Eind mei organiseerde Die Linke haar eerste congres als gefuseerde partij in het Oost-Duitse Cottbus. Verrassingen waren er niet.
Geen verrassingen op het eerste congres van Die Linke eind mei in Cottbus. Het belangrijkste punt op de agenda was de verkiezing van de leiding. De leiding die voorlopig was aangeduid na de fusie tussen WASG (Wahlalternartive Arbeit und soziale Gerechtigkeit) en PDS (Partei des Demokratischen Sozialismus) werd in Cottbus bevestigd. Lothar Bisky en Oskar Lafontaine blijven zoals verwacht de partij voorzitten.
Er was wel wat strijd rond de vier ondervoorzitters. Drie uittredende ondervoorzitters werden bevestigd(1) maar de vierde, Katina Schubert uit de rangen van de voormalige PDS, had zich niet opnieuw kandidaat gesteld uit onvrede met het te radicale discours van Oskar Lafontaine. Zij verwijt hem “te ver van de realiteit” te staan.
Eventjes had Sarah Wagenknecht, een boegbeeld van de linkerzijde, overwogen zich kandidaat te stellen voor deze vierde zetel, maar uiteindelijk deed ze het toch maar niet, onder zachte druk van Bisky en Lafontaine. Het werd Halina Wawzyniak, een vertegenwoordigster van de Berlijnse Die Linke, die de hoofdstad bestuurt met de SPD (Sozialdemokratische Partei Deutschlands) en staat voor “realisme”, lees soberheidspolitiek, en daarvoor in de deelstaatverkiezingen werd afgestraft. Wawzyniak beklaagde zich op het congres dat er te weinig lof is voor de “verwezenlijkingen in Berlijn”(2). Zij zal wel even geslikt hebben toen 100 betogers van de dienstenvakbond Ver.di voor het congres kwamen betogen tegen de sociale politiek van het Berlijnse stadsbestuur. Anderzijds kreeg de Berlijnse Die Linke goede punten op het congres omdat, onder druk van Die Linke, Berlijn zich in de Bondsraad onthouden heeft bij de stemming over het Verdrag van Lissabon.
Sarah Wagenknecht haalde later met 70,5 % de hoogste score van alle vrouwen in de verkiezing van het partijbestuur(3).
Programma
Voor een discussie over het programma was maar twee uur uitgetrokken. Het echte debat werd naar later verschoven.
Er is een sluipende confrontatie bezig tussen Oskar Lafontaine, die een radicale sociale en democratische koers verdedigt, en grote delen van de oude PDS, die snel willen aansturen op regeringsdeelname. In zijn congrestoespraak verwees Lafontaine uitdrukkelijk naar de mislukkingen in Italië en Frankrijk, om te hameren op het feit dat de Die Linke, “tegen de tijdsgeest in”, moet gaan voor haar eigen ideeëngoed. “Wij regeren vanuit de oppositie”, voegt hij er vergenoegd aan toe wanneer hij vaststelt hoe de andere partijen steeds opnieuw verplicht zijn te reageren op de voorstellen die de Die Linke vanuit de oppositie lanceert.
Lafontaine hamert daarbij op de treurige balans van de SPD, de Groenen en de CDU-CSU Christlich Demokratische Union-Christilisch-Soziale Union). De BTW-verhoging in 2007 heeft 22 miljard euro van de gezinnen overgeheveld naar de bedrijfswinsten. Duitsland is binnen de OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling) koploper geworden wat betreft het aandeel van de lage lonen, nog voor de VS: één op vier verdient niet meer dan 15.000 euro per jaar. Het aandeel van de lonen in het BBP is sinds 2000 teruggevallen van 72 % op 64 %, wat staat voor 135 miljard euro, waarvan de helft normaal naar belastingen en sociale zekerheid zou gegaan zijn.
Tegen die achtergrond wil Lafontaine een radicaal profiel. Zo legde hij in de senaat een voorstel neer om de helft van de jaarlijkse vermogensaanwas van de bedrijven onder controle van de werknemers te brengen. Dat leverde hem enkel een meewarig hoofdschudden van de andere partijen op, zegt hij.
Maar ook in de schoot van de Die Linke is niet iedereen blij met die radicale aanpak. De oude “realo’s” van de vroegere PDS willen in de regering, en bereiden op de achtergrond regeringsdeelname voor. Zo hield Gregor Gysi een opgemerkte rede bij het zestigjarig bestaan van Israël die door waarnemers werd ervaren als een aangrijpen van de Duitse schuldgevoelens tegenover Israël om een basis te leggen voor het openen van bressen in het principiële antimilitarisme van de Die Linke.
Het congres nam een beslissing over enkele campagnes: een plan om 50 miljard euro te mobiliseren voor “openbare investeringen in de toekomst”, welvaartvaste pensioenen, terugtrekking van de troepen uit Afghanistan,…
Cijfers
Die Linke heeft nu 73.500 leden. Zij is daarmee de vierde partij in Duitsland, na SPD, CDU en CSU. De grootste afdeling is die van Saksen met 13.208 leden, de kleinste die van Bremen met 453 leden. 39% van de leden zijn vrouwen. In het jaar na de fusie een jaar geleden werden 10.000 nieuwe leden gewonnen, waartegenover 7.000 leden staan die de partij verlieten of die overleden.
In Cottbus kwam 41 % van de 562 afgevaardigden uit de “oude deelstaten”, wat aantoont dat die Linke zeker geen partij meer is met het zwaartepunt uitsluitend in het voormalige Oost-Duitsland.
Die Linke is met scores van 5,1 % tot 8,4 % in vier West-Duitse deelstaten in het parlement verkozen, en zit nu in totaal in 10 deelstaatparlementen. Door de opmars van die Linke kent Duitsland nu in de praktijk een vijfpartijenstelsel, met de SPD, de CDU-CSU, de Groenen, de FDP en die Linke. In de sociaaldemocratische SPD leidt dit tot een verscheurende richtingsstrijd: met Die Linke gaan voor een linkse meerderheid, of op voorhand elke federale coalitie met Die Linke uitsluiten.
(Uitpers, nr 99, 9de jg., juni 2008)
Voetnoten:
(1) Katja Kipping (ex-PDS, Saksen), Ulrike Zerhau (ex-WASG, Noordrijn-Westfalen) en Klaus Ernst (ex-WASG, Beieren).
(2) Tot deze verwezenlijkingen horen privatiseringen van sociale woningen en het uittreden van Berlijn uit de cao voor ambtenaren om lagere lonen te kunnen betalen.
(3) De verkiezing was apart voor vrouwelijke quota in het bestuur.