De verliezers van het Franse referendum over de “Grondwet” voor de EU waren de avond van 29 mei slechte verliezers. De neen-stemmers hadden tegenstrijdige motieven, het was een heterogeen ‘allegaartje’, ze stemden in feite over het beleid van president Chirac en vooral van premier Raffarin, enz.
Alsof het regeringsbeleid en die Grondwet niets met elkaar te maken hebben. Ze vertrekken beide van dezelfde liberale principes, van het dogma van de vrije markt waarvan de Fransen, en zoveel andere Europeanen, aan den lijve de nadelen ondervinden. De verwerping van die “Grondwet” en van het regeringsbeleid gebeurde gewoon in één adem, het gaat om hetzelfde.
De analyse van de uitslagen gaf duidelijk aan dat dit een “nee” was aan delocalisaties, precaire arbeidsomstandigheden, flexibiliteit, werkloosheid, neerwaartse druk op lonen en arbeidsvoorwaarden (zoals arbeidsduur). Het establishment van ‘ja’ trachtte het voor te stellen alsof het rurale Frankrijk had tegengestemd, terwijl de moderne stedelijke wereld voor stemde.
Dit is een compleet vertekend beeld van de werkelijkheid. De nee is in overgrote meerderheid een linkse nee, met meer dan twee derde van de loon- en weddetrekkenden die tegen stemden, met een grote meerderheid van socialistische en groene kiezers die tegen het advies van de partijleidingen in nee stemden. Zestig procent van de jonge kiezers stemde ook nee, en met kennis van zaken. Want aan dat referendum was, vooral dankzij de linkse neen, een zeer ruim massaal debat over de inhoud en betekenis van die “Grondwet” voorafgegaan.
Maar zo werkt onze democratie niet. Nog dezelfde avond deed president Jacques Chirac alsof er alleen maar “een signaal” was gegeven, terwijl het toch ging om de afwijzing van de ratificatie. Hij weigerde daar echter de conclusie uit te trekken. Zoals ook de Luxemburgse premier Juncker, voorzitter van de EU, botweg verklaarde dat het proces van ratificatie doorgaat, daarin bijgetreden door de Belgische minister van Buitenlandse Zaken Karel De Gucht en Jean-Luc Dehaene, medeopsteller van die Grondwet. We zullen eind 2006 wel zien, zei Juncker.
Niemand van die fervente voorstanders van een liberaal Europa kreeg het over de lippen dat de meerderheid van de Fransen hun liberale recepten heeft verworpen. Het nee-kamp was heterogeen? Dat was ook het ja-kamp, daar zaten ook kiezers tussen aan wie de leiding van de socialistische PS dag in dag uit had verteld dat die “Grondwet” precies moest helpen om dat liberalisme wat socialer te maken, dat dit dus een stap was naar een sociaal Europa. Geen van die PS of groene leiders die eraan dacht een stap terug te zetten. Integendeel, de groene voorman Noël Mamère reageerde voor zijn doen ongemeen arrogant op de nederlaag.
Democratie op maat
Onmiddellijk na de resultaten, kwam al de suggestie naar voor of de Fransen volgend jaar toch niet een tweede keer zouden moeten gaan stemmen om hun vergissing ongedaan te maken. Het lijkt surrealistisch, maar niet irreëel.
Want we beleven met de Europese Unie toch wel enkele merkwaardige staaltjes van democratie op maat. Waar het risico te groot is dat verkeerd bij voorbeeld “communautair” wordt gestemd (dixit Anne Van Lancker), komt er geen referendum (België). In landen waar “verkeerd” werd gestemd, moesten de kiezers terug naar de stembus tot ze goed stemden (Denemarken, Ierland). Of waar tot verrassing van de regeerders het resultaat de verkeerde kant opgaat (Frankrijk, Nederland) wordt bij voorbaat gezegd dat “Europa toch zal doorgaan” of wordt ook al gesuggereerd een tweede ronde te houden. Wie zou hierbij niet denken aan de woorden van Bertold Brecht die suggereerde dat als het volk zo dwars blijft liggen, de regeerders het volk moeten ontbinden en er een nieuw aanstellen (DDR). Tot het volk gewillig is.
