Steeds meer landen in Latijns-Amerika spelen met de idee de Amerikaanse dollar als nationale munt in te voeren. Ze hopen op die manier meer monetaire en economische stabiliteit te verwerven. Deze plannen hebben veel te maken met de onderhandelingen over de vrijhandelszone van de Amerika’s (FTAA) die van start moet gaan vanaf 2005. Via de FTAA willen de VS hun hegemonie verzekeren op het Amerikaanse continent en verhinderen dat een aantal landen (zoals Brazilië) meer handel gaan drijven met Europa. Als in Europa de euro eenheidsmunt geworden is, moet ook de dollar ingang gevonden hebben op het Amerikaanse continent, dat lijkt aardig te lukken.
In Panama is de dollar al van het begin van de 20ste eeuw in omloop. In januari 2000 werd in Ecuador de dollar ingevoerd, ondanks het massale protest van de(vooral indiaanse) bevolking. In El Salvador is de dollar sinds januari 2001 in omloop, voorlopig naast de plaatselijke colon. Guatemala denkt erover hetzelfde te doen en Argentinië, waar de peso al langer aan de koers van de dollar is gekoppeld, wil ook die weg op. Brazilië is terughoudend maar discussieert erover. De monetaire kolonisatie is volop aan de gang en dreigt de regionale samenwerkingsverbanden aan te tasten. Een nieuwe versie van de Monroe-doctrine ("Amerika voor de Amerikanen") is aan de orde.
EL SALVADOR
Zette als eerste Centraal-Amerikaanse land de stap. Op 2 januari 2001 prijkte op de voorpagina van de plaatselijke krant "El Diario de Hoy" de titel: Good morning El Salvador.
In El Salvador brak een nieuw tijdperk aan, dat van de dollarisering.
Eén week voordien werd de "Wet van de Monetaire Integratie" aan het parlement voorgesteld. Een operatie van meer dan 80 miljard frank en met ongelooflijk veel repercussies werd in één zitting goedgekeurd door een meerderheid van de rechtse regeringspartij ARENA, de conservatieve PCN en de Christen-democraten. De oppositie werd voor een gedongen feit geplaatst. Enkel de zwaargewichten van de privé waren geconsulteerd en die hadden hun fiat gegeven.
Op 10 januari gooiden de 84 burgemeesters van het linkse FMLN (de vroegere guerrilla) het op een akkoord en weigerden met dollars te betalen of te ontvangen. Op 16 januari zou een grootse manifestatie doorgaan. Meer dan vijfhonderdduizend affiches met "No al dollar" waren klaar. Tezelfdertijd tekenden het FMLN, de CDU (Centro Democrático Unido) en een organisatie voor de toepassing van het recht, FESPAD beroep aan tegen de "Wet voor Monetaire Integratie", wegens tegenstrijdig met de grondwet. Voor het eerst sinds lang waren de twee strekkingen van het FMLN en de andere oppositiepartijen het eens: de dollarisering zou de kloof tussen rijk en arm alleen maar vergroten. Maar toen op 13 januari, werd El Salvador nog eens onaangenaam wakker geschud, namelijk door een zware aardbeving. Voor de grote meerderheid van de bevolking een zware slag. Voor de sterk belaagde regering van Franciso Flores was het een verademing, want ze vreesde de geplande betogingen en acties duizend keer meer dan eender welke aardbeving.
CULTURELE OBSTAKELS
De dollarisering was niet alleen politiek niet opportuun, maar ook cultureel moet de Salvadoraanse bevolking heel wat obstakels overwinnen. Vanaf 2 januari is de dollar zogezegd naast de colon in gebruik, maar in de praktijk kan je in de bank en geldautomaten alleen maar dollar krijgen. Vanaf maart kunnen ook geen cheques meer in colon uitgegeven worden. Heel wat mensen, kleine handelaars, straatverkopers, marktkramers en boeren kunnen niet lezen of schrijven of de koers omrekenen. Het valt dan ook niet te verwonderen dat ze van de eerste dag al valse dollars in de hand gestopt kregen.(De eerste week van de omschakeling bleken voor 10 miljoen valse dollar in omloop te zijn). Voor de Minister van Financiën, José Luis Trigueros zijn dat echter "maar kleine ongemakken die niet opwegen tegen de grote weldaden van het nieuwe systeem". De weldaden van de dollarisering zijn, volgens de woordvoerders van de regering: een bevoorrechte positie bij de VS wat betreft uit- en invoer ten opzichte van de andere Centraal-Amerikaanse landen (en wat met de Centraal-Amerikaanse integratie, is die niet belangrijk?); meer buitenlandse investeringen (nog meer maquilabedrijven?), meer monetaire en economische stabiliteit.
