“Selbstmord als Staatsräson ?”
De resultaten van de Duitse bondsdagverkiezingen lagen niet alleen in de lijn der verwachtingen; ze trokken die lijn zelfs nog een flink eind door. Het verlies voor de beide grote volkspartijen werd groter dan verwacht, de winst voor extreem-rechts ook. Voor uittredend en toekomstig kanselier Merkel wordt het moeizaam plakken om een meerderheid bij elkaar te krijgen. Terwijl de A1ternative für Deutschland (AfD) nog in volle overwinningsroes al een pijnlijke knip te verwerken kreeg.
Al dagenlang voor de verkiezingszondag twijfelde niemand er nog aan: de regerende christen- en sociaal-democraten zouden klappen krijgen, en voor het eerst sinds het ontstaan van de Bondsrepubliek zou een extreem-rechtse partij haar intrede doen in het federale parlement. Alleen naar de omvang van de stemmenverschuivingen bleef het gissen. Want opiniepeilingen in Duitsland mogen dan een ijzersterke reputatie hebben, de peilers zelf zijn de eersten om te erkennen dat hun foutenmarge groter wordt wanneer extreem-rechtse partijen in het spel zijn. Nogal wat mensen erkennen immers niet graag dat ze zinnens zijn voor die partijen te stemmen, en vertekenen dus de peiling. Dat verschijnsel is ook in andere EU-lidstaten niet onbekend. Toch kwamen de klappen harder aan dan verwacht.
De sociaaldemocratische kandidaat-kanselier Martin Schulz (die als voorzitter van het EU-parlement een heel gedegen profiel had opgebouwd) was sinds de pijnlijke verkiezingsnederlaag van de SPD in haar historisch bastion Noordrijn-Westfalen zijn redders-aureool al kwijtgeraakt maar bleef verbeten vechten om zijn partij voor verdere neergang te behoeden. Tevergeefs. Hij kon ternauwernood beletten dat de SPD onder twintig procent zakte, en zag ruim een half miljoen kiezers afdwalen naar de AfD.
Hij aarzelde dan ook niet om snel en drastisch een zwaarwichtige conclusie te trekken: geen half uur na het sluiten van de stemlokalen verkondigde hij dat de SPD niet ter beschikking stond voor een nieuwe regeringsdeelname. En hij werd in die keuze snel bijgetreden door ettelijke kopstukken, onder het motto: dat extreem-rechts de Bundestag binnenrukt is al erg genoeg, maar de AfD mag niet de leidende oppositiepartij worden (wat qua getalsterkte het geval zou zijn mocht de SPD alsnog gaan mee-regeren); neen, de sociaaldemocraten zullen hun verantwoordelijkheid opnemen als grootste democratische oppositiepartij.
Van haar kant liet kanselier Merkel (van wie niemand betwijfelt dat zij zichzelf zal opvolgen) expliciet horen dat zij “teleurgesteld” was door die overhaaste keuze, maar dat de deur openstond mocht de SPD alsnog van mening veranderen.
Verder bleef Merkel haar nuchtere en tegelijk zelfzekere zelf: zij erkende ruiterlijk dat de klap hard aankwam en dat de regering kennelijk niet voldoende aandacht had besteed aan de bekommernissen van de mensen die in arren moede dan maar voor de AfD hadden gestemd. Maar zij aarzelde niet om ook nu te beklemtonen dat het opvangen van zoveel honderdduizenden vluchtelingen een juiste beslissing was geweest. Om de (meer dan een miljoen !) kiezers terug te winnen die CDU-CSU verloren aan extreem-rechts wil zij echter niet die populisten naar de mond praten maar gewoon “een goed beleid voeren”.
Jamaica
Met wie ze dat zal moeten doen wordt dé grote en aartsmoeilijke vraag in de komende weken. Want hoewel de liberale FDP een meer dan behoorlijk resultaat behaalt, heeft een coalitie van CDU (en de Beierse zusterpartij CSU) met de liberalen geen meerderheid in de bondsdag. En aangezien niemand tuk is op nieuwe verkiezingen en Merkel niets voelt voor een minderheidskabinet dat van het ene thema tot het andere door andere partijen zou worden gedoogd, wordt een driepartijencoalitie onvermijdelijk. Met de Groenen uiteraard, want voor de christendemocraten komt ‘die Linke’ al evenmin in aanmerking als de AfD.
