De jongste stad ter wereld. Slechts 47 jaar oud en toch al op de Unesco-lijst. Erfgoed der Mensheid? Mooi en leefbaar? Blijkbaar niet voor iedereen. De Braziliaanse hoofdstad is hoe dan ook een monument, een gedroomde realiteit.
De oude dame duwt met een routinegebaar haar bril met dikke glazen verder op haar neus. Met sierlijke halen noteert zij onze namen in het gastenboek. De aders op haar rechterhand spannen zich. Haar heldere, lichte ogen herinneren nog aan haar rimpelloze levenstijd.
Alles gebeurt in slow motion, ook het Portugees-Spaans waarin de hospita ons begroet in haar bescheiden pousada. “Vooraf betalen alsjeblief, orders van mijn baas”, zegt ze verontschuldigend. Ik antwoord in mijn beste Portuñol, waarin meer Spaans dan Portugees aanwezig is en kijk wat onwennig rond in de eerder sjofele ruimte. Onze gastvrouw wijst naar bloque I op het stadsplan van de Braziliaanse hoofdstad. De plattegrond lijkt op een vogel met wijduitgeslagen vleugels. In de rechterwing ligt de pousada Cury’s solar. In Brasilia kun je blijkbaar niet verloren lopen als je het alfabet en enkele cijfers met elkaar kunt combineren. De ogen van de hospita worden nog helderder wanneer ze hoort dat wij Spaans spreken. Zij is duidelijk verheugd haar moedertaal nog eens te kunnen boven halen. Zij stelt zich voor als doña Carmen en schakelt meteen over naar een hogere versnelling.
(foto Anne Van den Bril)
“Ik heb de eerste arbeiders nog gekend die deze wijk uit de savannegrond hebben gestampt”, begint zij ongevraagd herinneringen op te halen. “En ook de eerste ambtenarenfamilies die een dubbel loon werden uitbetaald om ze te onttrekken aan de zuigkracht van de grote kuststeden. Het waren pioniers die naar de derdewereld in een derdewereldland werden gestuurd.” Mijn kennismaking met het modernistische Brasilia loopt ineens via het geheugen van een oude vrouw. Haar persoonlijke geschiedenis en de geschiedenis van Brasilia blijken nauw met elkaar verweven. Doña Carmen komt uit een klein dorpje in de buurt van het Spaanse Valladolid. In 1954 verliet de jonge Carmen haar geboortestreek en trok op avontuur uit. Brazilië trok haar aan. “Het dorp waar ik woonde beklemde me. Ik wilde een stukje van de wereld zien. Dat was mijn droom”, bekent ze terwijl ze ons een aftandse kamer met de veel belovende naam “suite” laat zien. Een gammel bed, een lege koelkast en oude prenten van vermoedelijk Zwitserse landschappen. Cury’s solar is geen Hilton. Gelukkig maar, want daar krijg je zeker geen levensverhaal opgedist.
Carmens eerste reis werd tevens haar laatste. Ze kwam naar Brazilië als nieuwsgierige toerist en vijftig jaar later woont ze er nog steeds. Wat als een onschuldig uitstapje begon groeide uit tot een heuse emigratie. Doña Carmen heeft nog steeds de Spaanse nationaliteit, maar dat document stelt voor haar niet veel voor. Zij is in al die jaren nooit terug geweest naar Valladolid en zij heeft alle contact met haar familie verloren. “Vrijwel iedereen is ondertussen gestorven” voegt zij er ietwat melancholisch aan toe. “Wie ben ik? Ik ben geen Spaanse meer, maar ook geen Braziliaanse.” Eén ding weet Doña Carmen echter zeker: Brasilia is haar stad, haar sentimenteel eigendom.
Ondertussen is deze plek ook een Unesco-stad geworden. In 1987 werd Brasília opgenomen op de lijst van Erfgoed der Mensheid. Niet vanwege haar historische waarde, maar om haar modernistische visie. Brasilia neemt naast andere geplande en geconstrueerde steden uit de 20ste eeuw zoals Canberra en Islamabad een vooraanstaande plaats in.
