‘Sport en het goede leven ’ is een merkwaardig boek waarin de auteur uit verschillende vaatjes weet te tappen die er een zeer bijzondere eigenheid aan geven: het is deels badinerend geschreven zoals je van een goede column mag verwachten, maar sommige, meestal langere bijdragen krijgen een bijzondere toon die even naar een filosofisch essay neigen, maar doordat Van den Bossche daartussen vrolijk rondfietst blijft het allemaal zeer behapbaar.
‘Help, een filosoof die zweet!’
Filosoferen is een ernstige hersenactiviteit die meestal beoefend wordt met diepe fronsen in het voorhoofd. Dat is althans het stereotiepe beeld van de westerse wijsgeer. Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir bijvoorbeeld die in hun stamkroeg café de Flore aan de Boulevard Saint-Germain pijp en sigaretten rokend diepzinnige gesprekken voerden zijn daar mooie voorbeelden van. Een filosoof zweet niet: hij denkt… en leeft ongezond (denk ik er dan bij).
Een filosoof zweet niet: Dat vindt de Brusselse filosoof Marc Van Bossche alvast niet, maar hij is dan waarschijnlijk ook een buitenbeentje in de filosofengilde. Het langere stuk met de ironische titel ‘Help, een filosoof die zweet!’ uit zijn bundel ‘Sport en het goede leven’ maakt daar allusie op. Deze hoogleraar cultuurfilosofie aan de Vrije Universiteit van Brussel heeft er geen moeite mee om zijn sporttruitje nat te maken. Dat hij wat heeft met duursporten outte hij al eerder in ‘Wielrennen’ (2005) en ‘Sport als levenskunst’ (2010), maar ook in het zeer ontroerende ‘Leven na de dood, Dagboek van een rouwproces’ ( 2014) kwam de beklimming van de Mont Ventoux om de hoek kijken. Op vraag van het tijdschrift ‘Sporta Magazine’ begon hij columns te schrijven, die samen met andere verhalen of fragmenten uit boeken, gebundeld werden tot ‘Sport en het goede leven’.
Denken met het lijf
Een filosoof die zweet, kan dat wel? Ja, dat moet, schrijft Van den Bossche, want denken doe je ook met je lijf. Lijfelijkheid speelt een eminente rol in zijn filosofisch werk en in zijn schrijven. ‘Soms als ik met een of ander filosofisch probleem worstel, ga ik fietsen en kom nagenoeg altijd met een opgelost probleem thuis… Fascinerender vind ik de ‘wilde’ ideeën die ik krijg tijdens het hardlopen of fietsen. Ideeën om een boek te schrijven of een artikel bijvoorbeeld.’ (p. 12)
Tussen haakjes zegt hij ergens lapidair: “Zet het maar op mijn grafzerk: ‘Hij dacht per velo.’” De fameuze uitspraak van Descartes ‘Ik denk, dus ik ben’ zag hij liever veranderd in: ‘ik voel dus ik ben’. ‘Eerst is er het lichaam dat zich als een soort seismograaf op de hoogte stelt van een omringende sfeer, van wat op ons afkomt. Nadien, en pas, nadien, komt het denken tot stand.’ (p. 36) Op verschillende plaatsen in de tekst en met veel, zeer sprekende eigen voorbeelden – de auteur die ook een goede amateur renner en duurloper is gaat uit van eigen lichamelijke ervaringen – presenteert hij zich als de zwetende filosoof. In het langste stuk uit het boek ‘Help, een filosoof die zweet! vindt hij steun bij het pragmatisme, een filosofisch stroming die vooral in de VS ingang vond, om aan te geven dat filosofie meer is dan een gegoochel met een hermetisch jargon. Hij verwijst daarvoor naar William James en John Dewey die stellen dat filosofie oneindig veel meer is dan een academische bezigheid van daartoe opgeleide professionals. ‘Filosofie is tegelijkertijd het meest sublieme en het meest triviale binnen het menselijk reilen en zeilen. Met filosofie kan je geen brood bakken, zegt James, maar ze kan wel onze ziel met moed vervullen.’ (p. 55)
Het goede leven
