunnen verloren gaan.
De inheemse oppositie vraagt wat meer uitleg. De grootste oppositie bestaat tegen de nieuwe mijnwet, de wet op voedselsoevereiniteit en op water. Ook hier komt het telkens neer op het weigeren van compromissen, het eisen van een vetorecht en het onderste uit de kan willen halen.
De Grondwet stelt in, art. 13 en art. 133 het recht op een gezonde voeding vast en garandeert in art. 400 de bescherming van de biodiversiteit in de landbouwsector. De wet op de voedselsoevereiniteit stelt in art. 26 dat Ecuador ‘vrij wordt verklaard van transgene teelten en zaden’. Slechts in uitzonderlijke gevallen en in het nationale belang kunnen de President en het Parlement hier een uitzondering op maken. Nog los van het feit dat een wetgeving op de voedselsoevereiniteit erg uitzonderlijk is ter bevordering van de nationale productie, lijkt me dit niet meteen een vrijgeleide te zijn voor de import van genetisch gemodificeerde organismen.
In de mijnbouwwet wordt naar de artikelen 408 en 313 van de Grondwet verwezen, wordt een nationaal Mijnbouwbedrijf in het vooruitzicht gesteld en wordt extractie van niet-hernieuwbare hulpbronnen verboden in beschermde gebieden. Ook hier kan in uitzonderlijke omstandigheden door de President en het Parlement een uitzondering op gemaakt worden. Doordat inmiddels een concessie werd verleend aan Canadese mijnbouwbedrijven voor het ontginnen van goud en koper, is het verzet tegen deze wetgeving aangezwollen. Sommige organisaties van inheemsen eisen een vetorecht.
Tenslotte is er de wetgeving op water. Hierin worden duidelijke prioriteiten gesteld voor het gebruik van water – eerst naar de huishoudens en dan naar de landbouwproductie voor de binnenlandse markt – en wordt gesproken van een Nationale Waterraad. Sommige inheemsen menen hierin de intentie te zien om water te privatiseren. Het is mij persoonlijk een raadsel waar dit vandaan komt, wel kan worden vermoed dat de Nationale Waterraad de macht en de bevoegdheden van de lokale raden zal verminderen.
Het moet gezegd dat de inheemse bewegingen momenteel verdeeld zijn in hun verzet tegen de regering. De CONAIE, de grootste koepel van inheemse volken verklaarde onlangs dat de regering ‘kapitalistisch en neoliberaal’ is en trok haar steun in. De andere grote koepel, FENOCIN, van inheemsen, boeren en zwarten, blijft de regering steunen en is het niet eens met de kritiek.
Al te makkelijk worden inheemse volken door de sociale bewegingen in het Westen over één kam gescheerd. Telkens opnieuw worden ze beschouwd als hulpeloze slachtoffers die alle steun verdienen. En het klopt natuurlijk dat de blanke Noord-Amerikanen en Europeanen een zware schuld hebben ten aanzien van een bevolkingsgroep die 500 jaar lang werd uitgebuit, miskend en gediscrimineerd.
Toch moeten we ook beseffen dat inheemse volken, net zoals blanke, zwarte en andersgekleurde volken volwassen sociale en politieke actoren zijn die, gelukkig maar, de spelregels kennen. En, net zoals bij andere volken zijn sommigen eerder links en anderen eerder rechts. Echt geïsoleerde groepen bestaan er nog nauwelijks, bij de enen kwamen de katholieke en protestantse missionarissen eerst langs, bij de anderen de antropologen. En allemaal zijn ze perfect vertrouwd met GSM’s en computers. Of met andere woorden, inheemsen worden best au sérieux genomen en niet paternalistisch afgedaan als hulpbehoevende ‘slachtoffers’ die per definitie altijd gelijk hebben. Ze leven met een geschiedenis, een ervaring en een wijsheid waar de westerse beschaving veel van kan leren.
Sommige groepen werden of worden gefinancierd door internationale instellingen, zoals de Wereldbank. Maar sinds de Wereldbank uit het land werd gezet, is die financiering in gevaar. En ook dat verklaart een deel van de oppositie. Of met andere woorden, indien de protesten van begin oktober geen groot succes waren, heeft het veel te maken met de grote politieke verdeeldheid van de inheemsen en met eisen die geen compromissen dulden. Tegelijk moet men beseffen dat in geen enkel ander Latijns-Amerikaans land de inheemsen zoveel rechten hebben verworven.
Betekent dit dat alle protest onverantwoord is? Geenszins. Uiteraard schort er heel wat aan het regeringswerk en uiteraard zou de ‘burgerrevolutie’ meer tijd kunnen uittrekken voor participatie en onderhandelingen met sociale bewegingen. Maar ook hier moet toch een en ander genuanceerd worden. Hoeveel participatie er ook is, de beslissingen worden genomen door een verkozen parlement, en zo hoort het ook. Politiek betekent compromissen zoeken en niet de grote zuiverheid voorstaan. En uiteraard betekent dit dat het socialisme van de 21ste eeuw nooit een zuiver socialisme zal zijn, dat is nu eenmaal de prijs die moet betaald worden voor democratie, duurzaamheid en overleven.