REMESAS
Vooral de vele families die maandelijks dollars uit de VS krijgen, de zogenaamde remesas, zien de dollarisering met lede ogen aan. Hun koopkracht zal drastisch verminderen. Eén derde van de totale Salvadoraanse bevolking werkt momenteel in de VS en stuurt regelmatig geld naar het thuisfront. Volgens de Centrale StaatsBank kwamen in 2000 ongeveer 1.500 miljoen dollar via deze weg het land in, terwijl de totale export goed is voor 2.800 miljoen inkomsten. Terwijl de nationale economie stagneert, stijgen de inkomsten van de remesas gemiddeld met 50 miljoen dollar per jaar. Nu de omzetkoers is vastgezet op 8.75 colon voor één dollar,
kunnen de dollars niet meer aan een voordelige koers worden geruild. Duizenden geldwisselaars zien hun inkomen bedreigd. Eén voordeel is dat malafide handelaars ook zullen verdwijnen en dat de wisselkantoren geen hoge commissies meer kunnen aanrekenen. Enkele dagen na de aardbeving circuleerden strooibriefjes waarin een vergelijking werd gemaakt tussen de effecten van de dollarisering en de aardbeving. Het directe gevolg is dat nog méér Salvadoranen het land uit willen.
Ondanks de schade die er geleden is (men schat één miljard dollar), verklaarde de Minister van Economie, Miguel Lacayo dat de vooruitzichten van een economische groei van 4% voor 2001, ongewijzigd bleven. Lacayo is één van de voornaamste architecten van de dollarisering en bevestigt daarmee dat het economische model dat wordt gehanteerd niet ter sprake komt, wat er ook gebeurt. Voor het neoliberalisme bestaan de armen en hun tragedies niet, alleen de macro-economische cijfers tellen. Maar het geld dat bedoeld was om de economie te reactiveren, zal nu gebruikt moeten worden om het land herop te bouwen. Om het Vrijhandelsakkoord met México (TLC) te kunnen doorvoeren, zullen eerst de wegen hersteld moeten worden.
ECUADOR: WEG MET DE SUCRE
Als bij wonder ging de dollarisering ook in Ecuador gepaard met natuurverschijnselen, namelijk de vulkaanuitbarstingen van de Guagua Pichincha en Tungurahua.
Ecuador maakte in de jaren 97/98 mee wat nu in Argentinië gebeurt, namelijk massale protesten tegen de besparingsmaatregelen van de regering. Om de daling van de olieprijzen te compenseren vaardigde de toenmalige president Jamil Mahuad een aantal maatregelen uit die vooral de armsten troffen: meer belastingen voor de informele verkopers, de benzineprijs steeg met 174%. De persoonlijke bankrekeningen van de burgers werden bevroren en de andere belangrijke maatregel was de dollarisering (januari 2000). Dat terwijl 46% van de bevolking niet eens over één dollar inkomen per dag beschikt. De buitenlandse schuld van Ecuador liep in 2000 op tot 14 miljard dollar, hetzelfde bedrag als het Nationale Brutoproduct. Momenteel spendeert de Ecuatoriaanse staat 40% van haar budget aan het terugbetalen van de buitenlandse schuld, terwijl slechts 13% naar onderwijs en 3% naar gezondsheidszorg gaan.
MISLUKTE STAATSGREEP
Ook in Ecuador werd het verdwijnen van de sucre op groot protest onthaald. Niet in het minst door de indiaanse bevolking, die nog steeds sterk gemarginaliseerd wordt, maar in de laatste jaren erg bewust is geworden. Uitdrukking daarvan zijn de organisatie CONAIE (Nationale Confederatie van de Indianen van Ecuador) en de politieke partij Pachakutik.