En wat heeft sport dan wel met het goede leven te maken? Van den Bossche: ‘Volharding, kunnen lijden, doorzetten, het gevoel van geluk na de inspanning, het één zijn met je lijf… Dat doet sport passen in een goed leven.’ (p.48) Sport en zelfzorg, levenskunst en het goede leven zijn met elkaar verbonden, dat is zijn stelling. ‘De zoektocht naar een goed en gelukkig leven, de queeste die ook onze oud-Griekse filosofen dreef, heeft alle uitstaans met zelfzorg, wat betekent: zorg voor het lichaam, en dus voor onze emotionele en geestelijke huishouding.’ (p. 11) Hoewel Van den Bossche herhaaldelijk verwijst naar Griekse filosofen is hij toch spaarzaam met ‘Een gezonde geest in een gezond lichaam’, niet omdat die uitspraak niet beantwoordt aan zijn stelling maar omdat het een torenhoog cliché is geworden dat hem wat te braaf klinkt. Liever wil hij spreken over ‘een bruisende geest in een bruisend lichaam’. Van den Bossche wil ernaar streven de fysieke inspanning tot onderdeel te maken van het dagelijkse leven en dan komt hij tot zeer eigen, creatieve omschrijvingen: ‘Waar de filosofische atleet, de peinzende fietser, de tweewielende Plato zich op richten, is het verbeteren van de kwaliteit van de onmiddellijke omgeving.’ (p. 59)
Sillitoe en Nietzsche
Om die ‘Kleine filosofie van de duursport’ bij elkaar te schrijven doet hij een beroep op zijn eigen ervaringen als getrainde – soms meer, soms minder – fietser en langeafstandloper waardoor het een ik-verhaal wordt van een sporter die zijn filosofisch vocabularium in de achterzak van zijn rennerstrui laat, maar die het uiteraard niet laten kan om uitvoerig te verwijzen naar filosofische en literaire voorbeelden. Zo verwijst hij in de mooie column ‘Authenticiteit’ naar de roman ‘De eenzaamheid van de langeafstandloper’ van Allan Sillitoe, waarin de Engelse auteur een hoofdpersonage schetst die zijn problematische opvoeding achter zich kan laten door zijn looptrainingen. Zo leert hij zijn waarde als loper kennen en daardoor kan hij afstand nemen van die achtergrond. Ook Nietzsche krijgt als een van de weinige filosofen allerlei quotes van de auteur omdat de Duitse wijsgeer als niet een de lichamelijkheid voorstond – we denken met onze voeten, schreef hij – en dat ook als groot wandelaar dagelijks illustreerde. Terloops gaat Van den Bossche ook wel in op het wandelen ‘als een voertuig van de kennis’, maar toch is hij voornamelijk een fietser en een hardloper, van de snellere sporten dus dan de vijf kilometer per uur van de wandelaar die daardoor ook toch nog met een andere blik naar de natuur kan kijken dan zijn snellere sporter. Hij vermeldt wel terloops een ouder werk van Robert MacFarlane, maar auteurs als Rebecca Solnit (‘Wanderlust’) en Ton Lemaire (‘Wandelerwijs e. a.) zouden hier zeker ook op hun plaats geweest zijn.
De levensschool van de sport
‘Sport en het goede leven’ is een merkwaardig boek waarin de auteur uit verschillende vaatjes weet te tappen die er een zeer bijzondere eigenheid aan geven: het is deels badinerend geschreven zoals je van een goede column mag verwachten, meestal langere bijdragen krijgen een bijzondere toon die even naar een filosofisch essay neigen, maar doordat Van den Bossche daartussen vrolijk rondfietst blijft het allemaal zeer behapbaar. Niet alle teksten zijn even sterk. Dat kun je ook niet verwachten in een bundeling van tientallen stukken en stukjes. Als je ze allemaal na elkaar leest – wat niet wenselijk is – merk je dat de auteur zich nogal eens herhaalt, maar meestal spat niet alleen het slijk van zijn fietsbanden in het rond, maar ook het plezier van het schrijven dat zeker aanwezig is bij de ex-journalist die Marc Van den Bossche ook is (geweest). De lezer moet maar zelf zijn keuze maken en hij zal zeker pareltjes ontmoeten als naar mijn smaak ‘Iets over traagheid’, ‘Overleven’, ‘De weg’ en het zeer ontroerende ‘Verwerken’ en ook ‘De ode aan de sportschool’ waarin je nooit afstudeert. In dit stuk vervelt de atleet (die Van den Bossche niet wil zijn) zeer duidelijk tot – wat hij eigenlijk heel de tijd doet – iemand die reflecteert over de menselijke existentie. Volgens hem mag je in de school van de sport best minder gaan presteren, want dat is de prijs van de menselijke eindigheid. ‘Waarom vechten tegen die eindigheid, laat staan ze ontkennen?’ vraagt de fietsende filosoof zich af. Hij is nu zestig en dat weet vooral zijn lichaam heel goed als hij nog eens volle gas wil geven. Het lijf voelt en denkt in zijn plaats. Ik heb ongeveer eenzelfde profiel als Marc Van den Bossche en ik herken zeer goed wat hij beschrijft en bedoelt met ‘de wijsheid van het lichaam’. Daarom ook werd ik aangetrokken door de titel van dit boek.
Mijn verwachtingen werden helemaal ingelost.