De formule kreeg de naam ‘Jamaica’ omdat de politieke kleurenleer in Duitsland de christendemocraten ‘zwart’ noemt en de liberalen ‘geel’. Onuitgegeven is zo’n zwart-geel-groene coalitie niet helemaal: ze regeert momenteel in de deelstaat Schleswig-Holstein, nadat daar de sociaaldemocraten ook al voor de oppositie kozen. Een deelstaatregering is natuurlijk een heel ander verhaal dan een bondsregering, maar iedereen weet dat ‘ongebruikelijke’ coalities altijd eerst tot stand kwamen op deelstaatniveau, en daar vaak als een soort generale repetitie fungeerden. Niemand minder dan Joschka Fischer smeedde ooit (in de deelstaat Hessen) de allereerste rood-groene coalitie, die voordien – in beide partijen – ondenkbaar werd geacht.
Alleen staan Groenen en liberalen traditioneel erg vijandig tegenover elkaar, en zou de CSU heel ver over haar eigen schaduw moeten springen om met de Groenen tot een akkoord te komen. In diverse uitlatingen zondagavond en maandag bleven liberale tenoren wel opvallend beleefd tegenover de Groenen.
Nog opvallender was overigens dat zowel groene als liberale kopstukken er herhaaldelijk en krachtig op aandrongen dat eigenlijk de SPD als tweede-grootste partij haar verantwoordelijkheid moest opnemen en opnieuw gaan regeren – wat een SPD-kopstuk de venijnige vraag ontlokte “waar zijn jullie bang voor ?” Neen, meende een journalist: ze doen dat vermoedelijk alleen om Merkel duidelijk te maken dat ze hoegenaamd niet staan te trappelen om in zo’n driepartijencoalitie te stappen, en aldus hun prijs op te drijven.
Daarenboven zijn beide partijen heel erg op hun hoede om zich te laten vangen in een ‘wurgende omhelzing’ door Merkel. De SPD betaalt telkens een zware electorale prijs voor een coalitie met de CDU-CSU, en de FDP verdween in 2013 na zo’n ‘omhelzing’ zelfs onder de kiesdrempel. “Selbstmord aus Staatsraison ? Nein Danke !”
Momenteel lijkt het er echter veeleer op dat de grote struikelsteen voor een Jamaica-bondgenootschap de Beierse CSU kan worden: in die partij leeft blijkbaar nog steeds de geest van wijlen Franz-Joseph Strauss, die altijd vond dat rechts van de christendemocraten geen partij van betekenis mocht bestaan. En dus wil men ‘de rechterflank afdekken’ door met name in de vluchtelingen- en migratiepolitiek een nog veel strakker beleid te voeren. Nieuw is die eis niet, en de spanningen tussen beide christendemocratische partijen liepen daarover tijdens de voorbije jaren hoog op. De CSU is bovendien behoorlijk aangeslagen door het feit dat de AfD juist in Beieren (waar de grootste toevloed van vluchtelingen aankwam) haar beste resultaat behaalde in het Westen van de Bondsrepubliek; en zij maakt zich dus grote zorgen over de komende deelstaatverkiezingen in de herfst van 2018.
Op de vraag of ze verwachtte dat ze nog vóór Kerstmis met een nieuw kabinet voor het parlement kon treden antwoordde Merkel ontwijkend; nogal wat commentatoren betwijfelen dat uitdrukkelijk.
