Terecht is er in vele commentaren op gewezen dat de islamisten en islamitische groepen geen rol van betekenis hebben gespeeld in de golf van verzet tegen de heersende Arabische regimes. De betogers wilden/willen een einde aan de armoede en werkloosheid en kwamen ook op voor respect en vrijheid. Maar dat betekent niet dat sommige landen, meer bepaald Egypte, niet in handen kunnen vallen van islamitische groepen.
Zijn de moslimbroeders, de leden van Moslimbroederschap, al-Ikhwan al-Muslimun, in Egypte zo onschuldig als ze zelf zeggen? In een vrije tribune in de Britse krant The Guardian (1), schrijft de woordvoerder van de Broederschoap, Mohammed Mursi, onder meer: “We streven ernaar alle vormen van onrechtvaardigheid, tirannie, autocratie en dictatuur te verwijderen, en we roepen op tot de invoering van een democratisch meerpartijensysteem dat niemand uitsluit”. En verder: “Ze blijft hun eisen steunen dat (…) alle vrijheden ingevoerd moeten worden. Er kan geen twijfel over bestaan dat er een ware democratie moet ontstaan. En hoewel de Moslimbroederschap ondubbelzinnig steunt op het islamitische gedachtegoed, toch verwerpt de organisatie elke poging om het Egyptische volk een ideologische lijn op te dringen”.
Mooie citaten, die wel wat haaks staan op de uitlatingen van andere broeders die onomwonden zeggen dat ze de sharia, de islamitische wet willen invoeren in Egypte. Wat ook het officiële doel is van de broederschap, niet alleen in Egypte, maar in alle islamitische landen om uiteindelijk tot een wereldwijd islamitisch rijk te komen. En wie gaat de invoering van de sharia verhinderen als de broeders, zoals verwacht, de eerste vrije verkiezingen in Egypte met glans gaan winnen?
De Moslimbroederschap werd in 1928 opgericht door de Egyptische onderwijzer Hassan al-Banna met als doel het land te her-islamiseren en te her-moraliseren – vandaar zijn acties o.a. tegen de verkoop van alcohol en tegen prostitutie. Al-Banna was niet tegen geweld. Zijn organisatie was aanvankelijk op semi-militaire leest geschoeid en kocht in het geheim wapens. Die werden ingezet tegen de Britse kolonialisten en ook in de oorlog van 1948 om Palestina. Al-Banna werd in 1949 vermoord. Zijn volgelingen gebruikten ook geweld tegen het seculiere en socialistische regime van de Egyptische kolonel Gamal Abdel Nasser, dat in 1952 via een staatsgreep tegen de monarchie aan de macht was gekomen.
Als gevolg van een moordcomplot tegen Nasser, werd de toenmalige belangrijke ideoloog en leider Sayyid Qutb in 1966 opgehangen. Daarna zwoeren de broeders officieel het geweld af, behalve in Israël en in de in 1967 door Israël bezette gebieden. De broederschap was door Nasser officieel verboden, maar ze werd gedoogd. Ze werkte verder aan de uitbreiding van haar invloed door sociale werken en liefdadigheid. Maar ze werkte niet aan sociale rechtvaardigheid en sociale rechten. Ze is oerconservatief, anti-socialistisch en principieel voorstander van kapitalisme en van privé-bezit, hoe omvangrijk dat ook is. Om die reden was ze tegenstander van de beperkte landhervorming die Nasser destijds doorvoerde. Geen wonder ook dat ze op steun van alle conservatieven en voorstanders van het status quo konden rekenen: de monarchie, de grootgrondbezitters, zelfs van de Britten – die ze officieel bestreden – omdat de broeders een tegengewicht vormden voor socialistische nationalisten en communisten.
