“Pakistan, gevaarlijkste land ter wereld”. Het Amerikaanse weekblad Time herhaalde onlangs de formule die in Washington al lang opgeld doet: in Pakistan zitten alle gevaren samen: radicale islam, terreurgroepen, bedreigde eenheid, kernwapens…Pakistan is tegelijk een bondgenoot van de VS in de strijd tegen het “internationaal terrorisme” en tegelijk een beschermer van diverse terreurgroepen. Schizofrenie die zeer veel te maken heeft met de grote obsessie van de Pakistaanse heersers: afrekenen met India. Als die heersers moeten kiezen tussen Osama Ben Laden en India is de keuze snel gemaakt.
De Amerikaanse raid waarbij Osama Ben Laden is gedood, legde die dubbelzinnige relaties weer bloot. Ontzetting en woede in Pakistan voor die inbreuk op de nationale soevereiniteit, het sterke vermoeden van niet alleen Washington dat Osama Ben Laden bescherming genoot van onder meer de militaire geheime dienst ISI waardoor hij in de schaduw van een militaire vesting kon huizen en opereren. En bij ons vragen waarom de chef van Al Qaeda per se moest gedood worden. Om geen spektakelproces te hebben waar hij een propagandatribune zou van gemaakt hebben? Of om geen proces te hebben waarom de beklaagde zou spreken over de jaren dat hij steun genoot van de Amerikaanse geheime dienst CIA, over de banden tussen de VS en de Afghaanse Taliban midden van de jaren 1990, over de dubbelzinnige rol van Saoedi-Arabië in de regio. Enzovoort.
India
De Pakistaanse houding heeft zeer veel te maken met India, de twee staten die ontstonden uit Brits Indië. Pakistan, de moslimstaat, voelde zich van bij aanvang gehandicapt, want beroofd van Kasjmir met zijn overwegend moslimbevolking. Bovendien hielp India de afscheiding van Oost-Pakistan, dat Bangladesh werd, in 1971 mogelijk maken. De bestandslijn die nu door Kasjmir loopt, met een stukje bij Pakistan, het belangrijkste deel bij India, is een open wonde die elke dag pijn doet. Ook Afghanistan valt in dat licht te bekijken.
Vandaar een eigenaardige situatie waarbij het Pakistaanse leger financieel voor een belangrijk deel afhangt van Amerikaanse steun, maar tegelijk via zijn Afghaanse bondgenoten in Afghanistan oorlog voert tegen de Amerikanen. Maar anderzijds zijn delen van dat leger in Pakistan bijna dagelijks doelwit van de bondgenoten van hun bondgenoten, Pakistaanse Taliban. Gewoon omdat niet alle groepen dezelfde objectieven hebben.
De Pakistaanse generaals zien alom de Indiase bedreiging. Als India zijn militaire uitgaven opdrijft, wordt dat geïnterpreteerd als een oorlogsvoorbereiding tegen Pakistan, terwijl India zelf vooral gelijke tred tracht te houden met regionaal rivaal China. Hoe dan ook, het is in Pakistaanse ogen van levensbelang dat Afghanistan uit Indiase invloed blijft, anders wordt het land door de vijand omsingeld. Vandaar de grote rol van ISI en leger bij de vorming van de Taliban, toen met Amerikaanse steun omdat die Taliban een middel waren om een einde te maken aan de chaotische toestand in Afghanistan. Amerika’s vroegere lieveling, de Pathaanse krijgsheer Gulbuddin Hekmatyar, bestookte al jaren Kabul waar zijn Tadzjiekse rivaal Massoed de baas was. Met het risico de Pathaanse kwestie te voeden, want de overgrote meerderheid van de Taliban bestaat uit Pathanen.