Paukenslag
Over de coalitievorming zal dus nog wekenlang naar hartelust worden gespeculeerd. Maar minstens evenveel aandacht ging en gaat naar de onverwacht hoge score van de AfD (Alternative für Deutschland). Terecht, want het is voor het eerst sinds het eind van de Tweede Wereldoorlog dat een zo rechtse partij doordringt tot het federale parlement. Op deelstaatniveau gebeurde dat eerder al. In West-Duitsland zetelde de neo-nazistische NPD in de late jaren ‘60 van vorige eeuw in de deelstaatparlementen van Baden-Württemberg en Beieren, en de ‘radicaal-rechtse’ Republikaner (in de jaren ‘negentig) in dat van Baden-Württemberg. In de oostelijke deelstaten (lees: de ex-DDR) fungeerden na 1989 extreem-rechtse partijen als NPD of DVU meer dan eens als opvangbekken voor proteststemmen, om vervolgens in de respectieve deelstaatparlementen een modderfiguur te slaan door incompetentie en ridicule ruzies. Een zootje ongeregeld, kortom.
Dat geldt ongetwijfeld ook voor de AfD. En het werd zelfs uitdrukkelijk als excuus aangevoerd door co-lijsttrekker Gauland, toen dat maandagochtend hoognodig bleek. Want wat aan die uitspraak voorafging was – meer nog dan het succes van een zo rechtse partij – werkelijk nooit gezien in de geschiedenis van de Duitse politiek.
Men kan het zich haast niet voorstellen: de partij behaalt een klinkende overwinning, krijgt daags daarop overweldigende media-belangstelling voor haar overwinnings-persconferentie, en uitgerekend dààr vertelt dan de co-voorzitter (die zopas een absolute meerderheid behaalde in haar kiesdistrict) doodleuk dat zij wel haar mandaat opneemt, maar niet zal zetelen als lid van de AfD-fractie. Een partijvoorzitter die haar eigen fractie verloochent… il faut le faire.
De analyse van die onwaarschijnlijk media-genieke stunt vraagt om een andere Franse spreuk: la vengeance est un plat qui se mange froid. Lees: als je niet meteen terugslaat, maar kan wachten, zal je wraakoefening des te harder aankomen. Want voor iedereen was en is duidelijk: zo nam Petry wraak voor de vernedering die haar als ‘Partei-chefin’ was aangedaan tijdens het AfD-partijcongres in Keulen, eerder dit jaar.
Petry wou niet alleen enkele onverholen racistische en neo-nazistische elementen uit de partij laten verwijderen, maar – vooral – een congresresolutie laten goedkeuren die de partij een ‘fatsoenlijk-rechtse’ oriëntatie moest geven en zo de weg effenen naar machtsdeelname in de toekomst. Maar haar voorstel werd niet eens in overweging genomen, en vanuit het massaal bijgewoonde partijcongres kwam geen spontane beweging om haar ervan te overtuigen toch lijst-trekker te worden in de bondsdagverkiezingen. Toen was al duidelijk dat zij de machtsstrijd met de rechtse diehard Gauland voorlopig verloren had. Haar spektaculaire optreden (van nauwelijks een kwartier) op de ‘overwinnings-persconferentie’ van ‘haar’ partij was ongetwijfeld een zoete wraak. De feeststemming was daarmee grondig verstoord, en de media begonnen gretig te speculeren hoevele van de resterende 93 pas verkozen AfD-parlementsleden het voormalige charismatische partij-boegbeeld zullen volgen.
Leedvermaak over het zootje ongeregeld is terecht. Maar, zo waarschuwde meteen een veel gelezen politoloog (en CDU-lid !): het zou ronduit funest zijn mochten de democratische partijen nu gerustgesteld de schouders ophalen en er van uitgaan dat de AfD zichzelf wel zal vernietigen. Inderdaad: theoretisch kunnen de democratische partijen een groot deel van die miljoenen kiezers terugwinnen, want meer dan zes op tien AfD-kiezers gaven aan dat ze niet voor die partij hadden gestemd om haar programma, maar omdat ze tégen de gevestigde partijen wilden schoppen.
Maar als die kiezers de indruk krijgen dat de volgende regering (om het even of dat nu een Jamaica- of toch weer een ‘grote’ coalitie is) opnieuw een club wordt van “welstellende urban elites die geen flauw benul hebben van de trieste triviale problemen waarmee gewone mensen in Oost én West dag-in, dag-uit te maken krijgen”, dan zal de AfD niet na één legislatuur weer verdwijnen, zoals andere protestpartijen voor haar. Het worden boeiende tijden in de bondsrepubliek.