Valkuilen en risico’s
Veranderingen zijn nooit makkelijk. Alle sociale en politieke actoren moeten zich aanpassen, moeten privileges inleveren, moeten hun bestaansreden soms ter discussie stellen. De aanpassing voor veel sociale bewegingen bestaat er ook in dat ze voor het allereerst moeten leren omgaan met macht. Dat vergt tijd en moeite.
Waar deze regering vooral zal moeten mee afrekenen is met de risico’s die inherent zijn aan haar aanpak. Nieuwe praktijken worden mogelijk door het invoeren van nieuwe concepten en een nieuwe inhoud voor bestaande concepten. Dat is een vernieuwende aanpak, die er echter en helaas ook kan toe leiden dat bij een machtsverschuiving sommige concepten opnieuw worden gerecupereerd en/of een andere invulling krijgen. Met andere woorden, de verworvenheden van vandaag zouden heel snel de vijanden van morgen kunnen worden. Concepten als ‘buen vivir’ en ‘solidaire economie’ kunnen zo weer passen in een neoliberale logica waar ze nu zijn aan onttrokken.
‘Buen vivir’ leunt morfologisch sterk aan bij ‘bien vivir’, of het welvaartsdenken van de geneoliberaliseerde sociaal-democratie. Het is niet moeilijk in te zien dat eventuele nieuwe machtshebbers zich het begrip toeëigenen en er iets helemaal anders mee gaan doen.
Dat hangt trouwens samen met die ‘solidaire economie. In Europa bestaat er geen duidelijke definitie van en er gaan erg tegenstrijdige praktijken achter schuil. Ook dat kan in Ecuador gaan gebeuren. Ik zie twee risico’s die ook in dit regime niet onvermijdelijk zijn.
Het eerste is dat er zich een ‘solidaire economie’ ontwikkelt, zoals gepland, zonder echter te raken aan de bestaande kapitalistische economie. De solidaire economie bestaat dan naast en parallel met het kapitalisme en wordt niets anders dan een economie voor de armen die solidair kunnen zijn met elkaar zonder dat de samenleving als geheel solidair is.
Een ‘solidaire economie’ die niet raakt aan de kern van de kapitalistische economie kan makkelijk uitlopen op een ‘socialisme op mensenmaat’, een ‘microsocialisme’ met een ’nieuwe mens’ op kleine schaal dat de samenleving klein houdt t.a.v. een machtig blijvend kapitalistisch systeem dat hen niet langer nodig heeft. In die context kan met enige argwaan worden gekeken naar de pogingen om die ‘armeneconomie’ te demonetiseren.
Het tweede risico is dat de solidaire economie in dienst gaat staan van de ernaast bestaande kapitalistische economie, net zoals dat vandaag het geval is met de informele sector. Mocht dat gebeuren, dan mist de hele hervorming haar doel en worden de verwijten van ‘neoliberalisme’ wel degelijk verantwoord.
De Minister van Sociale Ontwikkeling verzekerde me dat dit geenszins het geval kan zijn. Het is niet de bedoeling te komen tot ‘insluiting’ in het kapitalisme, wel tot een maatschappelijke integratie. Insluiting betekent al te vaak een toegang van de armen tot de markt en tot het kapitalisme, met integratie wordt een beweging van twee zijden verondersteld. Aan de onderkant kunnen mensen zich organiseren en kan de informele economie geleidelijk aan geformaliseerd worden. De kapitalistische economie wordt sterk ingeperkt en er wordt een systeem van progressieve belastingen en herverdeling ingevoerd, met openbare diensten en een geherstructureerde sociale bescherming.
Het grootste probleem zie ik echter voor de sector van de olie-ontginning en de mijnbouw. Inheemsen die wijzen op de onverenigbaarheid van ‘rechten voor de natuur’, ‘zelfbeschikking’ en ‘olie-ontginning’ hebben gelijk. Hier zit een grote contradictie in en ik zie niet in hoe dat kan worden opgelost. Uiteraard zal elke mijnbouw en elke ontginning met de grootste milieuzorg moeten gebeuren, maar zonder problemen kan het gewoon niet. En zonder mijnbouw of olie-ontginning kan het land met zijn Dollareconomie niet overleven, kan er geen sociale bescherming worden uitgebouwd en kunnen er geen overheidsdiensten zoals onderwijs en gezondheidszorg komen. Laat staan dat de buitenlandse schuldenlast zou kunnen afbetaald worden of dat er nog zou kunnen geïmporteerd worden. De President heeft wel een punt wanneer hij sommige ecologisten verwijt ‘infantiele fundamentalisten’ te zijn. ‘We kunnen toch niet zitten bedelen vanop een grote zak goud’, zo stelde hij terecht. Hij wijst er op dat Ecuador enkel plaats heeft voor ‘verantwoorde mijnbouw’ en dat de veehouderij van de inheemsen heel wat meer milieuschade veroorzaakt dan sommige mijnen.