De dollarisering werd op 9 januari 2000 afgekondigd. Twee dagen later werd een nationale staking uitgeroepen door het Frente Popular, een front van progressieve militairen, de machtige indianenbeweging en enkele oppositieleden. Op 21 januari benoemt het PNPE (Nationale parlement van het Volk van Ecuador), geleid door de aartsbisschop van Cuenca, Alberto Lunas en Antonio Vargas, voorzitter van Conaie een junta waardoor president Jamil Mahuad opzij wordt gezet. Maar door maneuvers van de militairen in de junta wordt uiteindelijk de vice-president Gustavo Noboa het nieuwe staatshoofd. Hij schakelde op zijn beurt de nieuwe junta uit met de steun van de top van het leger en de VS. Hij voert dezelfde politiek, als zijn voorganger. Meer dan ooit is de invloed van de VS in Ecuador sterk aanwezig. De VS-ambassade mengt zich in de binnenlandse aangelegenheden en de militaire basis Manta is een belangrijke pion in de bestrijding van de Colombiaanse guerrilla. Daarnaast zijn grote lagen van de bevolking overgeleverd aan de willekeur van de multinationale ondernemingen die bananen en olie verhandelen.
De dollarisering kan onmogelijk een oplossing zijn om de armste landen van Latijns-Amerika uit de marginalisatie te halen, integendeel. Door de dollar als munt in te voeren en hun markten te openen voor de grote broer in het Noorden dreigen ze hun lot nog meer in handen te leggen van vreemde mogendheden en instanties.
Het duidelijkste voorbeeld daarvan is Mexico, dat hoopte met de invoering van de NAFTA, meer afzetmogelijkheden en meer buitenlandse investeringen te verwerven. Bij de start van de NAFTA kwam het EZLN (zapatisten) na ettelijke jaren naar buiten met een opstand in Chiapas. De Mexicaanse peso devalueerde, de buitenlandse investeerders trokken weg, de nationale landbouw kreeg serieuze klappen, door de oneerlijke concurrentie van de veel goedkopere Noordamerikaanse gewassen en de sociale ongelijkheid nam onrustwekkend toe.
FTAA
De nieuwe Amerikaanse president George W. Bush droomt er luidop van heel Latijns-Amerika tot één grote vrijhandelszone om te bouwen. Zijn vader George M. Bush zette in 1990 al de eerste stappen en de idee lag ook de uitgetreden Democratische president Bill Clinton (en de Democratische presidentskandidaat Gore) nauw aan het hart. De onderhandelingen tussen de VS en de Latijns-Amerikaanse landen startten in 1994. In 1998 was er een principieel akkoord met 34 landen (enkel Cuba ontbrak), dat bepaalde dat de FTAA van start zou gaan in 2005. De hoofdzetel was afwisselend gevestigd in Miami, Panama en Mexico en zal waarschijnlijk uiteindelijk een thuis vinden in Miami. Het project wordt ondersteund door een driekoppige commissie, bestaande uit de BID, Cepalc (Commision Economique des Nations Unies pour l’Amerique Latine et les Caribes) en de OEA. De privésector is vertegenwoordigd per land en per sector via de American Business Forum (ABF). De akkoorden moeten conform de WTO-criteria zijn. Eind maart staat de FTAA op de agenda van de top in Quebec.
Maar alles verloopt niet zo vlot als gepland. Vooral de Andeslanden zien het grote gevaar dat schuilt voor de Mercosur, het handelsblok van Brazilië, Argentinië, Paraguay en Uruguay. Ze vrezen dat ook de dollarisering de Mercosur zou kunnen ontmantelen want dan wordt de onderlinge concurrentie tussen de landen ten top gedreven. Vooral Argentinië, dat nochtans van een bevoorrechte positie bij de VS (en de NAVO) geniet, vreest de concurrentie van Brazilië dat nu al het machtigste land van Latijns-Amerika is. Landen als Bolivië, Ecuador, Colombia en Venezuela zien meer heil in een regionale samenwerking, ook al is dat vaak met in het achterhoofd de idee om sterker te staan in de onderhandelingen voor het FTAA.
Colombia is nog steeds in burgeroorlog verwikkeld. Ecuador heeft haar economische crisis niet opgelost door de dollarisering, integendeel. Hugo Chavez, president van Venezuela leeft op gespannen voet met de VS, en ook in Peru is de VS-gezinde regering van Fujimori verdwenen. Maar dat al deze negatieve aspecten zullen verhinderen dat de FTAA er komt, lijkt zeer onwaarschijnlijk.
(Uitpers, april 2001)