Jaarlijks houden PEN-Vlaanderen en PEN-Nederland een literair dispuut rond een of ander maatschappelijk heet hangijzer. Dit jaar was het thema “Religie en letteren” en de provocerende stelling ervan werd aangebracht door antropoloog en voorzitter van de Humanistisch Vrijzinnige Vereniging Rik Pinxten die tevens moderator was van het debat.
De christelijke en islamitische letteren lijken op sterven na dood. De joodse letteren bestaan nog, maar dan niet vanuit religieus perspectief. Volgens Rik Pinxten mogen we stellen dat de wereldliteratuur minder en minder geïnspireerd wordt vanuit één van de drie boekgodsdiensten, zoals dat nog wel het geval was een eeuw of zelfs minder lang geleden, in de tijd van Tolstoj, Claudel of Eliot. Ook enigszins excentrieke en conservatieve verwijzingen zoals bij Reve kunnen in de Nederlandse literatuur niet dominant genoemd worden. De vraag is of het klopt dat religies geen fundering meer geven voor de levensvragen, zoals die wel zeer sterk aan bod blijven komen in de wereldliteratuur. Hoe komt dat?
Hoe zou een seculiere literatuur er dan in de toekomst uitzien?
Daarover debatteerde op 23 november 2007 een panel van gemengde origine in een goed gevuld Vlaams-Nederlands huis deBuren in Brussel. De auteur, filosoof en journalist Désanne van Brederode – onlangs bekroond met de Gerard Walschapprijs voor haar “Hart in hart” – en de dichteres en columnist Marjoleine de Vos verzorgden de Noord-Nederlandse inbreng. Daarnaast was er ook Fouad Laroui, een in Marokko geboren maar intussen in het Nederlands schrijvende auteur en essayist en Ludo Abicht, een Vlaamse filosoof en publicist met sterk kosmopolitische trekjes.
Meningsverschillen
De ‘gemengde origine’ van het panel zat hem niet zozeer in hun verschillende woonplaatsen boven of onder de Moerdijk maar eerder in de verschillende benadering van zowel het verschijnsel ‘religie’ als van ‘literatuur’. Tegenstellingen te over dus waardoor ik de indruk kreeg dat er bij momenten door de moderator op dovemansdeur werd geklopt. Rik Pinxten als enige niet-literator in het gezelschap bracht antropologische en cultuurhistorische beschouwingen aan om zijn stelling te illustreren, maar botste op veel weerstand voornamelijk bij Van Brederode en De Vos. Voor deze laatste was de vraag of schrijvers vandaag nog religieus geïnspireerd zijn, volledig overbodig. Goede literatuur, daarover moet het gaan. Niets anders. “De Griekse goden zijn ook niet weg uit de literatuur, al gelooft niemand daar nog in. Schrijvers halen overal hun inspiratie uit en ook de heilige boeken van het jodendom, het christendom en de islam blijven een onuitputtelijke bron. Al geloof je niet zelf, toch kun je met de godsdiensten iets doen.’’
Ook Van Brederode wees er herhaaldelijk op dat godsdiensten niet in de eerste plaats draaien om dogma’s of een boek, maar wel om de ervaringen van het religieuze en de bijhorende verhalen. Dat illustreerde zij literair onder meer met haar debuut Ave verum corpus en Gegroet waarlijk lichaam waarin het geloof centraal staat.
Ondersteuning voor zijn stelling kreeg Pinxten vooral van Fouad Laroui die toegaf dat je in de orthodoxe interpretatie van de islam geen ruimte hebt voor echte literaire ontwikkelingen. “De lezing van de Koran leidt nog niet tot een persoonlijke ethiek, maar blijft eerder hangen op het niveau van de doctrine.” Laroui verdedigde, zoals in zijn overigens zeer knap essay “Over het islamisme”, een humanistische islam. “Zolang de islamitische wereld gebukt gaat onder een permanente index – om elke hoek is er wel een imam aanwezig – heeft de roman weinig toekomst.”
Ludo Abicht pikte hier op in en stelde dat ethiek nooit individueel moet worden bekeken. Als voorbeeld gaf hij de Portugese Nobelprijswinnaar -en communist- José Saramago en zijn ‘Het evangelie volgens Jesus Christus’. “Dat is geen boek van een gelovig iemand, maar van een schrijver die de maatschappelijke impact van het fenomeen ‘religie’ onderzoekt.” Deze opmerking was typisch voor de tussenkomsten van Ludo Abicht in heel het debat: hij nuanceerde voortdurend een aantal uitspraken zowel van de moderator als van de panelleden waardoor hij zich opstelde als een tussenfiguur en nuanceerder van een allicht te kort door de bocht geformuleerde uitgangsstelling.Volgens hem kan religie in negatieve zin een zeer grote literaire inspiratiebron zijn. Hugo Claus had nooit zijn “Verdriet van België” kunnen schrijven zonder de verstikkende omgeving van de katholieke godsdienst waarmee hij als West-Vlaamse jongen is opgegroeid.
Abicht werd daarin bijgetreden door Laroui die verwijst naar de betere werken van Georges Bernanos, François Mauriac en Léon Bloy die baden in schuldgevoelens, aangepraat door de kerk. Ook andere namen, en niet van de minste, werden in de loop van de avond op tafel gelegd: in de Nederlandse literatuur werd onder meer het werk van Willem Jan Otten en Jan Siebelink vermeld. Ook de dichters Guillaume van der Graft en Koos Geerds die zich uitdrukkelijk bekennen tot een vorm van protestantisme. Uit de wereldliteratuur vielen de namen onder meer van de Zweedse Torgny Lindgren, maar ook de Egyptische Nobelprijswinnaar literatuur Naguib Mahfouz en de Amerikaanse auteurs John Irving en Norman Mailer werden door panelleden genoemd. Klopt het dus wel dat religies geen fundering meer geven voor de levensvragen die sterk aan bod blijven komen in de literatuur? Deze vraag bleef tot bij de laatste tussenkomst aanwezig.
PEN-prijs
Het debat werd afgesloten door Suzanne Vreys van het Vlaams-Nederlands huis deBuren die er nog een vraag bovenop legde: “Is het niet de grondhouding van de lezer die bepaalt of een boek religieus is of niet?” Misschien stof voor een volgend debat merkte auteur Geert Van Istendaal op die vervolgens de tweejaarlijkse PEN-prijs aan Rodaan Al Galidi overhandigde. Deze in het Nederlands schrijvende auteur van Iraakse origine die zich intussen in Vlaanderen heeft gevestigd, sprak een dankwoord uit waarin ook de materiële component niet vergeten werd, want met de 2500 euro van de prijs kon hij, had hij uitgerekend, een heel jaar een dagelijkse schotel kebab eten. Na negen jaar hosselen in de Nederlandse illegaliteit was dat een meer dan begrijpelijke uitspraak. Rodaan bedankte ook uitvoerig de initiatiefnemers van de Antwerpse schrijversflat waar hij geregeld mocht verblijven en die voor hun vijfjarig bestaan het boekje “Woord onder dak” uitbrachten waarvan de opbrengst bedoeld is om bedreigde en gevangen schrijvers te steunen. De lege stoel die heel de tijd op het podium stond, was bedoeld voor de Gambiaanse journaliste Fatou Jaw Manneh die op dit ogenblik achter tralies zit.
Walter Lotens
(Uitpers, nr. 93, 9de jg., januari 2008)