Er zijn nogal wat parallellen te trekken met de katholieke clerus in België en andere Europese landen. Van in de middeleeuwen eiste de kerk onderwijs, zieken- en armenzorg voor haar op. Dit om de mensen aan zich te binden en te verplichten: geen hulp en bijstand bv. ,voor mensen die het aandurfden uit de zondagsmis weg te blijven. De Franse revolutie van 1789 hevelde die taken over naar de staat, maar al onder Napoleon maakte de kerk een come-back. En alhoewel ze principieel tegen democratie was, ging ze die in de 19de eeuw steunen in de hoop op die manier de macht te veroveren en via het parlement de katholieke princiepen in burgerlijke wetten te kunnen omzetten. Dit werd uiteindelijk geen succes en vanaf de jaren 1960 – niet toevallig toen de mensen eindelijk een voldoende inkomen hadden en verzekerd waren tegen ziekte en werkloosheid om het zonder kerkelijke liefdadigheid te kunnen rooien – ging de macht en invloed van de kerk steil bergaf. De steun die de kerkelijke hiërarchie in de tijd van “arm Vlaanderen” aan de rijke fabrieks- en grondbezitters had gegeven was één van de redenen waarom de kerk de macht niet wist te veroveren.
Islamitische restauratie
De Moslimbroederschap kende een triomf toen Nasser in 1970 plots overleed en opgevolgd werd door vice-president Anwar al-Sadat, die eind de jaren 1940 de verbindingsman was geweest tussen de broederschap en de samenzwerende officieren. Sadat liquideerde het socialistische en nationalistische nasseristische establishment en begon met het terugschroeven van de landhervorming. Hij deed dat alles met de hulp van de Moslimbroederschap, hoewel die officieel buiten de wet bleef, en liet de nog gevangen zittende broeders vrij. De islamitische krachten kregen vrij spel en hulp als ze maar Sadat en zijn regime met rust lieten. De Moslimbroederschap kon zo rustig haar posities versterken. Maar niet iedereen was het met de voorzichtige aanpak van de leiders van de broederschap eens. Er kwamen militante afscheuringen, zoals Jihad, de beweging die in 1981 Sadat vermoordde wegens het vredesverdrag dat hij in 1979 met Israël had gesloten, en de Islamitische Groep, die jaren lang in het centrum en zuiden van het land een guerrilla zou voeren.
Hosni Mubarak volgde Sadat op en zette diens politiek van islamisering van de publieke ruimte voort om de islamisten te sussen. Onder Mubarak werd wat er nog restte van de landhervorming volledig ongedaan gemaakt, met steun van de Moslimbroederschap en hele islamitische establishment (de groot-mufti van de republiek, de sjeiks van de Al-Azhar-universiteit, die toonaangevend is in de hele islamitische wereld). De voormalige grootgrondbezitters kregen hun land terug. Met andere woorden de feodaliteit werd hersteld. De zelfstandige boeren werden terug uitgebuite landarbeiders.
Ook kon om het even welke advocaat een proces beginnen wegens geloofsafval tegen moslimtegenstanders, die volgens hem niet strikt genoeg in de leer waren. De relaties tussen moslims en de koptisch-christelijke minderheid van zo’n tien procent (8 miljoen mensen) verslechterden zienderogen, waarbij de autoriteiten (regering, gouverneurs, politie…) steeds de kant kozen van de moslims. Een illustratie daarvan is de bloedige aanslag op 31 december 2010 op een koptische kerk in Alexandrië, waarbij 21 doden en tientallen gewonden vielen. De kopten weigerden de rouwbetuigingen van de president, regering en andere hoogwaardigheidsbekleders te aanvaarden. De Moslimbroederschap nam afstand van de aanslagen op christenen, maar was op zijn minst medeverantwoordelijk voor het verslechterende klimaat voor de kopten.