Geestelijke vaders
Brasília heeft verschillende geestelijke vaders. Dat verneem ik wanneer we de Don Bosco kathedraal bezoeken. “In 1883 had deze heilige Italiaanse Salesiaan een visioen om een grote stad te bouwen op het zuidelijk halfrond. De stad zou het symbool worden van een nieuwe tijd”, verduidelijkt José, onze Engelstalige gids. Ik neem plaats onder een enorme kristallen luster van 2700 kg en word letterlijk verpletterd door de monumentale pracht van betonnen zuilen en blauwe glasramen. Ik knijp in mijn bovenarm. Hier heerst de religieuze sfeer van gotische en romaanse kathedralen. Ik denk aan Chartres, Laon, Amiens, Burgos, Santiago de Compostela, Antwerpen en Parijs. Is dit overdreven? De Don Bosco kathedraal werd gebouwd in 1958 door Alberto Naves, een leerling van Niemeyer. Kunnen beton en glas, veertig jaar geleden opgetrokken, verstilde en vereeuwigde middeleeuwse kunst evenaren? Is dit een overdreven appreciatie? Ik denk het niet, want als atheïst is het voor mij misschien makkelijker om echte religiositeit van pseudo toestanden te onderscheiden. Dat is het eerste architecturale visitekaartje dat Brasília mij vandaag overhandigt. Eenzelfde gevoel bekruipt me in de Catedral Metropolitana van de hand van Oscar Niemeyer himself. Veel beton, pathetische bronzen beelden van de vier evangelisten, zwevende engelen uit aluminium, een geraffineerde lichtinval via kunstig geconstrueerde glasramen en een verbazende akoestiek maken deze kerk die een stuk onder de grond is gebouwd tot een juweeltje van esthetisch monumentalisme. Oscar Niemeyer slaagt erin om de strakke stadsstructuur van zijn collega en vriend Lúcio Costa een creatieve, onconventionele wending te geven. “De architectuur is niet alleen een simpel technisch probleem voor een ingenieur; ze is in de eerste plaats een uiting van de geest, de verbeelding en de poëzie.” Dat is een lijfspreuk van deze bezeten, vreemde vogel met Duitsklinkende naam die op zijn honderdste (!) nog steeds aan de tekentafel zit. Architectuur moet volgens Niemeyer een verlengde zijn van het landschap. “Ik zocht naar de gebogen en sensuele vormen, die je aantreft in de Braziliaanse heuvels, in het lichaam van je geliefde, en in de wolken en de golven.” Tijdens de dictatuur werd Oscar Niemeyer Soares Filho verplicht om terug te keren naar zijn geboortestad Rio de Janeiro. Daar woont en werkt hij nu nog. Hij en de ondertussen overleden urbanist Lúcio Costa, zijn de ontwerpers van Brasília. Zij werden in sterke mate geïnspireerd door de urbanistische, architecturale en ideologische ideeën van avand-gardist Le Corbusier. Onder invloed van het socialisme werd, zeker in de eerste helft van de vorige eeuw, de maakbaarheid van de maatschappij en de planmatige, rationele aanleg van de menselijke omgeving sterk benadrukt. Dat is merkbaar in het zeer ordelijk uiterlijk dat een levensgroot verschil vormt met de chaotische stadsontwikkeling in andere grote steden.
(foto Anne Van den Bril)
Onze volgende stop is aan het monumentale Memorial JK. Wij worden er begroet door het bronzen borstbeeld van Juscelino Kubitschek. De founding father van Brasilia, die van 1956 tot 1960 Braziliaanse president was, staat nog eens extra afgebeeld in een sikkel afgebeeld. “Was Kubitschek een communist?”, vraag ik aan José. “Nee”, antwoordt hij verontwaardigd, “hij was sociaal-democraat”. In 1973 stierf hij door een auto-ongeval. Zijn verhakkeld voertuig neemt een ereplaats in. Ik neem een kijkje in de grote Amerikaanse slee die zijn doodskist werd. In het naar mijn gevoel wat protserige gebouw – waar eindigt de reconstructie van een historische gebeurtenis en waar begint de heldenverering? – is de sfeer van de jaren vijftig manifest aanwezig. De opkomst van de zware industrie en de plannen voor de bouw van Brasilia nemen de meeste plaats in op de grote tentoonstellingspanelen.