Pathanistan
Want er is inderdaad meer dan India. Afghanistan als staat bedreigt de eenheid van wat rest van Pakistan in de vorm van de Pathaanse kwestie. Afghanistan was indertijd niet voor niets het enige land dat zich keerde tegen het VN-lidmaatschap van Pakistan omdat het de grens tussen beide landen niet erkende, want die grens loopt dwars door het land van de Pathanen.
De grens is namelijk een erfenis van het koloniale tijdperk, de Durandlinie die in 1890 door een Brits-Russisch akkoord werd vastgelegd en die het land van de Pathanen in twee deelde. Lange tijd werden de termen Pathaan en Afghaan door elkaar gebruikt, de Pathanen zien zich als de stichters van Afghanistan. Vandaar ook dat de Durandlinie voor hen geen echte grens kan zijn.
De Pathanen zijn zeer sterk vertegenwoordigd in het Pakistaanse leger, wat hen een dubbele loyauteit oplegt. Ze moeten aan de ene kant de soevereiniteit en territoriale integriteit van Pakistan verdedigen, maar aan de andere kant voelen ze zich erg betrokken bij de Pathaanse kwestie, een van de koloniale erfenissen. Niet-Pathaanse Pakistani vrezen dat dit op termijn kan leiden tot een Afghanistan dat alle Pathaanse gebieden omvat, dus grotendeels de Noordwestelijke provincie van Pakistan. Dit maakt het in Pakistaanse ogen des te noodzakelijker om een Pakistaanse greep op Afghanistan te hebben.
Kluwen
Al deze uiteenlopende objectieven leiden tot een kluwen met vaak intern tegenstrijdige loyauteiten. De Afghaanse Taliban willen de in 2001 verloren macht in Kabul heroveren, als het moet los van Al Qaeda dat voor hen een tijdelijk opportunistisch bondgenootschap was. Die Afghaanse Taliban rond mollah Omar hebben weinig oog voor een internationale jihad tegen het Westen. Zij hebben in de jaren 1990 ervaren dat er met de Amerikanen zaken te doen zijn, ze hadden op het einde van hun bewind talrijke maatregelen genomen om tegemoet te komen aan eisen van de VN, waaronder het uitschakelen van de opiumoogsten – die na hun val weer hoge toppen scheren.
Al Qaeda werkt volgens kenners van de regio veel nauwer samen met de Pakistaanse Taliban van de Tehrik-i-Taliban Pakistan (TTP), eveneens overwegend Pathanen die zowel in Waziristan, in de buurt van Peshawar en in het Afghaanse oosten actief zijn. Zij hebben in een deel van dat oosten de plaats ingenomen van de groep van Hekmatyar – altijd bereid tot een deal met Kabul en de VS als hij er maar veel kan uithalen. Die alliantie kan in de regio ook rekenen op de Afghaanse Taliban van Jalauddin Haqqani. Samen controleren ze grote delen van de Afghaanse provincies Kunar en Noeristan. Er zijn berichten dat ze deze zomer hopen tot de grote basis van Bagram door te stoten.
De Pakistaanse legerleider Ashfaq Parvez Kayani zei in februari dat Pakistan Afghanistan niet wil controleren, maar een veilige westelijke grens wil. De “goede Taliban” zijn beter in staat om daarin mee te spelen, zij laten Pakistan met rust. Terwijl de TTP (en Al Qaeda) Pakistan zelf aanvallen.
Washington luistert mee en stelt vast dat het weinig keuze heeft. Pakistan is als “gevaarlijkste land ter wereld” te belangrijk om het als “bondgenoot” te laten schieten, ook al is het een bondgenoot die met zijn eigen agenda zit en daarom vijanden van de VS stevig steunt. In Pakistan leeft ook nog wel de herinnering aan de lange tijd dat Washington, de CIA voorop, islamfundamentalistische groepen, zoals die van Hekmatyar en Osama, geld en wapens gaf, met onder meer de zegen van Saoedi-Arabië, een andere speler in dat regionale dubbelspel.
(Uitpers nr. 132, 12de jg., juni 2011)