De broederschap bouwde, terwijl alles wat nationalistisch en links was gesaboteerd werd, haar macht verder uit. Zo werd ze de enige echte politieke oppositie, die, omdat ze nog altijd verboden bleef, via “onafhankelijke kandidaten” in 2005 nog 88 parlementszetels (op 454) kon veroveren. Bij de verkiezingen van november-december vorig jaar echter, vond Mubarak, 82, het in het vooruitzicht van de overdracht van het presidentschap later dit jaar aan zijn zoon Gamal, beter geen oppositie meer toe te laten in het parlement. Resultaat: geen enkele moslimbroeder meer op de parlementsbanken.
Zelfgenoegzame gerontocratie
De voorbije jaren waren er intern problemen in de broederschap. Vele leden beschuldigden de leiding ervan een zelfgenoegzame gerontocratie te zijn geworden. Hetzelfde verwijt van ledige zelfgenoegzaamheid kreeg de Moslimbroederschap in Gaza, waar ze zelfs financiële steun van Israël tegen Yasser Arafats actieve Fattah-beweging kreeg. Volgens de broeders in Gaza zouden alle problemen wel vanzelf opgelost geraken eens alle islamitische landen geherislamiseerd zouden zijn… Die quiëtistische houding (2) was niet meer vol te houden toen in 1987 de eerste Palestijnse intifada tegen de Israëlische bezetting uitbrak. De broederschap dreigde gewoonweg van de kaart geveegd te worden als ze bij haar immobilisme en weigering van verzet bleef. Om dat te vermijden richtte ze het succesvolle Islamitisch Verzet (Hamas) op, dat nu op niet al te democratische wijze de plak zwaait in de Gazastrook.
Vorig jaar kwam er in Egypte ook verandering met de zeer woelige verkiezing van Mohammed Badie tot nieuwe leider van de Moslimbroederschap. Met hem zou de meer militante strekking van aanhangers van Sayyid Qutb de leiding in handen hebben genomen. (3) Nu mag het doodvonnis van 1966 tegen Sayyid Qutb in hoge mate betwistbaar zijn, maar Qutb was wel een principieel voorstander van geweld. Zo mogen volgens hem leiders die de sharia niet invoeren worden gedood omdat ze geen echte moslims zouden zijn. De moordenaars van Sadat waren geïnspireerd door de leer van Qutb.
Dat alles wil niet zeggen dat de broederschap met zekerheid weer echt militant gaat worden. Maar de verleiding zal groot zijn bij een ruime overwinning in de parlementsverkiezingen, zoals de katholieke clerus dat in België vergeefs probeerde, “op democratische manier” de “wil van het volk” uit te voeren door de sharia, die nu al de “voornaamste bron” van de Egyptische wetgeving is, de enige bron te maken. Met andere woorden, de democratie zou wel eens een bus kunnen zijn, waarvan men afstapt eens het doel is bereikt.
Verzet zal er alleen komen van een beperkte elite, want ook bij de “religieuze burgerij” staat de broederschap sterk: de invloedrijke beroepsverenigingen van dokters, ingenieurs, advocaten… worden door haar beheerst. En de grote massa is zeker niet tegen de sharia. Het is ontstellend te lezen dat 80% van de ondervraagden zich in een opiniepeiling uitspraken voor steniging van overspeligen. Egypte is nu eenmaal een land, waar een kleine helft van de bevolking analfabeet is en moet rondkomen met 2 dollar per dag. Democratie is geen prioriteit voor mensen zonder geld en zonder opleiding.(4) Echt verzet zal er pas op termijn kunnen komen als ook de Moslimbroeders de problemen van armoede en werkloosheid niet kunnen oplossen – wat zeer waarschijnlijk is gezien hun ideologie. Die steunt niet op sociale rechtvaardigheid, maar op liefdadigheid om de ergste noden te lenigen, en om de mensen aan zich te binden.
Hassan al-Turabi
Dat het oppassen blijft, bewijst ook het voorbeeld van Hassan al-Turabi, de leider van de Moslimbroederschap in Soedan. Deze telg van een welstellende familie ging na zijn opleiding aan de universiteit van Khartoem een jaar rechten studeren in Londen om daarna een doctoraat in de rechten te gaan behalen aan de Sorbonne in Partij. Dankzij een beurs reisde hij vervolgens geruime tijd rond in de Verenigde Staten.