Mediamatraquage
Zowel in Frankrijk als België is rond die “Grondwet” ook de volgzaamheid van veel media duidelijker dan ooit geworden.
Het Franse parlementair systeem kreeg zelden zoveel lof op zijn rol als in de aan loop tot het referendum over de Europese “grondwet”. Het speciaal bijeengeroepen Congrès had op 28 februari 2005 in Versailles met een overweldigende meerderheid, bijna 92%, de wijzigingen aan de Franse grondwet goedgekeurd om de weg te effenen voor de ratificatie bij referendum. Maar toen in maart ineens bleek dat er misschien een meerderheid van de Fransen “nee” zou stemmen, trokken de overgrote meerderheid van politici en bijna alle mediabazen alle registers open om de Fransen van mening te doen veranderen en om te betreuren dat het parlement zijn rol niet had gespeeld.
Volgens een peiling begin mei 2005 was slechts 31 % van de Fransen van mening dat de media onafhankelijk staan ten opzichte van de politiek. Na het spektakel dat de media in de maanden daarvóór boden, is dat nog relatief veel. De Franse media hebben, op weinig uitzonderingen na, in die campagne alleszins veel geloofwaardigheid verloren.
Commentaren, opiniebijdragen, berichtgeving het ging allemaal dezelfde kant uit: Frankrijk moet en zal ja stemmen, het nee is een onvoorstelbare catastrofe voor Frankrijk. Frankrijk zal geïsoleerd staan in Europa, de Europese eenmaking wordt voor misschien wel generaties teruggeslagen, er is geen andere weg. Enzovoort. Toen gewezen EU-Commissievoorzitter Jacques Delors, een fel voorstander van die “Grondwet”, zo onvoorzichtig was om even te opperen dat er wel een “plan B” bestond om bij afwijzing toch weer te gaan onderhandelen over wijzigingen aan die Grondwet, slikte hij dat snel in. Want de voorstanders herhaalden elke dag weer in koor dat er geen plan B was, het is deze Grondwet of niets.
De berichtgeving was meer dan gekleurd. Gewezen premier Laurent Fabius, die in 1983 de socialistische partijgenoot Pierre Mauroy opvolgde en een liberale koers insloeg, voerde actief campagne tegen de “Grondwet”. Hij kreeg in dag- en weekbladen, op radio en tv, ook in de berichtgeving bakken kritiek te slikken. Kranten die prat gaan op kwaliteit, zoals Le Figaro en Le Monde, mengden schaamteloos commentaar in hun berichten om Fabius’ geloofwaardigheid aan te tasten.
Niet alle journalisten waren daar echter gelukkig mee, zo bleek al snel uit protesten in redacties. Maar de uitgevers oefenden erg zware druk uit om iedereen in de ja-pas te doen lopen. Een groot deel van de redactie van ‘Ouest-France’, het grootste dagblad van het land, protesteerde tegen het onevenwicht ten voordele van ja opgelegd door de baas, François-Régis Hutin. Bij ‘Libération’ was de helft van de redactie ongelukkig met de ja-lijn van de editorialisten. Bij Le Figaro wou de nieuwe baas Serge Dassault, senator van de rechtse UMP, het ja over de ganse lijn opleggen, maar het verzet was te groot, hij moest terugkrabbelen. Bij Le Monde, waar grote baas Jean-Marie Colombiani in speciale editorialen opriep ja te stemmen, rommelde het ook. Twee derde van de opiniebijdragen waren ten gunste van ja, terwijl het nee-kamp de hele tijd zeer karikaturaal werd afgeschilderd, een “kwaliteitskrant” zeer onwaardig. Idem voor het weekblad ‘Le Nouvel Observateur’ dat nee afdeed als “irrationeel”. Op radio en tv kreeg het ja-kamp beduidend meer tijd dan nee.