Cijfers: % – / + mandaten
CDU-CSU 32.9 – 8.6 246
SPD 20.5 – 5.2 153
FDP 10.7 + 6.0 80
Gr 8.9 + 0.5 67
Li 9.2 + 0.6 69
AfD 12.6 + 9.4 94 ( hoewel… zie tekst
Obesitas bedreigt Bundestag
De Duitse bondsdagverkiezingen leverden naast leerrijke stemmenverschuivingen nog een andere verrassing op: het onberekenbare opzwellen van het Duitse parlement.
Hoezo? De verdeling van de zetels tussen de partijen verschilt natuurlijk van de ene legislatuur tot de andere, maar hun totale aantal toch niet? Toch wel. En dat kan in de eindspurt zelfs voor adembenemende verschuivingen zorgen, zoals onder meer in 2002 en 2005. Of tot bedenkelijke obesitas voor de bondsdag. Dat heeft alles te maken met merkwaardige trekjes van het Duitse kiesstelsel.
Toen na de oorlog het westen van Duitsland een democratie moest worden, werd (duidelijk onder invloed van de bezettingsmachten) gekozen voor een systeem waarin zowel meerderheidsstelsel als verhoudingskiesrecht aan bod kwamen. In een meerderheidsstelsel stuurt elk kiesdistrict één afgevaardigde naar het parlement: dat wordt de kandidaat die het hoogste aantal stemmen heeft behaald (zoals in Groot-Brittanië) of, desnoods in een tweede ronde, tenminste de helft-plus-een (zoals in Frankrijk). In een proportioneel stelsel worden de zetels (in grotere kiesomschrijvingen) verdeeld in verhouding tot de stemmenpercentages die de verschillende partijen hebben behaald; doorgaans moeten ze wel een minimum-percentage (kiesdrempel) halen om aan de verdeling mee te doen. Het eerste stelsel resulteert in een duidelijke afbakening tussen meerderheid en oppositie, het tweede in een correctere weergave van de wil van de kiezer.
Als je die twee stelsels wil combineren beland je onvermijdelijk in een behoorlijk ingewikkeld systeem. Resultaat: Duitsland kent een “gepersonaliseerd verhoudingskiesrecht”, waarin elke kiesgerechtigde over 2 stemmen beschikt (door cynici soms ook de ‘heilige tweevuldigheid’ genoemd). De Erststimme moet uitmaken welke kandidaat het kiesdistrict zal vertegenwoordigen, de Zweitstimme bepaalt (per deelstaat) hoe sterk de verschillende partijen uit de bus komen. Ofte: met de eerste stem kies je rechtstreeks voor een kandidaat, met de tweede voor een partij. En dat hoeft niet noodzakelijk de partij te zijn van de kandidaat die je eerste stem kreeg. Die keuzevrijheid heeft merkwaardige gevolgen voor de uiteindelijke samenstelling van het parlement.
(Voor alle duidelijkheid tussen deze haakjes: de term parlement wordt hier gebruikt voor de bondsdag, waarin de rechtstreeks verkozen parlementsleden zetelen. Daarnaast bestaat als wetgevend lichaam ook de bondsraad: een ‘senaat van de deelstaten’ waarin de afgevaardigden niet rechtstreeks verkozen zijn, en die – zeker na de jongste hervorming van het Duitse federalisme – duidelijk minder in de pap te brokken heeft).
2 stemmen
Wat gebeurt nu met die twee stemmen ? Het land is ingedeeld in een aantal kiesdistricten (thans 299) waarin telkens één afgevaardigde rechtstreeks wordt verkozen: wie het – relatief – hoogste aantal stemmen haalt is verkozen. En blijft verkozen. Daarmee is het meerderheidsstelsel aan bod gekomen.
