Het Turkse Grondwettelijke Hof heeft op 11 december de DTP,de Partij voor een Democratische Samenleving, verboden. De DTP was de enige politieke partij met 21 parlementsleden die opkwam voor de rechten van de Koerden in Turkije. Hiermee is de DTP de 6de politieke pro-Koerdische partij die verboden wordt.
Gezien de kiesdrempel van tien procent, hadden de DTP-kandidaten er in juli 2007 bij de parlementsverkiezingen voor gekozen om als onafhankelijke naar de kiezer te gaan. Zo waren ze met 21 verkozenen in het parlement geraakt. Later vormden ze samen met nog een onafhankelijke uit Istanbul, de DTP-fractie.
Deze politieke beslissing toont aan hoe serieus de Turkse regering bezig is met de zogenaamde “democratische opening” die een einde wilde maken aan het vijfentwintig jarig conflict en de Koerdische kwestie wilde oplossen. Nogmaals is dit een bewijs dat Turkije nog ver af staat van een democratie en er nog veel nodig is om het lidmaatschap van de EU te verdienen.
Sinds weken voert de Turkse regering een harde repressie tegen de Koerden. Op alle vlakken krijgen de Koerden te maken met onmenselijke praktijken. 924 arrestaties door de Turkse veiligheidsdiensten bewijst deze harde repressie op de Koerden.
Naast het verbod op de partij, legde het hof aan 37 leden ook een verbod op om zich de komende vijf jaar aan te sluiten bij een andere politieke partij. Ook heeft men de parlementaire immuniteit van twee parlementsleden, de voorzitter Ahmet Türk en Aysel Tugluk, afgenomen en heeft de Schatkist de bezittingen van de partij in beslag genomen.
Bovendien bevinden zich onder de leden van de DTP die verbannen worden uit het politieke leven ook Leyla Zana, de Koerdische politica die reeds tien jaar gevangen zat en wiens strijd bekroond werd met de Sakharov Prijs van het Europees Parlement, en Selim Sadak, de huidige burgemeester van Siirt. Beide werden in 1994 veroordeeld omdat ze hun eed in het Turkse parlement aflegden in het Koerdisch.
De voorzitter van het Hof, Hasim Kiliç, had tijdens een persconferentie verklaard dat men na vier dagen beraadslaging had beslist om de DTP te ontbinden omdat de partij een ‘haard van schadelijke activiteiten was geworden voor de onafhankelijkheid en voor de onverdeelbare eenheid van de staat”. (artikels 101 en 102 van de Grondwet). De beslissing werd met unanimiteit door de elf rechters genomen.
Ook premier Erdogan had maandag, juist voor de beslissing van het Constitutioneel Hof, de DTP ervan beschuldigd zich te identificeren met ‘gewapende rebellie’ [van de Koerdische Arbeiderspartij, PKK, nvdr].
Na het verdict heeft Ahmet Türk herhaald dat deze beslissing het leed nog zou verdiepen. “Het is duidelijk dat het sluiten van de weg naar een democratisch beleid het leed nog zal verdiepen (…) Turkije kan deze kwestie (de Koerdische, nvdr.) niet oplossen door een partij te verbieden”, verklaarde hij aan de pers.
De meest eigenaardige situatie is dat zowel de regerende Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (AKP) als de twee partijen in oppositie dit verbod toejuichten. Toch werden alle drie partijen zelf reeds het slachtoffer van dit repressief beleid en het justitieapparaat. Volgens president Gül was deze beslissing gegrond en ook de belangrijkste oppositiepartij, de Republikeinse Volkspartij (CHP) stelde dat deze beslissing juist en gefundeerd was.
De DTP-verkozenen, 21 parlementsleden, namen na het verdict eenparig de beslissing zich uit het parlementair werk terug te komen. Als reden hiervoor werd gegeven: “De staat, de regering, de regeringspartij AKP en de twee oppositiepartijen, de CHP en de Partij van Nationale Actie (MHP), hebben van in het begin een repressieve houding aangenomen. Geen van hen kon aanvaarden dat we, als verdedigers van een democratische samenleving, op zoveel volkssteun in de Koerdische regio konden rekenen.” De DTP is de grootste partij in de Koerdische regio. En van in het begin hebben de militairen hun ongenoegen geuit tegen de aanwezigheid van de DTP verkozenen in het parlement.
Op 18 december echter besloten de DTP-parlementsleden toch zich niet monddood te laten maken. Twee van hen kregen, zoals hierboven gezegd, voor vijf jaar een verbod om aan partijpolitiek te doen. De 19 overige besloten toe te treden tot de nieuwe pro-Koerdische Partij voor Vrede en Democratie (BDP) en hun werk in het parlement voort te zetten. De vooruitziende Koerdische leiders hadden al in 2008, toen procureur-generaal Abdurrahman Yalçinkaya een procedure opende tegen de DTP, de statuten voor de nieuwe partij neergelegd.
Hoe de 98 verkozen burgemeesters van de DTP gaan reageren valt nog af te wachten. Er wordt verwacht dat ze hun werk zullen voortzetten om zo “de wil en de poging van de unitaristisch-militaire machthebbers om de democratische strijd te blokkeren te doen mislukken”.
De DTP kaderleden die vanaf vandaag gedurende vijf jaar een politiek verbod krijgen zijn:
Abdulkadir Fýrat, Abdullah Ýsnaç, Ahmet Ay, Ahmet Ertak, Ahmet Türk, Ali Bozan, Ayhan Ayaz, Aydýn Budak, Ayhan Karabulut, Aysel Tuðluk, Bedri Fýrat, Cemal Kuhak, Deniz Yeþilyurt, Ferhan Türk, Fettah Dadaþ, Hacý Üzen, Halit Kahraman, Hatice Adýbelli, Hüsey
in Bektaþoðlu, Hüseyin Kalkan, Ýzzet Belge, Kemal Aktaþ, Leyla Zana, Mehmet Veysi Dilekçi, Metin Tekçe, Murat Avcý, Murat Taþ, Musa Farisoðlullarý, Necdet Atalay, Nurettin Demirtaþ en Selim Sadak.Deze onjuiste beslissing van de Turkse justitie toont nogmaals aan dat dit land nog steeds ver is van het respecteren van de democratische criteria. Het is nu aan de Europese instellingen om krachtig te reageren tegen dit onrecht die het Koerdische volk het recht ontneemt om zich te vertegenwoordigen in het politieke leven van Turkije en Europa.
In een persmededeling had het Zweedse EU-voorzitterschap zich ‘bezorgd’ verklaard over de beslissing van het Turkse grondwettelijk hof: “Het verbod van een politieke partij is een uitzonderlijke maatregel die met enige behoedzaamheid moet worden genomen. De Europese Unie roept Turkije op, een land dat zijn toetreding (tot de EU) onderhandelt, om grondwettelijke maatregelen te nemen om haar wetgeving betreffende de politieke partijen in overeenkomst te brengen met de Europese regels”.
Eigenlijk zou de Europese Unie echter een radicaal standpunt moeten innemen en Ankara moeten informeren dat de toetredingsonderhandelingen zouden stopgezet moeten worden indien er geen fundamentele wijzigingen komen in de grondwet en de Turkse wetgeving.
(Uitpers nr. 116, 11de jg., januari 2010)
Derwich M. Ferho is directeur van het Koerdisch Instituut te Brussel