Het idee om de overbevolkte Braziliaanse kust met de megapolissen São Paulo en Rio de Janeiro te ontlasten is niet van gisteren. Het is president Juscelino Kubitschek die in de jaren vijftig aan de uitvoering ervan begon. De nieuwe hoofdstad zou meer evenwicht moeten brengen in de bevolkingsspreiding van dit immense, maar toch bijna lege land. Bovendien kon de centrale administratie en het corpus van de drie politieke machten best op een geografisch centraal gelegen plaats functioneren. De keuze viel op een plek midden in de onherbergzame sertaõ van Goiás op meer dan 900 kilometers van Rio de Janeiro: 5814 vierkante kilometers op 1171 meter hoogte. In 1956 werd er gestart. Er waren geen wegen, geen water. Er was niets. De eerste bulldozers en zakken cement werden met parachutes neergelaten om een kunstmeer en een stad te bouwen. Vier jaar lang werd er koortsachtig gewerkt door naar schatting 30.000 arbeiders, voornamelijk afkomstig uit het arme noordoosten, en op 21 april 1960 greep de inhuldiging plaats. Het kon niet snel genoeg gaan voor Kubitschek die op één jaar tijd voor vijf jaar werk wilde verzetten.
In de bibliotheek kijken de ruggen van enkele duizenden antiquarische boeken me ernstig aan. De rug van “Le barbier de Seville” schittert in goudletters. Een man in een wit tropenpak speurt onopvallend naar bezoekers met lange vingers. Twee dames met een kapje voor de mond, vermomd als verpleegsters, maken met een fijn borsteltje pagina per pagina van enkele oude boeken schoon. Schoolkinderen hebben meer aandacht voor de dames dan voor de boeken. Ergens verloren in een hoekje staat de foto van een breed lachende president John F. Kennedy. Zonder Amerikaanse steun had Brasília er waarschijnlijk niet zo uitgezien hebben. Buiten op de Praça do Cruzeiro kijk ik naar het drukke verkeer op de exo monumental. In de verte tussen het groen doemen modernistische kazernegebouwen op. Een militaire junta controleerde het land met zeer harde hand tussen 1964 en 1985. In die periode namen de buitenlandse schulden, die al hoog waren opgelopen met de bouw van Brasília, nog enorm toe. Een van de felste tegenstrevers van het regime, de vakbondsleider Lula da Silva, woont nu in het Palâcio da Alvorada, aan de andere kant van de hoofdas in de richting van het meer. Hij is nu president. Hoe een dubbeltje rollen kan.
Feniks
De plattegrond van Brasília lijkt op een vliegtuig. Sommigen, zoals Doña Carmen, maken er liever een vogel van: een feniks die uit de droogte van de sertaõ oprijst. Dat beeld zie je duidelijk als je ’s nachts in een vliegtuig boven de hoofdstad cirkelt. Ook van op de tweede etage van de 224 meter hoge TV-mast krijg je datzelfde symbool in beeld. Ik kijk in westelijke richting naar de Esplanada dos Ministerios die uitkomt op de Praça dos Três Poderes. Verderop schittert het meer. Hier krijgt de verbaasde bezoeker een copybook lesje in architecturale democratie: vijftien ordelijke ministeriegebouwen omringen twee immense torens waar de wetgevende macht uitgeoefend wordt. Aan de andere kant staat het Opperste Gerechtshof. Het Senaatsgebouw en dat van de Kamer van Volksvertegenwoordigers is op grote hoogte verbonden door een glazen, afgesloten loopbrug. “Zie je de “H” van “humanidade (mensheid)?” verduidelijkt de gids ons. Wat gebeurt er achter de mooie façade van al die symbolen? Ik vraag het me af wanneer ik zo naar de romp en de cockpit van het vliegtuig kijk dat Brasilia van oost naar west doorsnijdt. Ik kijk van noord naar zuid. Dat zijn blijkbaar de vleugels van het vliegtuig. “Daar bevinden zich de zogenaamde superquadras die oorspronkelijk voorzien waren voor 3000 personen”, hoor ik van onze gids. Heel de plano piloto was bestemd voor 500.000 inwoners.” In elk woonblok van zes verdiepingen, ondergronds met elkaar verbonden, bevindt zich een lagere school, een crèche en winkels. Op het kruispunt van vier superquadras is er een kerk en een school. De woonrationaliteit gaat zo ver dat ook de commerciële centra, hotels en restaurants in blokken geconcentreerd werden. Van op mijn uitkijkpost zie ik dat er zich een grote verkeersader van west naar oost beweegt, maar toch blijft Brasília een rustige stad. Overal is er groen en ruimte. Het lijkt wel een tuinstad. “Dat is het werk van de landschapsarchitect Roberto Burle Marx die samen met de urbanist Lúcio Costa in stond voor deze mathematische stadsconstructie. Deze laatste ontwierp niet alleen de grote lijnen, maar tekende ook voor de details. In zijn ontwerp stond dat de buschauffeurs grijze uniformen moesten dragen en dat de taxi’s grijze DKW’s moesten zijn met vier deuren.” Onze gids blijft ernstig terwijl hij dit zegt. Ik moet echter onwillekeurig denken aan George Orwell.