In tegenstelling tot Sayyid Qutb, die aan zijn verblijf in de States, een grondige afkeer van het Westen overhield (onder meer alcohol en vrije vrouwen verafschuwd hij), wilde al-Turabi het beste van het Westen combineren met een hedendaagse, progressieve islam. Hij toonde zich een groot voorstander van democratie en vrije meningsuiting. Althans tegenover de buitenwereld. In Soedan werd hij nog onder het bewind van generaal Jafar al-Noemeiri (1969-1985), die begon als Arabisch socialist en in 1972 een vredesakkoord sloot met het opstandige zuiden, dat tien jaar stond zou houden, een machtig man. In 1979 werd al-Turabi minister van Justitie en begon al snel plannen uit te werken voor de invoering van de sharia, die vier jaar later door de politiek belaagde en daarom in islamistisch vaarwater verzeilde Noemeiri, werd uitgevaardigd. Ook in het animistische en christelijke zuiden.
In de verkiezingen van 1986, een jaar na de afzetting van Noemeiri, moest al-Turabi de duimen leggen tegen de twee traditionele partijen, de Umma en de Democratisch Unionistische Partij. Hij begreep dat hij nooit via democratie aan de macht zou komen. Daarom begon hij met militairen, zoals de huidige president Omar al-Bashir, samen te zweren. Na de staatsgreep van al-Bashir in 1989, werd al-Turabi de sterke man. En de Soedanezen zullen het geweten hebben: gedaan met democratie en vrije meningsuiting. Elke oppositie werd hardnekkig bestrijden, met massale arrestaties, foltering en executies. Een groot deel van de Soedanese elite zag zich verplicht het land te verlaten. De oorlog tegen het zuiden werd opgevoerd. Al-Turabi haalde radicalen – zoals Osama bin-Laden en de Palestijnse terrorist Aboe Nidal – naar Soedan en organiseerde in Khartoem ook congressen van extremisten allerhande. De andere leiders begonnen het te veel van het goede te vinden en na een ruzie met al-Bashir in 1999 werd al-Turabi van zijn functies ontheven en raakte voor enkele jaren in de gevangenis. Maar hij blijft nog altijd een invloedrijk en machtig figuur. Hij wordt met de vinger gewezen in het uitbreken van de oorlog in Darfoer in 1993. In deze westelijke regio van Soedan stond Turabi’s grote rivaal, de Umma-partij van de mahdisten die in de 19de eeuw de Britten voor jaren uit Soedan wisten te verdrijven, altijd sterk. Een traditie die het gevolg van het feit dat vele Darfoeri’s deelnamen aan de opstand van de mahdi (verlosser) Mohammed Ahmad ibn Abdallah en aan de verovering van Khartoem in 1885. Uit wraak zou hij Afrikaans-islamitische stammen in Darfoer tot gewelddadig verzet tegen de Arabische stammen hebben aangezet.
Al-Turabi’s verklaringen over vrijheid, democratie en progressieve islam, bleken uiteindelijk gewoon leugens te zijn geweest. Zullen die van de Egyptische broeders dat ook zijn, of worden ze echt een islamitisch-democratische partij zoals de Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) in Turkije?
(Uitpers nr. 129, 12de jg., maart 2011)
(1) Overgenomen in De Standaard van 12-13 februari 2011: Mohammed Mursi, Een revolutie van Egypte, niet van de Moslimbroeders.
(2) Het quiëtisme is een christelijke strekking van passieve berusting, waarbij alles maar aan God wordt overgelaten.
(3) Zie hierover Gilles Paris, Le pouvoir égyptien se résigne aà acoorder un rôle politique aux Frères musulmans, in Le Monde, 8 februari 2011.