Wat nu met links?
Twee derde van de linkse kiezers hebben ‘nee’ gezegd, uit volle overtuiging, met kennis van zaken en ondanks de oproepen van de leiding van PS en van de groenen (les Verts) die alle registers opentrokken om hun angst aan te jagen. Het merkwaardige is dat de ja-chefs hun tegenstanders de hele tijd verweten de kiezers angst aan te jagen. De linkse verdedigers van ‘nee’ kregen harde verwijten. Martine Aubry, een kopstuk van de PS, had het over een populisme dat Italië indertijd ‘je weet wel waar’ had gebracht, verwijzend naar Mussolini.
Zij kregen volop steun van hun geestesverwanten uit het buitenland. De Duitse kanselier Schröder, de Spaanse premier Zapatero, kleinere garnalen zoals Mia De Vits en Anne Van Lancker snelden toe om het ja te ondersteunen. De leiding van het Europees Vakverbond (EVV) trok zich niets aan van democratische raadpleging en steunde het ja, ook al waren enkele Franse organisaties die lid zijn van het EVV het daar absoluut niet mee eens (en voerden ze, zoals ook Georges Debunne, actief campagne voor nee).
Die matraquage heeft niet mogen baten. De leidingen van PS en groenen zijn door hun kiezers afgewezen. Toch doen die leiders alsof zij hoe dan ook gelijk hebben en met hun beleid moeten doorgaan. Maar intussen is er in de campagne een eenheidsdynamiek ontstaan rond de communistische PCF, de trotskistische LCR, een groot deel van de PS, een groot deel van de groenen, de andersglobalistische bewegingen waaronder Attac, de Confédération Paysanne van José Bové en talrijke andere bewegingen. Met de zege van nee zijn de krachtsverhoudingen binnen links gewijzigd, vooral omdat de kans bestaat dat de zege van nee een stimulans is voor de sociale acties. Door de zege van nee is het zogenaamde ‘liberaal-socialisme’ in een zware crisis gedompeld.
En België?
“België heeft de kans op een breed debat over de Grondwet gemist”, zei Europarlementslid Anne Van Lancker (sp.a) in De Morgen (28 mei 2005). Haar partij is er nochtans mee verantwoordelijk voor dat er in België geen referendum kwam. Van Lancker zei dat het risico echter te groot was, want dat zou weer tot communautaire problemen hebben geleid, met Vlamingen die in meerderheid xenofoob stemmen. “In België riskeerde het meteen voor een pijnlijke communautaire kloof te zorgen, zoals met de Koningskwestie destijds. Vlaanderen zou wellicht massaal voor de xenofobe stem gegaan zijn”. Voilà, ‘t is weer de schuld van die xenofobe Vlamingen dat de bevolking van dit land zich niet mocht uitspreken over die Grondwet. In feite had men schrik dat de kiezers in België “verkeerd”, namelijk nee, zouden stemmen.
Maar de Belgische regering weet blijkbaar toch hoe de Belgen zouden hebben gestemd. Het geld voor de organisatie van een referendum is besteed aan een dure reclamecampagne die ons vertelt dat 7 Belgen op 10 voor de Grondwet zijn. Het enige wat vaststaat, is dat 10 op 10 hun mening niet wordt gevraagd. Van een grondig debat is het parlement hebben we intussen ook niet veel gezien, de vertegenwoordigers van het volk keurde die “Grondwet” op een drafje goed en stuurden die gauw door deelparlementen waar wellicht meer tijd wordt uitgetrokken voor een debat over een jeugdclub die geen lokaal vindt dan voor een debat over een tekst die de Europese Unie voor generaties in een liberaal keurslijf dwingt.
(Uitpers, nr. 65, 6de jg., juni 2005)