Om ook het proportionaliteitsbeginsel te laten spelen worden nog eens evenveel zetels voorzien, die worden toegewezen volgens de stemmenpercentages van de respectieve partijen. De bondsdag als geheel telt dus (minstens) 598 mandaten. En nu komen de Zweitstimmen aan bod. Die zijn beslissend voor de berekening van het stemmenpercentage dat de verschillende partijen hebben behaald, en het is op basis dààrvan dat wordt berekend hoeveel van de 598 zetels een partij krijgt toegewezen – indien ze tenminste de kiesdrempel heeft gehaald. De 598 zetels worden verdeeld over de verschillende deelstaten in verhouding tot hun bevolkingsaantal; in feite gaat het telkens om het dubbel van het aantal kiesdistricten. In de grootste deelstaat (Noordrijn-Westfalen) zijn bijv. 128 zetels te verdelen, in het veel minder bevolkte Brandenburg 20.
Maar wat gebeurt er wanneer blijkt dat een partij via de rechtstreekse verkiezing in kiesdistricten (met de Erststimmen dus) al méér zetels heeft veroverd dan ze eigenlijk op grond van haar stemmenpercentage (in Zweitstimmen) verdient ? Simpel: de rechtstreeks verworven mandaten blijven behouden, en de proportionele zetelverdeling wordt berekend alsof er geen vuiltje aan de lucht is: uitsluitend op grond van de behaalde Zweitstimmen.
Extraatjes
Die proportioneel verworven zetels gaan allereerst naar de rechtstreeks verkozen kandidaten. Voor een partij die proportioneel recht heeft op méér afgevaardigden dan ze rechtstreeks verkozen kreeg, gaan de resterende zetels naar de kandidaten op de partijlijst van die deelstaat. Dat betekent meteen dat voor kandidaten van kleine partijen (die zelden of nooit een district rechtstreeks kunnen veroveren) de positie op de partijlijst doorslaggevend is – en dus de afhankelijkheid van de partijtop.
Als een partij echter recht heeft op minder ‘proportionele’ zetels dan ze al heeft veroverd via de kiesdistricten, dan blijven die rechtstreekse zetels behouden: dàt zijn dan de veelbesproken Überhangmandate. En dus kunnen in het federale parlement uiteindelijk méér dan 598 leden belanden: in elk geval de 299 rechtstreeks verkozen afgevaardigden uit de kiesdistricten plùs het aantal mandatarissen waarop de verschillende partijen mogen aanspraak maken op grond van hun stemmenpercentage. Wanneer – bijvoorbeeld – in de deelstaat Sachsen de SPD al tien (van de 16) kiesdistricten rechtstreeks heeft veroverd, maar op grond van haar percentage aan Zweitstimmen in die deelstaat eigenlijk maar recht heeft op acht zetels, dan mag ze toch die tien mensen naar de bondsdag sturen, en krijgt ze dus (alleen al in die deelstaat) alvast twee zetels méér dan ze in een zuivere proportionele verdeling mocht verwachten.
Met zijn twee stemmen kan de kiezer ook handig maneuvreren. Liberale of groene kiezers zijn wel realistisch genoeg om te beseffen dat op het niveau van het kiesdistrict een ‘gele’ of ‘groene’ kandidaat praktisch geen kans maakt om rechtstreeks verkozen te geraken. Dus geven ze hun Erststimme liever aan de kandidaat van de grote partij waarbij ze het dichtst aanleunen en waarmee ze dus liefst een coalitie willen zien tot stand komen. De liberale voorkeur gaat traditioneel naar de christendemocraten, de groene naar de sociaaldemocraten. Zo wordt de gewenste coalitiepartner versterkt, terwijl de nuttige tweede stem naar de eigen partij gaat.
Pervers
‘Auf die Zweitstimme kommt es an’ is dan ook een slogan die vooral door die kleinere partijen in de verf wordt gezet tijdens de kiescampagnes.
Hoewel. Niet alléén door de kleine. De complexiteit van het systeem neigt af en toe ferm naar perversiteit: wanneer bijv. een grote partij – die zeker is van een fors aantal rechtstreeks verkozenen – de kiezers zélf oproept om bij het uitbrengen van hun tweede stem toch ook de potentiële coalitiepartner niet te vergeten… want die mag natuurlijk niet onder de kiesdrempel blijven hangen, en moet sterk genoeg worden om voor een meerderheid te zorgen.