Lula’s droom
Is Brasília een architecturaal futuristisch hoogstandje of is het eerder het onleefbaar resultaat van een utopistische droom die resulteerde in een Orwelliaanse nachtmerrie? Is Brasília de eerste stad van de 21-ste eeuw of is ze op haar 47ste jaar een overjarig product van een afgesloten periode? Is Brasília een leefbare stad of alleen geschikt als museumstad van de Unesco? Naar musea ga je immers kijken, daar leef je niet in. “Brasília is een utopische nachtmerrie. Het had een symbool van macht moeten worden, maar het is slechts een museum van architecturale ideeën”, zegt de kunstcriticus Robert Hughes. “Ik woon hier zeer graag “, zegt Guiomar Oliveira daarentegen. Zij is adocaat en woont met haar studerende dochter Bárbara midden in het plano piloto. Zij hebben een leuk huisje met een klein tuintje. Ik schat dat Guiomar ongeveer even oud is als haar stad. Voor haar en haar dochter is Brasília helemaal geen nachtmerrie. Ook Maud en Joël, een Frans lerarenkoppel die aan een Franse school aardrijkskunde doceren, voelen zich lekker in Brasília.
Brasilia zou de veiligste stad van het land moeten zijn, vertelde de gids José me, maar toch zie ik in de binnenstad overal tralies voor deuren en ramen. Ook bij Guiomar en Bárbara en zelfs tot op de terrassen van de appartementsgebouwen. Dat is geen goed teken. Het oorspronkelijke Brasília is uit de kleren gegroeid. Na 47 jaar is het oorspronkelijke aantal van een half miljoen inwoners verviervoudigd. Ik zie tegen de horizon de dreigende contouren opdoemen van favelas, van armeluisbuurten. Dat was niet gepland, want de superquadras, de woonwijken, waren allemaal hetzelfde zodat het onderscheid tussen rijk en arm zou verdwijnen. Maar sociale onevenwichten storen algauw de mooiste betonnen dromen. Wat hebben mensen eraan om in, of in de buurt, van een symbolische droomstad te wonen als ze niets op hun boterham kunnen smeren? Stenen, beton en stadsplannen leiden niet tot meer gelijkwaardige maatschappij. Daarvoor moeten andere dingen gebeuren.
Bij zijn presidentieel aantreden op 1 januari 2003 trof Lula da Silva in Brazilië, één van de tien grootste economieën ter wereld, naast exuberante rijkelui ook een groot aantal kindslaven en analfabeten aan. Ook in de droomstad waarin hij nu woont, heerst grote armoede. De droom van de kersverse president is plano fome zero: honger nul. Hoe betaalt hij én dat ambitieus programma én tegelijk de immense buitenlandse schuld? Ik zie de verouderde revolutionair Lula in gedachten ronddolen in zijn Palacio da Alvorada. In een van de mooiste woningen aan het meer, in een van de mooiste omgevingen van het land, wordt gewerkt aan een betere toekomst. In de droomstad Brasília vermengen zich de ambitieuze dromen van Don Bosco, Le Corbusier, Niemeyer, Lula en zijn Partido de Trabalhadores (PT) met de bescheidener wensen van de Doña Carmen’s en de gewone Braziliaanse stervelingen. Lula da Silva is nu al aan zijn tweede ambtstermijn bezig. Zal hij de politieke daadkracht hebben om in en via de droomstad Brasília een rechtvaardiger omgeving uit te bouwen voor alle Brazilianen? Ik kijk naar de poker face van de soldaat die in 19de-eeuws uniform de wacht houdt voor de presidentiële woning. Hij kijkt onbewogen in de verte.
(Uitpers, nr 89, 9de jg., september 2007)