Conclusie
‘Amerika, de hoop van het universum’. Zo dacht men erover in de zestiende eeuw nadat men de immense rijkdom van het continent had ontdekt en er romantische denkbeelden over de bevolking werden verspreid. Zo dacht men er nog steeds over in het begin van de negentiende eeuw nadat de verlichtingsidealen uit Europa werden gebruikt om een onafhankelijkheidsstrijd te voeren. Emancipatie was toen de grote droom. Simon Rodriguez, de leermeester van Bolivar, moest echter vaststellen dat hoe goed de nieuwe grondwetten en wetten ook mochten zijn, als de mensen niet volgen, als ze de nieuwe ideeën niet in zich opnemen, dan mislukt het project. ‘We hebben nu een Republiek. Waar zijn de republikeinen?’
Ook vandaag weer kijkt met in West-Europa met een grote belangstelling naar het Latijns-Amerikaanse continent. Wat de sociale bewegingen hier niet meer kunnen omdat het hen aan dynamiek ontbreekt en omdat het linkse denken na de val van de Muur in Berlijn zich nog steeds niet heeft vernieuwd, wordt nu stukje bij beetje werkelijkheid in Ecuador, Bolivië en Venezuela. Maar ook hier en nu dreigt het risico dat de bevolking niet mee kan. Dat er te weinig aan ‘onderwijs’ wordt gedaan. Dat er te weinig participatie is en te weinig uitleg wordt gegeven. Vandaar het grote belang van het zapatistische advies: ‘hay que ir al paso del mas lento’, men moet niet sneller willen lopen dan wat de traagste aankan.
Wat de burgerrevolutie in Ecuador alvast mee heeft is haar positieve ingesteldheid. Hier wordt geen tijd verloren met het aanklagen van ‘het kapitalisme’ of ‘het neoliberalisme’. Hier wordt niet afgebroken maar constant opgebouwd. De revolutie is een feest, aldus Correa, iedereen moet meevieren en iedereen moet mee opbouwen. Op een ogenblik dat andere bewegingen in Latijns-Amerika, zoals de neozapatisten in Mexico of de ‘piqueteros’ in Argentinië in een impasse zijn beland, is dit een meer dan welgekomen verademing. Zeker, deze bewegingen blijven inspirerend voor wie volkomen vast zit, maar veel vooruitgang wordt er niet langer van verwacht.
De burgerrevolutie van Ecuador houdt vooralsnog geen radicale breuk met het kapitalisme in. Ze kan daar enkel toe leiden wanneer de logica van de ‘buen vivir’ volledig wordt doorgetrokken, en daar ziet het niet meteen naar uit, zeker niet zolang er Dollars nodig zijn om het land draaiende te houden. Hoe dan ook kan die ‘buen vivir’ vermijden dat de revolutie uitdraait op een marxistisch-leninistisch project waar moeilijk een meerderheid van de bevolking kan voor gewonnen worden. Na de militaire dictaturen van de jaren ’70 is de bevolking zeer gehecht aan democratie, aan burgerrechten en aan sociaal-economische rechten. Men kan rustig stellen dat het huidige project in Ecuador een zoektocht is tussen twee gefaalde projecten: het socialisme van Oost-Europa en het neoliberalisme van Washington.
Men kan enkel hopen dat de president niet wordt gedwongen om toegevingen te doen aan zijn huidige medestanders van de betere klassen om zo ook voldoende steun over te houden in het Parlement. Zolang de huidige koers wordt aangehouden moet deze burgerrevolutie door de linkerzijde worden gesteund. Ze is lang niet perfect, de regering maakt fouten, ze heeft te kampen met een fundamentele contradictie tussen de ontginning van grondstoffen en de rechten van de natuur, maar ze is wel een goede marsrichting ingeslagen en werkt zeer vernieuwend.
Men kan begrijpen dat sociale bewegingen hun utopie nastreven, men kan begrijpen dat inheemse volken hun soevereiniteit opeisen, maar ook zij zullen moeten beseffen dat ze nooit eerder zoveel hebben kunnen verwezenlijken als met deze president. Nooit eerder kregen ze zoveel rechten, nooit eerder werden zoveel mooie principes in fundamentele teksten ingeschreven, nooit eerder werden zulke progressieve wetten goedgekeurd. Het zou een onvergeeflijke fout zijn mochten progressieve bewegingen hun steun aan dit regime opzeggen en daardoor opnieuw de rechterzijde aan de macht brengen. Dit is een zware verantwoordelijkheid voor de linkerzijde. Oppositie voeren is één ding, een regering doen vallen en de deur openzetten voor een nieuwe lange nacht van het neoliberalisme, iets anders.
(Uitpers, nr. 114, 11de jg., november 2009)