Het omgekeerde geldt ook. Aangezien de beide grote volkspartijen (CDU-CSU en SPD) vooral in de grote centrumvijver pogen te vissen, doen de kleinere partijen veel sterker beroep op de ideologisch gemotiveerde kiezer: wie een centrum-rechtse regering wil, kan voor alle zekerheid maar beter de liberale component daarin versterken, wie een centrum-linkse koers voorstaat moet maar zorgen dat de groenen een voldoende sterke onderhandelingspositie krijgen.
Alleen …leidt dat systeem van extra-zetels uiteindelijk toch weer tot een vertekening van de echte electorale sterkte van de partijen. In 2009 kwamen bijvoorbeeld àlle 24 Überhangmandate ten goede aan de CDU-CSU, die daarmee duidelijk meer zetels in de wacht sleepte dan haar stemmenpercentage zou hebben opgeleverd. Het blijkt in sommige constellaties zelfs mogelijk dat een partij er belang bij kan hebben enkele duizenden stemmen minder te behalen om zo een Überhangmandat te behouden.
Geen wonder dus dat het Duitse Grondwettelijk Hof en later ook het Bundesverfassungsgericht oordeelden dat de bestaande regeling strijdig was met de grondwet. In 2013 kwam er een nieuwe regelgeving tot stand, die evenwel de zaak alleen maar ingewikkelder heeft gemaakt, én de uiteindelijk omvang van de bondsdag volstrekt onvoorspelbaar.
Experts waarschuwden dat de bondsdag voortaan (in plaats van de theoretische 598) tussen 650 en 700 leden zou kunnen tellen; sinds vorige zondag zijn het er 709 ! Je hoort de kreten al: de bondsrepubliek als land van mini-jobs en maxi-parlement.
Compensaties
Die dreigende ‘obesitas’ vloeit voort uit de zorg om de kool en de geit te sparen. Lees: om zowel het meerderheidsstelsel als het verhoudingskiesrecht volop te laten spelen, én grote en kleine partijen op gelijke voet te behandelen.
Hoe doe je dat ? Aangezien Überhangmandate tot gevolg hebben dat de zetelverdeling er uiteindelijk weer anders uitziet dan volgens een correcte proportionaliteitsverdeling, moeten die overtallige zetels gecompenseerd worden. Dus worden per deelstaat zoveel Ausgleichsmandate (‘compensatie-zetels’) ingevoerd als nodig zijn om het aantal zetels per partij opnieuw in overeenstemming te brengen met de respectieve stemmenpercentages. Dat betekent dan wel dat het ‘normale’ aantal zetels (per deelstaat én globaal) niet alleen wordt verhoogd met overtallige zetels, maar ook nog ’s met compensatiezetels. Wat dan weer met zich brengt dat de juiste zetelverhouding tussen verschillende deelstaten kan worden verstoord: een deelstaat waar veel Überhang – en dus voortaan ook Ausgleich – voorkomt, zou uiteindelijk méér afgevaardigden naar de bondsdag sturen dan waar hij qua bevolkingsaantal recht op heeft. Tja, zo kan je bezig blijven, natuurlijk. En dus wordt nu al gespeculeerd over een volgende hervorming…
Voor u zich nu de laatste haren uit het hoofd rukt, nog een toemaatje. De combinatie van meerderheids- en proportionele verkiezing heeft nog een ander gevolg. Om überhaupt in aanmerking te komen voor de zetelverdeling in de bondsdag moet een partij bundesweit tenminste vijf procent van de (tweede) stemmen behalen… behalve wanneer ze via de eerste stemmen al drie kiesdistricten rechtstreeks heeft veroverd. Dan telt ze volwaardig mee voor de algemene zetelverdeling. Dié regel heeft er in de jaren ‘negentig van vorige eeuw bijv. voor gezorgd dat de toenmalige PDS (nu ‘die Linke’) parlementair kon overleven.
Boeiend toch, dat Duitse kiesstelsel ?